Uranium doet België draaien, maar verwoest Niger
Lucas Destrijcker & Mahadi Diouara
14 maart 2017
Een derde van de lampen in Frankrijk brandt dankzij uranium ontgonnen in Niger. Het gele goedje uit de Sahel komt ook op de Belgische energiemarkt terecht. De Nigerese mijnbouwgemeenschap leeft daardoor echter zonder stromend water en met voortdurende stroomuitval, maar veel erger nog: tussen radioactieve vervuiling.
© Lucas Destrijcker
‘Een journalist? Onderweg naar hier? Dat is al even geleden’, klinkt het aan de telefoon.
Fact sheet
— Het Commisssariat à l’Energie Atomique (CEA) en de Franse overheid bezitten resp. 62% en 22% van de aandelen van Areva. Het overheidsbedrijf Caisse des Dépots bezit 3% en de Kuweit Investment Authority zo’n 5%. In het totaal bezit de Franse overheid bijna 87% van de aandelen.
— Areva, actief in ruim 40 landen, is de enige multinational actief op de hele keten van kernenergie, van uraniumontginning tot verrijking en afbraak.
— Somaïr startte met ontginning in 1971 in Arlit en is een open mijn, met groeven tot 70 meter diep. In 2015 produceerde Somaïr 2509 ton uranium. De Cominakmijn is de grootste ondergrondse uraniummijn ter wereld en actief in Arlit sinds 1978. Met 250 kilometer aan tunnels op een diepte van 250 meter onder de aardoppervlakte produceerde Cominak 1607 ton uranium in 2015. Samen zorgen de mijnen in Arlit voor ongeveer de helft van de totale mondiale productie van Areva.
— Uit een parlementaire vraag uit 2006 blijkt dat de Belgische beheerder voor de nucleaire splijtstofcyclus het grootste deel van de benodigde hoeveelheden uranium voor haar kerncentrales aankoopt bij “gevestigde producenten” zoals Areva.
‘We verwelkomen je met open armen, maar alleen onder het voorwendsel dat je op bezoek bent om migranten op weg naar Algerije te interviewen. Als ze te weten komen dat je jouw neus in hun zaken steekt, is het verloren moeite.’
Voordat hij ophangt, volgt snel nog een laatste boodschap: ‘Wees voorzichtig onderweg, en probeer vooral niet te veel op te vallen.’
Diezelfde avond hobbelt de bus richting het beruchte noorden van Niger. Bestemming: de poort van de Sahara. Onderweg maakt de subtropische, drukkende hitte gestaag plaats voor verschroeiende droogte en eindeloze okerkleurige vlaktes. Zo’n twee dagen later passeren we eindelijk de toegangsboog waarop in roestige letters ‘Arlit’ geschreven staat.
De woestijnstad met zo’n 120.000 inwoners ligt in een van de meest desolate uithoeken van de Sahel, niet zo ver van de grens met Algerije. Het omringende gebied is het werkterrein van verschillende bandietenbendes en gewapende groeperingen, waaronder Al-Qaeda.
Arlit is als een artificiële oase met slechts één bestaansreden en overlevingsmiddel: uranium.
Arlit is als een artificiële oase met slechts één bestaansreden en overlevingsmiddel: uranium. Al sinds het begin van de jaren zeventig ontgint het Franse staatsbedrijf Areva massaal uranium in en rond de Nigerese mijnstad, waardoor het uitgroeide tot een van de grootste uraniumproducenten ter wereld. De twee mijnen rond Arlit, Somaïr en Cominak, waar om en bij de 3.000 Nigerese arbeiders werken, zorgen voor ongeveer de helft van de totale productie.
Een deel van het Nigerese uranium belandt ook bij ons. De Belgische kerncentrales draaien op uranaat aangekocht bij onder andere Areva en in 2015 werd 26% van het elektriciteitsverbruik in België geïmporteerd vanuit het buitenland, met Frankrijk – drie vierde van de Franse elektriciteit is afkomstig van kernenergie – als grootste leverancier.
Op bezoek in Arlit zien we de verwoestende gevolgen van de winning van die grondstof.
