Kunnen we voedselresten, planten en gebladerte omzetten in textielverf?
Van appelschil tot kleurstof: duurzame ontwerpers willen af van chemisch textiel
Textielverf is een van de meest schadelijke componenten van de kledingindustrie. Duurzame ondernemers blikken terug op het verleden om alternatieven te zoeken voor synthetische kleurstoffen. Zelf kan je aan de slag met voedselresten en onkruid. ‘Achter elke kleur schuilt een verhaal.’
Tjeerd Veenhoven gebruikt tulpenkoppen om pigment van te malen.
© Sarah Van Looy
Textielverf is een **van de meest schadelijke componenten van de kledingindustrie. Duurzame ondernemers blikken terug op het verleden om alternatieven te zoeken voor synthetische kleurstoffen. Zelf kan je aan de slag met voedselresten of met onkruid of gebladerte langs de weg. ‘**Achter elke kleur schuilt een heel proces, maar dat zijn we kennelijk vergeten.’
‘Zou jij dit willen dragen als parfum, of liever opeten?’ Ik krijg de vraag voorgeschoteld in het Textielmuseum in Tilburg. Daar loopt tot midden november de interactieve tentoonstelling Kleurstof, op maat van jong en oud.
Voor mijn neus – want het is wel degelijk de bedoeling dat je gaat ruiken tijdens deze expo – zie ik een kastje aan de muur, met daaraan een deurtje dat ik opzij kan schuiven. De geur die ik dan gewaarword, is mij welbekend. De kleur ook.
‘Misschien heb je wel eens curry gemorst en kreeg je de gele vlekken nauwelijks uit je kleren’, lees ik. Oh jawel. En vlekken op mijn vingers die ik er na het koken met geen zeep uitgewassen krijg. De kleurstof die hier voorgesteld wordt, is niks minder dan de bekende specerij kurkuma.
Curator Adelheid Smit legt uit dat alle textiel geverfd of gebleekt is, ook witte katoenen ondergoed, maar dat we veel te weinig stilstaan bij waar die kleurstof juist vandaan komt. ‘Laat staan,’ vertelt de kunsthistorica, ‘dat we weten wat de impact ervan is.’
Mislukt experiment
In de gang van het Gentse Industriemuseum, zowat de Belgische tegenhanger van het museum in Tilburg, lacht het portret van een andere kunsthistorica me toe. Haar naam is Angela Pisani. Het werk is nog maar recent ingekleurd en steekt af tegen de andere foto’s aan de wand. Pisani gebruikte kurkuma en granaatappelschillen om tot een felgeel resultaat te komen.
Naast haar hangt de grimas van Hans Jackmaert, een sociaal-artistiek werker en de oprichter van vzw Pigmento. Uit zijn volkstuin in Deurne haalt hij wede, een pigment dat tot diep in de middeleeuwen gehanteerd werd om blauw te verkrijgen, tot indigo het voortouw nam.
Boven haar grijnst Tjeerd Veenhoven, een Groningse ontwerper die tulpenkoppen gebruikt om pigment van te malen. Gek genoeg heeft het mooiste deel van de tulp geen economische waarde, want het zijn de bloembollen die verkocht worden. Veenhoven besloot de tulpenkoppen te oogsten, drogen en verpoederen.
Veenhoven, Jackmaert en Pisani zijn enkele van de ontwerpers die de revue passeren in de expo Kleur Bekennen, die ik samen met fotografe Sarah Van Looy opzette. De expo werd voor het eerst getoond op het Design Fest Gent afgelopen lente. Van november 2022 tot januari 2023 hangen de drie portretten bij Zwerm, een grafische studio in Gentbrugge, samen met acht andere ontwerpers en onderzoekers.
De zwart-witportretten van de ontwerpers ziet fotografe Sarah Van Looy als kern van de expo. Van Looy drukte de beelden af op biokatoen, waarna de ontwerpers hun portret inkleurden met hun eigen duurzame verftechniek, als een soort proces van cocreatie.
V.l.n.r.: Angela Pisani, Hans Jackmaert en Tjeerd Veenhoven
© Sarah Van Looy
Het doel van de ontwerpers en van de expo is om aan te tonen dat we textielverf op een andere manier kunnen verkrijgen dan de gangbare verfpraktijken.
Halverwege de negentiende eeuw, zo legde Pisani me ooit uit, ontekte een Britse chemicus in een mislukt experiment de eerste synthetische kleur. Zijn naam, William Henry Perkin, passeert ook de revue in de expo Kleurstof. In het boek Mauve. How one man invented a colour that changed the world uit 2002 doet auteur Simon Garfield uit de doeken hoe de uitvinding van de paarse tint een ware revolutie ontketend heeft.
