Hoe Belgische ngo’s in Congo bouwen aan één gezondheid voor mens, dier en milieu
‘De kans is groot dat de volgende pandemie hier ontstaat’
© Bart Lasuy
© Bart Lasuy
In het Congolese park Kahuzi-Biega zijn interacties tussen dieren en mensen schering en inslag. Om de risico’s van overdraagbare ziektes te beperken, werd het project One health gelanceerd. Daarbij wordt gepleit voor een holistische aanpak: de gezondheid van mens, milieu en dier vormt één geheel.
‘Alle ziektes zijn hier aanwezig. Het zal niet lang duren voor hier een nieuw virus opduikt, want er zijn voortdurend interacties tussen mensen en dieren’, waarschuwt Luis Flores. ‘De kans is groot dat de volgende pandemie hier ontstaat.’
De Spaanse veearts werkt en woont al vele jaren in Lwiro, vlak bij het nationaal park van Kahuzi-Biega, in het oosten van Congo. Hij is er onderzoeker aan het natuurwetenschappelijk onderzoekscentrum en hoofdveearts van het opvangtehuis voor, onder andere, meer dan 120 chimpanseewezen.
De jonge apen werden het slachtoffer van de jacht op bushmeat in het park. De volwassenen van hun troep werden afgeslacht, de jongen bleven alleen achter.
Als ze geluk hebben, worden de apen tijdig gevonden door de ecobewakers – een soort van parkwachters, zeg maar – en belanden ze in het sanctuarium waar Flores hen verzorgt, inclusief posttraumatische zorg.
Samen met de vele andere apen die er verblijven, zijn de 120 chimpansees het levende bewijs dat er veel gejaagd wordt in Kahuzi-Biega. ‘In de omgeving van het park zijn er restaurants waar bushmeat op het menu staat’, getuigt een VN-medewerker die liever anoniem blijft. ‘Dat menu verdwijnt meestal stilletjes als de eigenaars vermoeden dat ze controleurs op bezoek hebben’, weet Caziga Bisura Seguin, de adjunct-directeur van het park.
Toch vallen niet alle apen ten prooi aan de jacht. De meer dan 1250 gorilla’s in het park bleven de voorbije jaren buiten schot. Jagers en stropers beseffen dat ze de toorn van het parkmanagement zouden opwekken als ze gorilla’s doden.
Luis Flores is onderzoeker en hoofdveearts van het opvangtehuis voor meer dan 120 chimpanseewezen.
© Bart Lasuy
Stelen om te overleven
De (commerciële) jacht is maar één manier waarop de bevolking in contact komt met de dieren in het park. De wouden van Kahuzi-Biega leveren ook vele tonnen houtskool. Dat is de voornaamste energiebron van de dichtbevolkte regio (met een bevolkingsdichtheid van 400 inwoners per km2 vergelijkbaar met België) en van Bukavu, een snelgroeiende stad met anderhalf miljoen inwoners, op zo’n 40 kilometer afstand van het park.
Maandelijks wordt naar schatting 1800 ton houtskool uit het park gehaald. Een gezin heeft om de twee maanden een boom nodig voor zijn houtskoolvoorziening. Het is dus een komen en gaan in het park.
Als we het hoofdkwartier van het park bereiken, staat een vrachtwagen met houtskool aan de hefboom. Er wordt eerst gecontroleerd waar het houtskool vandaan komt. ‘Stuur ik de mensen die we betrappen op stropen of houtskoolproductie naar de gevangenis? Dat zijn moeilijke beslissingen,’ zucht Déo Kujirakwinja, de nieuwe directeur van het park.
Miciga Mwendanabo: ‘In het park hadden we het goed, maar erbuiten hadden we geen grond en geen woning.’
© Bart Lasuy
We krijgen Kujirakwinja maar even te pakken. De man heeft een goede reputatie, maar hij mag eigenlijk niet met ons spreken van Wildlife Conservation Society (WCS), de private organisatie die sinds kort het beheer van het park in handen heeft.
Hoe dan ook is de druk op het park zo groot dat zijn status als werelderfgoed bij Unesco geboekstaafd staat als ‘in gevaar’. WCS wil met meer en beter betaald personeel het tij proberen te keren en zo ook weer meer toeristen aantrekken, vertrouwen enkele ecobewakers ons toe.