Hoe uranium Arlit in zijn greep houdt
Geradbraakt door de lange reis ontvangt de directeur van de Mouvement Unique des Organisations de la Société Civile d’Arlit (MUOSCA), de koepel van lokale milieu- en mensenrechtenorganisaties, ons in zijn groezelige kantoortje. In de hoek staat een aftandse ventilator vol spinnenwebben. Vragen of die nog werkt, lijkt overbodig. Bovendien is er geen stroom vandaag.
‘Moest Areva of de overheid weten dat je je neus in hun zaken steekt, zullen ze er alles aan doen om je werk te bemoeilijken,’ steekt Dan Ballan Mahaman Sani van wal. ‘Daarenboven zijn westerlingen een aantrekkelijk doelwit in deze regio. Reden te meer om onzichtbaar te blijven.’
Terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd wist, somt de Nigerese vijftiger enkele gebeurtenissen op: ‘In 2010 werden in Arlit zeven werknemers van Areva, waarvan vier Fransen, gekidnapt en maandenlang gegijzeld door milities van Al-Qaeda. In 2013 brachten twee terroristen zichzelf tot ontploffing naast een personeelsbus van Areva, met één dode en zestien gewonden tot gevolg. Kort daarvoor kwamen nog eens twintig mensen om het leven bij een aanslag op een militaire post ten zuiden van Arlit.’
Terwijl de jihadisten erin slaagden de grootste uraniummijnen van Afrika aan te vallen, hield de wereld haar adem in. Wat als radioactief materiaal in handen van de terroristen zou vallen? In datzelfde jaar won Areva ongehinderd 4.238 ton uranium in Arlit, bijna honderd ton meer dan twee jaar voordien.
Het laat volgens Dan Ballan maar zien hoezeer de Nigerese uraniumindustrie losstaat van de maatschappelijke context. Hij beweert namelijk dat het Franse mijnbouwbedrijf haar arbeiders in onmenswaardige omstandigheden tewerkstelt, de lokale bevolking laat verkommeren én het milieu verontreinigt met levensgevaarlijk radioactief afval dat vrijkomt tijdens het ontginningsproces.
‘Het water, de lucht en de grond zitten vol radiotoxische stoffen. Toch kunnen we er niets tegen doen.’
‘Mensen klagen over gezondheidsproblemen die hier twintig en dertig jaar geleden niet bestonden,’ legt een activist van MUOSCA uit. ‘Het water, de lucht en de grond zitten vol radiotoxische stoffen. Toch kunnen we er niets tegen doen.’
De geïsoleerde ligging van Arlit en de aanhoudende onveiligheid in de regio zou de energiegigant zelfs goed uitkomen, gelooft Dan Ballan: ‘Ngo’s of VN-agentschappen bestaan hier niet, en ook vanuit de Nigerese overheid hoeft Areva weinig weerstand te vrezen. We zijn letterlijk een vergeten gemeenschap, volledig overgeleverd aan de wil van de multinational.’
Hoe de Fransen hier terechtkwamen
Het is 2 februari 1968 en een historische dag in de jonge nederzetting van Arlit. De Franse overheid opent haar eerste uraniummijn, na jaren vooronderzoek in het gebied.
Uranium wordt ontgonnen in open kuilen, in ondergrondse mijnen of via plaatselijke uitloging. Hierbij komt er vanaf het begin een grote hoeveelheid afvalgesteente en zogenaamde tailings – een zanderig-slijmerige substantie — vrij, die radioactief zijn en verschillende radiotoxische stoffen bevatten.
In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog ontstond een ware wedloop naar de waardevolle grondstof. De Fransen ontgonnen eerst uraniumbronnen op het eigen grondgebied, maar na toenemend protest tegen de schadelijke gevolgen hiervan waren ze genoodzaakt hun pijlen elders op te richten.
De oude kolonies bleken hiervoor ideaal: ver genoeg van de tegenstribbelende publieke opinie, ver van al die lastige regulering. Verkennende studies gaven bovendien veelbelovende resultaten: de Sahel barstte van de waardevolle grondstof.
De eerste schop in het Nigerese okerkleurige zand ging gepaard met hoopvol handgeschud en de belofte van een eerlijke samenwerking tussen het minst ontwikkelde land ter wereld en haar voormalige kolonisator. Uranium werd als reddingsboei gezien voor het door armoede geteisterde land. ‘Arlit zal snel bekend staan als Le Petit Paris’, zwoeren de Fransen.