‘Eigenlijk is het onzinnig dat we als ontwerpers zomaar een kleur kunnen kiezen.’
Intussen zijn synthetische kleuren alomtegenwoordig. De Zweedse kunstenaar Angelica Falkeling, die in het Textielmuseum een installatie verfde met netels en ander onkruid, vertelt me in een videogesprek dat het ‘eigenlijk onzinnig is dat we als ontwerpers zomaar een kleur kunnen kiezen’.
‘Zo ben ik alleszins getraind als kunstenaar’, zegt Falkeling, die woont en werkt in Rotterdam. ‘En zo ziet het publiek het ook. Wil je dit kledingstuk in deze of juist in die kleur? We beseffen niet dat er achter elke kleur een heel proces schuilgaat. En dat natuurlijke kleuren kunnen veranderen of vergaan na verloop van tijd.’
Meest vervuilde rivieren
Het chemische proces achter synthetische kleuren verontreinigt wereldwijd het leefmilieu. Zo wordt de rivier Citarum in Indonesië ‘de meest vervuilde rivier ter wereld’ genoemd. Die titel dankt ze aan de textielververijen die afvalwater in de waterloop lozen.
Greenpeace publiceerde meerdere rapporten over de waterverontreiniging die textielverf veroorzaakt, onder andere in China en in Indonesië. En ook elders leggen de experts de schuld bij de textielindustrie.
In de documentaire RiverBlue brengt regisseur David McIlvride samen met milieuconservator Mark Angelo een bezoek aan verschillende ‘biologisch dode’ rivieren. Dat wil zeggen dat ze zo vervuild zijn dat er geen leven meer in mogelijk is.
Verven is, in combinatie met de afwerking van stoffen, het meest vervuilende onderdeel van de textielketen.
Verven is, in combinatie met de afwerking van stoffen, het meest vervuilende onderdeel van de textielketen, volgens consultancybureau Quantis. Zware metalen zoals chroom en forever chemicals zoals PFAS zijn niet ongebruikelijk in verf. Voor één katoenen T-shirt is al 150 gram aan chemicaliën nodig, blijkt uit het rapport A New Textiles Exonomy van de Ellen MacArthur Foundation.
Resten van de verfchemicaliën eindigen in het afvalwater van fabrieken en belanden uiteindelijk in beken en rivieren. Dat gebeurt op zo’n grote schaal dat lang gedacht werd dat textielverven verantwoordelijk zouden zijn voor maar liefst een vijfde van de jaarlijkse watervervuiling door industrieën wereldwijd.
‘Al moeten we dat soort cijfers met een korrel zout nemen,’ vult curator Adelheid Smit aan, ‘want er is nog veel meer onderzoek nodig om de ware toedracht van de vervuiling te kennen.’
Een factcheck van de Amerikaanse journalist Alden Wicker, die binnenkort het boek To Dye For publiceert, bevestigt dat het laatste cijfer enkel opgaat voor China. En ‘niet de hele wereld produceert natuurlijk evenveel textiel als China’.
Maar we kunnen wel stellen dat de sector een enorme watervoetafdruk heeft, benadrukt Wicker. ‘Op het vlak van vervuiling van afvalwater moet het niet onderdoen voor de chemie- en papierindustrie.’
Planten van weleer
Er zijn onderzoekers die het kleurproces van textiel willen verbeteren. Ze doen dat meestal niet aan de hand van cijfers, maar met behulp van nieuwe, duurzame pigmenten. Hoe nieuw die zijn, is maar de vraag.
Een deel van de ontwerpers in Kleur Bekennen is niet geïnteresseerd in innovatieve pigmenten maar grijpt juist terug naar het verleden. Zo is wede, waar Hans Jackmaert mee aan de slag gaat, eeuwen geleden verdrongen door het kleurvastere en vooral goedkopere indigo.
Links: Pisani gebruikte kurkuma en granaatappelschillen om tot een felgeel resultaat te komen.Rechts: wede, waar Hans Jackmaert mee werkt, is verdrongen door het kleurvastere en vooral goedkopere indigo.
© Sarah Van Looy
Laurence De Craene, die in het Industriemuseum werkt als publieksmedewerkster textiel- en druktechnieken, gebruikte de plant meekrap om zichzelf een soort superheldenmasker aan te meten op haar portret in de expo. Haar grondstoffen vindt ze soms zomaar langs de weg, vertelt ze in haar atelier op een boogscheut van het museum. ‘Het helpt dat de stad Gent zijn sproeibeleid aangepast heeft. Binnenkort ga ik de natuur een handje toesteken, neem ik me voor, en zelf eens zaaien.’