Behalve energie is het park ook een bron van voedsel. Voor de inheemse bewoners, de pygmeeën, voelt het nationaal park eigenlijk nog altijd aan als hun thuis. ‘Ik was 11 jaar toen we in 1975 uit het park werden verdreven,’ getuigt Miciga Mwendanabo. ‘In het park hadden we het goed, maar erbuiten hadden we geen grond en geen woning.’
‘We moesten vaak stelen om te overleven’, zegt hij. ‘Daarnaast leefden we van hand- en spandiensten voor de boeren hier in het dorp. Sommige jongeren stelen nog altijd en dat leidt tot spanningen. Op 14 februari werd hier nog iemand van ons gedood. Het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature (ICCN) (het instituut dat verantwoordelijk is voor de parken, red.) had ons grond moeten geven en ons moeten begeleiden.’
We spreken Mwendanabo in Tsjibati, een dorp op een paar honderd meter afstand van het park. ‘Wij zoeken hout en medicijnen in het woud,’ zegt Mwendanabo. ‘Soms laten we er onze geiten grazen. Als de bewakers ons betrappen, krijgen we een boete.’ Heel wat dorpen in de omgeving kampen met dezelfde uitdaging: inheemse bewoners vinden hun draai niet buiten het park en blijven terugvallen op het woud.
Hier en daar stelde het parkmanagement hun wel grond ter beschikking. Vlak bij het hoofdkwartier van het park zien we enkele pygmeeën hun grond bewerken. Cultureel gezien is er niet altijd een gelukkig huwelijk tussen de inheemse volkeren en het landbouwwerk op het veld.
Eén gezondheid
Ook in Tsjibati, in een wat vervallen buitenverblijf van Mobutu Sese Seko, de voormalige Congolese president, bezoeken we het One health-comité. Het overlegorgaan werd gecreëerd in het kader van het project One health (vrij te vertalen als ‘één gezondheid’).
Samen met het parkmanagement lanceerden de ngo’s Dierenartsen zonder Grenzen (DzG), Dokters van de Wereld (DvdW) en Action pour le développement des Milieux Ruraux (ADMR, partner van 11.11.11) het project in juli 2022 in een deel van de omgeving van Kahuzi-Biega. Het krijgt ook de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
One health gaat ervan uit dat je de menselijke gezondheid niet los kunt zien van de gezondheid van de dieren en van het milieu. Ze vormen één geheel en beïnvloeden elkaar voortdurend. Daar zijn heel wat voorbeelden van. Stropers bijvoorbeeld, die de door hen gedode of gevangen dieren soms lange tijd bij zich houden en ze dan aanbieden in dorpen en restaurants.
© Bart Lasuy
Maar besmetting is dikwijls ook veel sluipender. ‘Elk jaar tijdens de regens van juli tot september zien we bij de mensen buiten het park en de primaten in het park dezelfde infecties van de luchtwegen,’ zegt Vincent de Paul Sanvura, projectmanager One Health voor DzG. ‘We kunnen die gelijktijdigheid soms ook vaststellen in de stoelgang van de gorilla’s en de mensen.
Hoe die besmetting volgens hem gebeurt? ‘Het water valt in het hoger gelegen park en stroomt dan via de rivieren naar de dorpen, waar mensen het water consumeren. Soms gebeurt de besmetting ook via de lucht: mensen die in het park komen, ook de ecobewakers, raken besmet en besmetten op hun beurt andere mensen.’
In 2019 stierven twee gorilla’s aan tbc en raakten zo ook 14 familieleden van ecobewakers besmet, vertelt de Paul Sanvura. ‘We hebben toen de vaststellingen van de tbc-bacil gedaan in het natuurwetenschappelijk onderzoekscentrum van Lwiro.’
‘Meer dan 60% van de ondervraagden eet de dode dieren die ze aantreffen.’
Door het komen en gaan van mensen in het park vergroten de kansen op besmetting tussen mens en dier. Maar soms komen de dieren ook naar de mensen, zegt Luis Flores: ‘Naarmate de bossen hier gekapt worden, verliezen vleermuizen hun habitat en komen ze naar de dichtbevolkte dorpen en stadjes rondom het park. En omdat vleermuizen heel veel virussen in zich dragen, nemen de risico’s op besmetting toe.’
Daarnaast spelen ook de opvattingen van de mensen een grote rol. ‘Als iemand een dood dier aantreft, wordt dat beschouwd als een geschenk van God,’ zegt Kaziga Bisura Séguin, adjunct-directeur van het park. ‘Iemand at nog vier dagen van een dier dat een natuurlijke dood was gestorven. Natuurlijk gaf dat problemen,’ illustreert de chef van Tsjibati met een voorbeeld.