© Lucas Destrijcker
Wat dit Frankrijk én Niger oplevert
Volgens Oxfam Novib brandt minstens één derde van alle Franse lampen dankzij Nigerese uranium. Niger groeide ondertussen uit tot de vierde grootste uraniumproducent ter wereld, na Kazachstan, Canada en Australië.
Voor de ramp van Fukushima en de mondiale daling van de uraniumprijs – in 2015 liet Areva ‘slechts’ 4 miljard euro winst inschrijven — boekte Areva winsten tot bijna dubbel zo hoog als het bbp van Niger. In 2010 tikte Areva af op 9,1 miljard euro winst. In 2013 was dit zelfs 9,3 miljard euro. Sinds 2011 worstelt het Franse staatsbedrijf echter met hardnekkige verliezen, mede door enkele mislukte projecten in onder andere in Finland.
Maar er bestaat een enorme discrepantie tussen wat de producent binnenhaalt en wat het gastland er uiteindelijk aan overhoudt. Uit gegevens van de VN blijkt dat meer dan de helft van de jaarlijkse export in Niger dient voor de nucleaire industrie, toch beslaat de opbrengst hiervan slechts 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp), dat volgens de Wereldbank in 2015 zo’n 7 miljard euro besloeg. De jaarlijkse totaalwinsten van Areva liepen voor de mondiale daling van de uraniumprijs regelmatig op tot bijna het dubbele van de Nigerese schatkist.
De Nigerese mensenrechtenactivist Ali Idrissa wil dit gelijker trekken. Met zijn organisatie Réseau des Organisations pour la Transparence et l’Analyse Budgétaire (ROTAB) lukte het hem in 2005 inzage te krijgen in de deal van Areva met Niger. ‘Het zogenaamde “strategisch partnerschap” tussen Frankrijk en Niger houdt in dat Areva een hele reeks belastingen niet betaalt, zoals douane- en exportkosten, brandstof- en materiaaltaksen, en een omzetbelasting,’ vertelt hij.
Het moge duidelijk zijn: de Nigerese bevolking profiteert amper van zijn ondergrondse rijkdom.
Idrissa spoort de regering daarom aan een betere overeenkomst te sluiten, maar veel zoden bracht het voorlopig niet aan de dijk. Toen de Nigerese overheid de overeenkomst in 2014 wilde heronderhandelen, besloot Areva de productie enkele weken stil te leggen. De huidige Nigerese president Mahamadou Issoufou vergeleek het proces met koloniale praktijken.
Op de Human Development Index van de Verenigde Naties staat Niger al sinds jaar en dag op de 188ste en laatste plaats. Een Nigerese vrouw zet gemiddeld zeven kinderen op de wereld, maar één op de tien haalt het vijfde levensjaar niet. 84 procent van de volwassenen is analfabeet. Transparency International geeft Niger de 99ste plaats van de 167 onderzochte landen. Niger scoort 34/100 op de schaal van corruptie (met een score van 0 als volledig corrupt en 100 corruptievrij).
Het moge duidelijk zijn: de Nigerese bevolking profiteert amper van zijn ondergronds rijkdom. Dit komt door de torenhoge corruptie, maar volgens Idrissa spelen vooral geopolitieke belangen een doorslaggevende rol.
‘Vergeet niet dat Niger niet met een gewoon bedrijf onderhandelt, maar met de Franse staat. Door hun ontwikkelingshulp, militaire en politieke ondersteuning kunnen we niet om Frankrijk heen. Afhankelijkheid van onze vroegere kolonisator gaat gepaard met oneerlijke handelscontracten.’
Probleem 1. Het water raakt op
Arlit, het kloppend hart van de Nigerese uraniumindustrie, geeft een inkijk hoe het Franse nucleaire programma er in de praktijk uitziet. Huizen zijn vaak niet meer dan een bijeenraapsel van enkele golfplaten op funderingen van zandsteen. Water en voedsel zijn schaars, kinderen lopen niet rond in schooluniformen, maar spenderen hun dagen al werkend of slenterend op straat.
Tijdens de uraniumontginning in de jaren tachtig was Arlit volgens Franse expats een aangename stad om te vertoeven, vandaag is het een mistroostige plek. Een toonbeeld van schrijnende armoede en onderontwikkeling. Elektriciteitspannes van enkele dagen of langer zijn doodnormaal, stromend water hebben slechts enkelen. De overgrote meerderheid van de bevolking teert op waterputten iets buiten de stad.