Ook Sophie Morille, Emile Lupatini en Ariane Heystraeten gaan rechtstreeks aan de slag met planten langs de weg. Die eerste is een Frans beeldend kunstenares, de andere twee zijn Gentse textielonderzoekers (verbonden aan respectievelijk het Gentse Industriemuseum en het Kortrijkse museum van vlas en textiel Texture).
Zij doen aan ecoprinting. In de plaats van een verfbad te maken met het pigment uit een plant, maken ze afdrukken met de planten zelf op de stof. Ze drukken bladeren en bloemen stevig tussen textiel vooraleer die in een stoom- of kookbad te stoppen. Het resultaat van deze techniek is een lap stof met een patroon van contouren, afdrukken en kleuren van planten.
We nemen de proef op de som tijdens een workshop van Heystraeten in het Industriemuseum, ter gelegenheid van het Design Fest Gent. ‘Elk blad is anders’, vertelt ze. Dat hangt af van de plaats waar het groeide, welke voedingsstoffen daar in de bodem zaten, wanneer je het oogstte, wat voor weer het dat jaar was. ‘Ecoprinting is daarom tegelijk een heel eenvoudig en tegelijk moeilijk procedé,’ vertelt Heystraeten, ‘want je krijgt nooit twee keer hetzelfde resultaat.’
Voedselafval
Ook met organisch keukenafval kan je kleurstoffen maken. Angela Pisani begon ooit met verven, ‘zoals iedereen’, met ajuinschillen. Die geven een gelige kleur af als je er een verfbad van maakt. Heystraeten raadt dan weer aan om kastanjebladeren en ander loof aan te vullen met ajuinschillen, om zeker te zijn dat het gebladerte voldoende afgeeft.
De Gentse bio-ingenieur Annabelle Cassiman brouwt rode pigmenten op oud brood, met de hulp van schimmels. Met de pigmenten kleurt ze lingerie in. Dat is best bijzonder, want ondergoed bestaat vaak uit anorganische stoffen zoals lycra, die doorgaans niet te kleuren zijn met natuurlijke kleurstoffen.
Om oud brood om te zetten als een broeihaard voor pigment, is best veel kennis nodig. Maar huis-, tuin- en keukenafval zoals ajuinschillen zijn makkelijk zelf te hanteren. In tutorials op het platform Fixing.Fashion raadt de Nederlandse ontwerpster Alicia Minnaard aan om een verfbad te maken van avocadopitten. Anders dan je zou denken, krijg je er geen groene verf mee, wel zalmroze.
Eenzelfde tint verkrijgen we met appelschillen, leert Anke Van Asbroeck me. Voor haar afstudeerproject aan Sint Lucas in Genk, Re.Color, maakte ze kleurstoffen van vruchten. Hiervoor werkte ze samen met een fruitproefcentrum in Sint-Truiden, waar ze appels van de grond raapt die niet verkocht mogen worden.
Aan de keukentafel in Wilrijk, bij Van Asbroeck thuis, ligt een extra fijnschiller al klaar. In tegenstelling tot een normale kooknamiddag, waarbij je voor pakweg appelmoes enkel het vruchtvlees nodig hebt, verzamelen we nu vooral de schil. Met de “overschot”, het vruchtvlees, belooft de ontwerpster appelmoes te maken.
Nadat de appelschillen een uur lang op een matig vuur geprutteld hebben, ziet het water lichtroze en mogen de schillen eruit. Daarna voegt Van Asbroeck een bijtmiddel toe, in dit geval aluin, om de verf te fixeren. Een uur later zien we het resultaat: een rozerood portret van een zacht glimlachende Anke.
Voor haar afstudeerproject aan Sint Lucas in Genk, Re.Color, maakte Anke Van Asbroeck kleurstoffen van vruchten.
© Sarah Van Looy
De voetafdruk van natuurlijke verfstoffen
In Tilburg stelt curator Adelheid Smit haar publiek voor een dilemma. Wat is nu het meest duurzame, een synthetische kleurstof of een natuurlijke? Tweemaal wordt de bezoeker gevraagd om die vraag te beantwoorden, eenmaal aan het begin van de expo en andermaal op het einde.
Maar zwart-wit is het antwoord op de vraag niet. Ook natuurlijke verfstoffen hebben een voetafdruk. Wie wil ecoprinten, doet niet zomaar bladeren en ajuinschillen in een pot heet water: om kleuren te fixeren, is een mordant nodig, een bijtend of beitsend product.
Heystraeten gebruikte daarvoor aluin en roest, wat allebei niet toxisch is, benadrukt ze. In haar keuken werkt Anke Van Asbroeck niet enkel met aluin, maar ook met natriumbicarbonaat als een extra fixeermiddel.