Dat blijkt ook uit het onderzoek dat DvdW bij 281 gezinnen in 13 dorpen uitvoerde. ‘Meer dan 60% van de ondervraagden eet de dode dieren die ze aantreffen,’ zegt Louisa Ben Abdelhafidh, expert volksgezondheid bij DvdW. ‘Ze doen dat omdat ze honger hebben of omdat het hun enige bron van vlees is. Of omdat dit volgens hen vlees is zoals elk ander vlees. Er heerst ook de overtuiging dat het eten van rauw vlees van bepaalde dieren helpt tegen bepaalde ziektes.’
Ook op de boerderijen leven mensen en dieren dicht bij elkaar. Zo leert het onderzoek van DvdW dat meer dan driekwart van de gezinnen onder hetzelfde dak leeft als dieren, bijvoorbeeld kippen die in de woonkamer of keuken rondscharrelen.
Veearts Vincent de Paul Sanvura en enkele ecobewakers.
© Bart Lasuy
Radio Gorilla
Dokters van de Wereld legden voor hun enquête hun oor eerst te luisteren bij de lokale bevolking. Om verstandig te kunnen handelen, is dat de juiste aanpak, vertelt Eric Wynants, die de werking van DvdW leidt in dit project. ‘We willen dat drie sectoren beter samenwerken: het wetenschappelijk onderzoek, de gemeenschappen en de lokale bestuurders,’ benadrukken zowel Wynants als Issa Ilou die Dierenartsen zonder Grenzen in Congo leidt.
‘De risico’s zijn reëel, we willen de bevolking beter voorbereiden’, vertellen ze me op het hoofdkantoor van DzG in Bukavu. Het gaat om een gedragsverandering van de ongeveer miljoen mensen die in de projectzone leven. De eerste stappen worden gezet met workshops voor de ecobewakers van het dorp en vormingssessies in de dorpen die grenzen aan het park.
Een van de instrumenten waarmee het project de lokale bevolking kan bereiken, is de lokale radio van het nationaal park. Radio Gorilla profileert zich als een ecologische gemeenschapsradio. De zender heeft al vele spots gemaakt over milieuvriendelijk gedrag: waarom men beter niet kapt of stroopt in het bos.
‘We proberen journalistiek te werk te gaan. Wat leeft bij de bevolking laten we aan bod komen. Tegelijk maken we duidelijk wat de wetenschap zegt: neen, corona is geen vergif. En neen, muggennetten veroorzaken geen ziektes,’ zegt Egide Kitumaini, de hoofdredacteur.
‘Bushmeat verhandelen is wettelijk niet verboden. Soms moet ook de wetgeving aangepast worden.’
Daarnaast kan de radio ingezet worden om de bevolking vertrouwd te maken met de risico’s van besmetting van dieren op mensen. Kitumaini is behoorlijk enthousiast over zijn missie. ‘Ik werkte al voor media die eigendom zijn van politici. Dan moet je soms wit zeggen, ook als je weet dat het zwart is. Dat is hier niet het geval.’
Radio Gorilla kwam wel in een lastig parket toen bleek dat de vorige hoofdredacteur fondsen had verduisterd. Daarop zette de Zwitserse ontwikkelingssamenwerking de financiering stop. Kitumaini hoopt dat die binnenkort weer op gang komt.
Tegelijk wil men ook de ministeries van Landbouw, Gezondheidszorg en Milieu betrekken bij het project. Issa Ilou: ‘Bushmeat verhandelen is wettelijk niet verboden. Soms moet ook de wetgeving aangepast worden.’
Ten slotte gaat het project ook om armoedebestrijding. Veel van de ‘verkeerde’ gedragingen zijn immers mee ingegeven door armoede. En dat maakt de uitdagingen ook zo groot.
In het dorp Tsjombo krijgen boeren hulp om bomen op hun akkers aan te planten. Deze boslandbouw moet meerdere vliegen in één klap slaan: de bomen brengen stikstof in de grond en stimuleren zo de voedselgewassen. Tegelijk leveren de bomen brandhout en dus houtskool en energie.
Daardoor moeten de mensen minder hout in het park halen. Alleen: we vernemen dat de inheemse bewoners bij momenten gefrustreerd zijn omdat ze geen bomen krijgen van het project, want ze hebben meestal geen grond.