© Lucas Destrijcker
Op de onverharde wegen duwen handelaars karretjes gevuld met bidons van 25 liter tot in het stadscentrum, om deze voor omgerekend zo’n 40 eurocent per stuk te verkopen. Voor de inwoners een bijzonder hoge prijs, zeker als je weet dat meer dan 60 procent van de Nigerezen moet overleven van minder dan 1 euro per dag.
‘Veel fauna en flora vind je hier inderdaad niet meer. Lokale herders vertrokken jaren geleden al.’
Langs de kant van de weg koopt een oude man zijn dagelijkse portie water, terwijl de verkoper verveeld de rode stoflaag van de bidon afveegt. ‘Moet je eens zien,’ klaagt hij. ‘En dit allemaal terwijl Areva enkele kilometers verder miljoenen liters per dag consumeert.’
De man heeft een punt: tijdens een periode van 35 jaar werd voor de industriële uitloging van uraniumerts zo’n 270 miljard liter water gebruikt, allemaal opgepompt vanuit een fossiele watervoerende bodemlaag gelegen op meer dan 150 meter onder de aardkorst. Een studie van Greenpeace schat dat minstens 20 tot 30 procent van de reserves reeds verdwenen zouden zijn. Hierdoor zakte het grondwater en tast vegetatie in het droge.
De waterverkoper ontvangt enkele koperen munten en pikt vervolgens in op het gesprek: ‘Veel fauna en flora vind je hier inderdaad niet meer. Lokale herders vertrokken jaren geleden al.’
© Lucas Destrijcker
Probleem 2. Grond, water en lucht zijn vervuild
Er is meer aan de hand dan onderontwikkeling of moeilijke toegang tot water: nucleair ingenieur Bruno Chareyron, directeur van de Franse Commissie voor Onafhankelijk Onderzoek en Informatie naar Radiatie (CRIIRAD), voert al sinds 2003 radiologisch onderzoek uit in en rond Arlit. Resultaten tonen aan dat zowel de grond, het water als de lucht alarmerend hoge radiotoxische warden bevatten. Studies uit 2003 en 2004 gaven aan dat drinkwater in Arlit tien tot zelfs honderd keer zo veel uranium bevat als de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen bovengrens.
‘Areva blijft beweren dat ze bij hun halfjaarlijkse onderzoeken geen te hoge radioactieve waarden meten.’
‘Ondanks deze vaststellingen, blijft Areva beweren dat ze bij hun halfjaarlijkse onderzoeken geen te hoge radioactieve waarden meten,’ vertelt Chareyron verbaasd.
En er is sindsdien weinig veranderd: in 2009 analyseerde ook Greenpeace waterverontreiniging in Arlit, waaruit bleek dat vijf van de zes onderzochte waterpunten – die lokale gemeenschappen gebruiken voor drinkwater — te hoge radioactieve waarden bevatten, maar ook sporen van giftige stoffen zoals sulfaten en nitraten. Areva’s verklaring hiervoor? ‘Natuurlijke vervuiling’, liet woordvoerder Moussa Soley optekenen.
Probleem 3. Vervuild materiaal wordt doorverkocht
Na de ontmoeting met de waterverkoper kronkelen we verder door steegjes richting de lokale markt. Daar is het een drukte van jewelste: nomaden komen van overal om kamelen te kopen of te verkopen.
Al snel komen we merkwaardige marktwaar tegen: grote industriële tandwielen, kraanonderdelen, graafgereedschap en zelfs een kiepvrachtwagen. ‘Allemaal afdankertjes uit de mijnen,’ weet Dan Ballan. ‘Onbruikbaar materiaal komt bij lokale handelaars terecht, die het verwerken en doorverkopen. De meesten hebben geen enkel idee van de risico’s.’
Metingen van CRIIRAD van goederen op de markt toonden waarden die meer dan vijfentwintig keer de maximale standaarden overschrijden. ‘Mensen kopen radioactief materiaal om mee te koken, hun woning mee te bouwen of om hun kinderen mee groot te brengen. En wat als je goederen vervoert over heel het land in een radioactieve vrachtwagen?’