Aan het fornuis toont ze hoe dat gaat. ‘De vraag is hoeveel schuim het gaat geven’, kondigt ze aan. Van Asbroeck vergelijkt het geluid dat we plots horen met een aspirine die oplost in een glas water. De pot kookt nét niet over.
In het verleden zijn nog veel meer fixatiemiddelen gebruikt om textielverf te laten hechten. Aluin en natriumbicarbonaat zijn een soort natuurzout. Als je zout in grote hoeveelheden gebruikt, kan het de grond verzilten.
Ook zware metalen werden eerder ingezet als mordant, zoals tin, chroom, koper, zink en ijzer. Industrieel archeoloog Guido Deseyn, die tot aan zijn pensioen verbonden was aan het Industriemuseum, schrijft in het Tijdschrift voor Industriële Cultuur dat die processen ‘nauwelijks minder giftig en vervuilend waren dan de latere kunstmatige, chemische verfstoffen’.
‘Textielververs gebruikten dierlijke materialen in de verf om te zorgen dat de kleuren beter aan het textiel bleven hechten’, lees ik in de expo Kleurstof. Dat vertelt ook de Israëlische ontwerper Shahar Livne vanuit Eindhoven: want ook urine, dierlijke mest en bloed maakten in het verleden deel uit van verfrecepten.
‘Het woord “natuurlijk” lijkt erop te wijzen dat een proces ecologisch is, maar dat is niet noodzakelijk waar.’
Voor haar onderzoek verft Livne, samen met de Syrische ontwerpster Roua AlHabibi uit Amsterdam, garens met runderbloed, meekrap en ijzer als bindmiddel. Het resultaat, een wandkleed geweven in het Textiellab van het Tilburgse museum, hangt op tijdens die expo.
‘Het woord “natuurlijk” lijkt erop te wijzen dat een proces ecologisch is, maar dat is niet noodzakelijk waar’, zegt Livne. Haar onderzoekspartner AlHabibi heeft haar ingelicht over de neveneffecten van mordants. Zelf verft AlHabibi met regenwater om de waterafdruk te verkleinen, maar, beseft ook Livne, ‘we verbruiken nog steeds veel water en veel energie tijdens het verfproces’.
Pure chemie
De natuurlijke ververs zijn zich, zeggen ze, wel degelijk bewust van de ecologische pijnpunten van hun verfproces. Dat merken fotograaf Sarah Van Looy en ik als we hen aan de tand voelen ter voorbereiding van onze expo.
In haar atelier toont Laurence De Craene stoffen aan die deels met beits behandeld zijn, deels zonder. Het verschil is duidelijk merkbaar: de meekrap komt helder uit in combinatie met aluin, maar valt flets en lijkt al wat vervaagd op de stukken stof zonder voorbehandeling. Telkens meet ze nauwkeurig af hoeveel beitsmiddel er nodig is om kleur te hechten. ‘Bij plantaardig verven komt veel chemie aan te pas’, zegt De Craene. ‘Laat dat net een vak zijn waarin ik niet sterk was op school.’
Laurence De Craene vindt haar grondstoffen zomaar langs de weg.
© Sarah Van Looy
Chemie lijkt Angela Pisani een stuk beter af te gaan. Via online universiteitscursussen schoolt ze zichzelf bij over chemische verbindingen en ecologische beitsen. Niet enkel was Pisani de eerste die me vertelde hoe synthetische kleuren ontdekt werden, ze heeft me ook als eerste ingelicht dat natuurlijk verven in het verleden eerder milieuverontreinigend dan milieuvriendelijk was.
‘Met de kennis die we nu hebben, kunnen we opnieuw gebruik maken van oude technieken, maar met minder milieuvervuilende fixatietechnieken.’
‘Vandaag bevinden we ons op een kruispunt’, oordeelt ze. ‘We hebben nu meer kennis dan vroeger en er wordt onderzoek gedaan naar de verduurzaming van fixatietechnieken voor natuurlijke kleurstoffen, zoals indigo. Met de kennis die we nu hebben, kunnen we opnieuw gebruik maken van oude technieken, maar met minder milieuvervuilende fixatietechnieken. In dat kruispunt zie ik veel oplossingen.’
De expo “Kleur Bekennen” is van 5 november tot 26 januari te zien in de grafische studio Zwerm (Tweekapellenstraat 16/001, 9050 Gentbrugge). Meer info en openingsuren via de website.
De expo Kleurstof in het Textielmuseum Tilburg loopt nog tot 13 november.
Dit artikel werd gemaakt met de financiële steun van de Europese Unie. De inhoud ervan valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de auteur en weerspiegelt niet noodzakelijk de standpunten van de Europese Unie.