© Bart Lasuy
De ‘geboorte’ van de veearts
Dingen die in Europa evident lijken zijn dat niet in Congo. Op het Europese platteland is een veearts een vertrouwde verschijning, haast onmisbaar bij het beheer van de immense veestapels die er opgroeien.
‘In Congo zijn veeartsen vooral actief bij de overheid als controleur van de naleving van bepaalde normen’, zegt veearts Sanvura. ‘Daarom waren er tot nu toe ook relatief weinig jongeren die voor veearts studeren.’
‘Veeteelt heeft nochtans economisch potentieel, als die op een betere manier gebeurt,’ zegt Luis Flores. ‘Dieren sterven aan ziektes. Dat ondermijnt het inkomen dat mensen ermee kunnen verdienen.’
‘Vaak is veeteelt niet rendabel genoeg om de kosten van een veearts te betalen. Tegelijk kan die juist helpen om de opbrengst te vergroten.’
Veeartsen kunnen daarbij helpen, maar dat gebeurt amper. Uit de enquête van DvdW blijkt dat driekwart van de mensen niet beseft dat een veearts hen ook kan helpen met hun pluimvee.
‘Privéveeartsen die leven van de diensten die ze aanbieden bij de boeren waren er amper’, zegt Sanvura. ‘Het is een beetje het verhaal van het kip of het ei. Vaak is de veeteelt niet rendabel genoeg om de kosten van een veearts te betalen. Tegelijk kan die juist helpen om de opbrengst te vergroten. Je kan de 120 dollar voor een keizersnede betalen, als die koe je achteraf tien liter melk per dag geeft.’
DzG helpt die vicieuze cirkel doorbreken door veeartsen financieel bij te staan om zich op het platteland te installeren. Staat daar dan tegenover dat ze niet te veel vragen voor hun diensten? Sanvura: ‘Daar zijn geen uitgewerkte afspraken over, maar we zorgen er wel voor dat basisdiensten heel betaalbaar zijn.’
Safi Ngomora, een van de zeldzame vrouwelijke veeartsen in de omgeving van het park.
© Bart Lasuy
We zien Safi Ngomora, een van de zeldzame vrouwelijke veeartsen, aan het werk bij Xavier Baderhekuguma, een van de zogenaamde modelboeren. Dat zijn boeren met aanzien die het project benutten om nieuwe technieken te demonstreren en om andere boeren te overtuigen dat ook te doen.
Baderhekuguma is behoorlijk enthousiast wanneer hij erop wijst hoe hij systematisch de mest van zijn 65 geiten, 15 schapen en 48 eenden gebruikt om zijn velden te bemesten. Blijkbaar geldt hier het systematische gebruik van dierlijke mest ook als een innovatie. En het moet gezegd: zijn bananenbomen blaken inderdaad van gezondheid en dragen veel vruchten.
De modelboeren ontvangen de nodige middelen om de nieuwe technieken te kunnen toepassen. Zo loopt ook de gemeenschappelijke (en betere) dekstier rond in de weiden van Baderhegukuma. Het gebruik van modelboeren is begrijpelijk, maar moet goed worden omkaderd. Anders ben je kwetsbaar voor de kritiek dat wie al iets heeft, alleen nog maar meer krijgt.
Antennes van de wereld
Intussen zijn er One health-comités opgericht in zo’n 13 dorpen van de projectzone. De comités zijn zo divers mogelijk samengesteld: behalve de lokale chefs zetelen er ook gezondheidswerkers, onderwijzers, landbouwers, veetelers en vertegenwoordigers van de inheemse bevolking in.
‘We moeten vooral alert zijn voor wat we niet kennen.’
De comités zullen de bevolking wijzen op de gezondheidsgevaren van contact met dieren, en ze zullen helpen bij de introductie van alle deelprojecten. Tegelijk moeten ze de antennes van het project zijn en zo in zekere zin ook de antennes van de wereld.
Ze moeten het opleven van bekende ziektes tijdig signaleren, maar vooral ook opvangen wanneer er een nieuwe onbekende ziekte opduikt – een ziekte die mogelijk de wereld kan rondgaan.
‘We moeten vooral alert zijn voor wat we niet kennen. Een plotse koorts die we niet kunnen verklaren… Als er iets nieuws opduikt, moeten we snel kunnen reageren. En daarvoor moet je dicht bij de bevolking staan en naar haar luisteren’, besluit Luis Flores.
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.