Areva gaf enkele jaren geleden toe dat radioactief mijnmateriaal inderdaad een tweede leven krijgt, en dat het er met lokale autoriteiten alles aan doet om dit tegen te gaan. Op de markt geven handelaars echter aan dat ze de producten rechtstreeks bij werknemers van Areva kochten.
© Lucas Destrijcker
Probleem 4. Het mijnafval verspreidt zich door de omgeving
Niet alleen vervuild water of oud mijnmateriaal vormt een probleem voor de gezondheid van de bevolking. De productie van uraniumoxide veroorzaakt ook een enorme hoeveelheid toxisch mijnafval: zo’n 5.000 ton per ton ontgonnen uranium.
Met de jaren ontstonden rond Arlit bergen van tientallen miljoenen ton industrieel steengruis, die chemische en radioactieve stoffen bevatten als radium, polonium, arseen en giftige radongassen.
Volgens Areva vormen deze radioactieve heuvels geen risico voor het milieu: ‘De open lucht zorgt ervoor dat de deeltjes verspreid raken in de omliggende gebieden’, vertelt woordvoerder Soley. ‘De afbraak gebeurt al na enkele dagen en de waarden blijven zo laag dat er geen sprake kan zijn van vergiftiging.’
Onderzoeksresultaten van Greenpeace en CRIIRAD bevestigen echter dat radioactief stof uit mijnafval zich verspreidt, soms zelfs honderden kilometers ver. De volgens Soley ‘razendsnelle natuurlijke afbraak’ van radiotoxische isotopen, kan daarentegen oplopen tot duizenden jaren, zo blijkt uit een andere studie.
‘Een persoon die zich minder dan één uur per dag op deze plek bevindt, overschrijdt de toegelaten dosis voor één jaar.’
‘En hetzelfde radioactieve steengruis werd in Arlit meermaals gebruikt om land mee op te vullen of om wegen en woningen mee te bouwen,’ weet Chareyron. In 2007 ontdekte CRIIRAD radioactieve waarden in het wegdek van Arlit van meer dan honderd keer de normale standaarden.
Een klein jaar later gaf het Franse bedrijf aan het probleem te hebben opgelost, maar nieuwe metingen van Greenpeace in 2009 bewezen opnieuw het tegendeel. Een van de gemeten waardes was ruim vijfhonderd keer hoger dan het toegelaten maximum.
‘Dit betekent dat een persoon die zich minder dan één uur per dag op deze plek bevindt, reeds de toegelaten dosis voor één jaar overschrijdt’, aldus een van de onderzoekers.
Als reactie op de rapporten van ngo’s, publiceerde Areva het rapport waarin het zowat alle aantijgingen ontkent.
De gevolgen voor de (ex-)werknemers en bewoners
Grootschalige hydraulische, radiologische of gezondheidsstudies werden vooralsnog niet uitgevoerd in Arlit. Met de val van de Libische leider Moammar Gaddafi in 2011 nam de wetteloosheid en daarmee ook de onveiligheid in de noordelijke gebieden van Niger en Mali alleen maar toe. Mede hierdoor geraakte het verhaal van Arlit geïsoleerd en kwam van een grondige studie niets meer in huis. Toch betekenen de onderzoeksresultaten van CRIIRAD en Greenpeace voor de plaatselijke bevolking het bewijs voor iets dat zij al langer wisten. Of beter: aanvoelden.
© Lucas Destrijcker
De Nigerese organisatie Réseau National Dette et Développement voerde in 2013 een enquête uit onder 668 (ex-)arbeiders van Areva. Daaruit bleek dat bijna één vierde van de ondervraagden ernstige medische klachten had die strekten van kanker en ademhalingsproblemen tot pijn in de gewrichten en botten. Zeker 125 mensen hadden het werk noodgedwongen moeten neerleggen wegens gezondheidsproblemen.
Wanneer Dan Ballan ons op de derde dag in Arlit meeneemt naar Akokan, een nabijgelegen gemeenschap waar vooral arbeiders van Areva wonen, komen we in aanraking met de gevolgen van jarenlange blootstelling aan radioactiviteit.
Onder een roestig afdak ontmoeten we Hammett, een zevenenveertigjarige man. Terwijl zijn slippers langzaam wegzakken in het fijne zand, vertelt hij over de gezondheid van de mijnwerkers: ‘Ik ben moeten stoppen door onhoudbare pijn in mijn gewrichten, maar ik mag van geluk spreken. Het aantal hartaanvallen, vreemde huidaandoeningen of permanente migraine valt hier niet meer te tellen.’
Het gesprek wordt onderbroken door een diepe, doffe knal. ‘Ze zijn aan het delven in de Somaïrmijn,’ verklaart hij. ‘Hoe zwaarder de explosies, hoe sneller ze tewerk kunnen gaan. En hoe meer radioactief stof hier over Akokan dwarrelt.’
Hoe kan dit?
Tot eind jaren tachtig bestonden er amper veiligheidsvoorschriften voor mijnwerkers.
Adamou Maraye werkt als verantwoordelijke voor stralingbescherming bij Cominak en legt uit hoe mijnwerkers blootgesteld worden aan radioactieve straling tot 300 maal hoger dan de natuurlijke waarden. ‘Daarom verplichten we hen mondmaskers en handschoenen te dragen. Dit moet volstaan als voorzorgsmaatregel tegen radiotoxische stoffen,’ verkondigt hij zonder een krimp.
Dan Ballan, die zelf lijdt aan chronische hoofdpijn en kortademigheid, neemt ons mee naar het enige ziekenhuis in Arlit, dat van Cominak. Alle dokters staan op de loonlijst van Areva, de overheid organiseert hier geen gezondheidszorg.
Alassane Seydou is een van de artsen in het ziekenhuis en deelt mee nog geen enkele ziekte te hebben gediagnosticeerd die te maken zou kunnen hebben met radioactieve straling of blootstelling aan toxische stoffen. In meer dan veertig jaar ontginning werd zelfs nog nooit een kanker vastgesteld. ‘Alle werknemers worden systematisch onderzocht, maar vreemde ziektes kwamen we nog niet tegen’, beweert hij.
Ondenkbaar, reageert de bevolking in Arlit. Patiënten geloven dat de diagnosestelling er niet onafhankelijk verloopt.
Patiënten met kankers werden bewust geklasseerd als HIV- of malariapatiënten.
Het Franse advocatenkantoor Sherpa, dat zich inzet voor de juridische bescherming van slachtoffers van economische misdrijven, voerde in 2005 een onderzoek uit naar de activiteiten van Areva in Arlit en interviewde een ex-werknemer van het Cominak-ziekenhuis. Die getuigde dat verschillende patiënten met kankers bewust werden geklasseerd als HIV- of malariapatiënten.
Verderop in Akokan hobbelt Cissé, die 25 jaar lang technicien was bij Areva, langs de weg. Zijn rechterbeen raakte met de jaren verlamd, waardoor hij het werk moest neerleggen. ‘Ze verzwegen de ware oorzaak van mijn ziekte. Ik werd ontslagen toen ik niet meer kon presteren.’ Cissé heeft geen recht meer op ziektezorg van Areva, dat is enkel voorbehouden voor werknemers. ‘Ik heb niet de middelen om mijn been elders te laten nakijken. Ik kan enkel hopen dat het op een dag beter gaat.’
Niet alleen werknemers dragen de littekens van leven in Arlit. We ontmoeten Fatima, een lokale bewoonster van om en bij de vijftig jaar. ‘Ik heb vier miskramen gehad en lijd momenteel aan een onbekende huidaandoening op mijn benen’, vertelt ze. Voorzichtig trekt ze haar gewaad op tot net onder de knieën en ontsluiert een vreemde uitslag.
Getuigenissen beweren dat de meerderheid van de inwoners van Arlit kampen met serieuze gezondheidsproblemen, maar door gebrek aan grootschalig, onafhankelijk onderzoek ontbreekt bewijsmateriaal.
© Lucas Destrijcker
Wat hiertegen te doen?
In 2012 werd Areva veroordeeld nadat een Franse ex-werknemer, die van 1978 tot 1985 in Arlit aan de slag was als ingenieur, stierf aan longkanker. Enkele maanden voor de dood van deze Serge Venel gaf onderzoek aan dat de oorzaak van zijn kanker te wijten was aan het ‘inademen van uraniumdeeltjes.’
Een professioneel ongeval, oordeelde de rechter, en Areva moest een schadevergoeding betalen. In hoger beroep werd enkel de mijn Cominak aansprakelijk gesteld.
Dochter Peggy Catrin-Venel startte vervolgens een vereniging om de rechten van ex-werknemers van Cominak en Somaïr te beschermen. In de periode dat haar vader voor Areva in Niger werkte, leefden zo’n 350 Franse expats in Arlit. Catrin-Venel wist van zo’n 130 ex-werknemers gegevens te verzamelen, en wat bleek? Meer dan 60 procent, zo’n tachtig mensen, waren reeds overleden, het merendeel aan dezelfde kanker als haar vader.
© Lucas Destrijcker
Catrin-Venel staat niet alleen in haar strijd tegen Areva. Haar landgenoot Jacqueline Gaudet verloor zowel haar vader, moeder als echtgenoot aan kanker in 2000, nadat haar man en vader aan de slag waren bij een uraniummijn van Areva in Gabon. Haar moeder leefde er ondertussen als expat in een woning gebouwd van steengruis uit de mijnen. De oorzaak van hun kankers lag bij een te hoge blootstelling aan radon, dat vrijkomt bij uraniumontginning. Ook Gaudet richtte kort erna een vereniging op, genaamd Mounana, die zich inzet voor de bescherming van (ex-)medewerkers van Areva.
In samenwerking met advocaten van Sherpa en Dokters Van De Wereld verzamelen ze getuigenissen om schadevergoedingen te claimen. Voor Michel Brugière, voormalig directeur van Dokters van de Wereld, blijft het ondenkbaar dat de Franse overheid zo tewerk gaat. ‘Hoe kan je toelaten dat jouw personeel in zo’n vervuilde omgeving leeft en werkt? Dit is ongelooflijk. Het doet denken aan wantoestanden uit lang vervlogen tijden.’
Greenpeace beschrijft Arlit dan ook als een vergeten slagveld van de nucleaire industrie. ‘Er zijn weinig plaatsen ter wereld waar de negatieve gevolgen van uraniumontginning zo tastbaar zijn als in Niger’, aldus onderzoekster Andrea Dixon.
De verhalen van Franse ex-werknemers die een vuist maken tegen Areva zijn bekend in Arlit, maar voor de Nigerese arbeiders is het vechten tegen de bierkaai. ‘Zowel het rechtssysteem als de financiële middelen ontbreken om op te staan voor onze rechten,’ legt Dan Ballan uit.
De derde mijn Imouraren zou reserves genoeg hebben om de grootste uraniummijn ter wereld te worden. De opstartfase staat sinds het Fukushima-incident op on hold, nadat Japan meer dan 40 kernreactoren sloot en een wereldwijde daling van de uraniumprijs volgde.
‘Over enkele jaren zullen de uraniumreserves uitgeput geraken en trekt Areva hier weg,’ verwacht hij. ‘De vervuiling en onderontwikkeling zullen achterblijven.’
Op zo’n 80 kilometer van Arlit wordt momenteel een derde mijn klaargestoomd. Een nieuw Petit Paris? ‘Zonder perspectief op ander werk zullen ook de arbeiders meeverhuizen’, aldus Dan ballan.
Tijdens onze laatste uren in Arlit rijden we verweesd rond. Het is namiddag, de hemel ziet donkerrood en er woedt een ongure wind. Er komt opnieuw een zandstorm aan, we proberen niet te denken aan de giftige deeltjes die deze kan meevoeren uit de radioactieve heuvels van Areva.
Langs de kant van de weg klaren in de invallende schemering felgele korrels op. ‘Zwavel,’ weet onze chauffeur. ‘Het wordt gebruikt in de mijnen, maar je vindt het hier overal.’ Tussen de zwavelkorrels tekent een jongetje figuurtjes in het zand.
Via de zogenoemde uraniumroute, die Arlit met Agadez en de Nigerese hoofdstad verbindt, verlaten we uiteindelijk het mijngebied. Dezelfde weg gebruikt Areva om de uranium richting de West-Afrikaanse havens te vervoeren. Vandaar wordt het verscheept om vervolgens in een van de achtenvijftig Franse kerncentrales — of die in België — terecht te komen.
Deze reportage werd mogelijk gemaakt met de steun van het Postcode Loterij Fonds en de Lira Startsubsidie voor jonge journalisten van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten.