Venezolaanse nieuwkomers in Antwerpen: ‘De grootste bedreiging voor veel immigranten is de eigen landgenoot’

Reportage

Portret van een gemeenschap die er (nog) geen is

Venezolaanse nieuwkomers in Antwerpen: ‘De grootste bedreiging voor veel immigranten is de eigen landgenoot’

Arepa Culture, een van de weinige gelegenheden in Antwerpen die willen cateren vor Venezolanen.
Arepa Culture, een van de weinige gelegenheden in Antwerpen die willen cateren vor Venezolanen.

07 juli 2021

Beeld: Arne Gillis

Elk jaar groeit het aantal Venezolanen in België en elders in de wereld, aangedreven door een escalerende crisis in het moederland. In Antwerpen vestigden zich vorig jaar 223 Venezolanen. MO* polste in Antwerpen naar het hoe en wat van een gemeenschap in de maak.

De Antwerpse Groenplaats, waar we hebben afgesproken, baadt in vochtige kilheid. Het Belgische weer doet zijn reputatie maximale eer aan. Als anonieme schimmen bewegen enkele passanten zich over het plein, onder de bronzen Rubens door, om dan zo kort mogelijk de hoek van het Hiltonhotel te ronden. Zelfs het groepje zwervers – normaal toch vaste prik aan het metrostation op het plein — is op deze dag in maart nergens te bespeuren.

Jhosep* (pseudoniem) laat het allemaal niet aan zijn hart komen. ‘Weet je dat dit plein een van mijn lievelingsplekken in Antwerpen is?’ Een echt antwoord verwacht hij niet. Hij mijmert. En vertelt.

‘In Venezuela zie je geen oude mensen meer op straat rondlopen. Ze blijven binnen en zijn bang.’

‘Ik hou ervan om hier naar de mensen te kijken. Vooral de oude mensen fascineren mij. Ik hou van hun zorgeloosheid. Ze drinken in alle rust hun koffietje. Al eens gelet op de nonchalance waarmee ze hun smartphone gebruiken? In Venezuela zie je geen oude mensen meer op straat rondlopen. Ze zitten binnen en zijn bang.’

Amor’ staat in fijne lettertjes in Jhoseps nek getatoeëerd, nog net te zien tussen de kraag van zijn jas en een mondmasker. ‘Liefde’. De tekst liegt niet. Een leven vol liefde kent deze man, al 27 jaar.

Liefde voor zijn moederland Venezuela, herschapen tot een hel voor de achterblijvers. Liefde voor zijn moeder, een van die onfortuinlijken, met wie hij nog elke dag telefoneert. ‘Bendiciones, mami’, sluit hij het gesprek dan af, telkens opnieuw. De vertaling van dat woord in het Nederlands, ‘zegeningen’, komt nogal profaan binnenrollen in het oor van een Nederlandstalige.

Ik wil het hem vragen, of hij net zoals veel van zijn landgenoten katholiek is, maar uiteindelijk vergeet ik het. Met Jhosep als gesprekspartner val je van de ene verrassing in de andere. Hij is een man met vele gezichten. Zo melodieus hij afscheid neemt van zijn mami aan de telefoon, zo zonderling is Jhoseps verleden.

Paradijs van honger en bloed

In 2017 begon de emmer goed over te lopen voor de meeste Venezolanen. De regering van president Nicolas Maduro was in het nauw gedreven door haar eigen economische wanbeleid en arresteerde in januari van dat jaar een hele rist oppositiefiguren. Een oproep tot dialoog werd in een vroeg stadium geaborteerd.

Intussen swingden de inflatiecijfers de pan uit. Winkelrekken raakten leeg en de rijen voor voedselpakketten groeiden. Op 19 april 2017 trokken naar schatting 6 miljoen Venezolanen de straten op, in wat de grootste betoging in de geschiedenis van het land was.

Precies 2066 Venezolanen kwamen in 2020 in België terecht, en daarvan kozen er 223 Antwerpen als nieuwe thuis.

De vele betogingen die volgden deden Maduro’s troon wankelen, maar de veer van het protest brak alsnog. Een poging om de doorgestoken parlementsverkiezingen van juli te saboteren, mislukte. Tegelijkertijd groeide de onvrede met de impotente en dikwijls net zo opportunistische oppositie.

Tegen juli van datzelfde jaar waren er minstens 165 doden onder de betogers te betreuren, slachtoffers van ordetroepen en hun paramilitaire stoottroepen. Wat als vanouds overbleef, waren de lege winkelrekken, de astrante corruptie, het straatgeweld, de berovingen op klaarlichte dag. De laatste hoop op verandering was de kop ingedrukt, en de veer van het volk brak finaal.

Sinds dat rampzalige jaar 2017 verlieten volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zo’n 5,6 miljoen Venezolanen hun land, op een bevolking van hoop en al 30 miljoen. Precies 2066 van hen kwamen in 2020 in België terecht, en daarvan kozen er 223 Antwerpen als nieuwe thuis.

Het cijfer stijgt jaar na jaar – in 2017 waren het er nog respectievelijk 1480 en 129, zo weet Statbel, het Belgische statistiekbureau.

Boekhouder wordt sekswerker

Jhosep was één van hen. Op de dool via Colombia en Ecuador kwam hij in Peru terecht. Daar leerde hij een Ecuadoraanse transseksuele vrouw kennen die al lang in Antwerpen woonde. In Antwerpen, zo vernam Jhosep, viel baar geld te verdienen.

Dat geld was nodig, en dringend. Mami overleefde op de schamele som van drie euro per maand – het loon van haar man, een overheidsambtenaar. Net genoeg voor een doos eieren.

Sekswerk, zo wist de vrouw, was de sleutel tot een stabiel en riant inkomen.

Sekswerk, zo wist de vrouw, was de sleutel tot een stabiel en riant inkomen. Met een Spaans humanitair visum kwam Jhosep in juli 2019 Antwerpen binnengereden. ‘Een sprookje van een stad’, vond Jhosep van zodra hij het Steen en de binnenstad te zien kreeg. Antwerpen doet hem nog steeds denken aan de films die hij zag als kleine jongen in Caracas, de hoofdstad van Venuezuela.

Zijn verhaal roept vele vragen op. Waarom niet in Spanje blijven, waar de taal voor een Venezolaan bekender klinkt dan het tongbrekende, keelschrapende Nederlands? Waarom sekswerk als je van opleiding een boekhouder bent?

Antwerpen doet Jhosep nog steeds denken aan de films die hij zag als kleine jongen in Caracas, de hoofdstad van Venuezuela. © Arne Gillis

‘Met een Spaans humanitair visum geven ze je eten en een slaapplaats, maar geen geld. En ik kon het mij niet permitteren om mijn mama te laten verrekken, zonder geld. Daarom doe ik wat ik doe’, klinkt het eenvoudig. ‘In de twee weken dat ik in Spanje was, heb ik ook sekswerk verricht. Maar ze zijn daar nog niet volledig bekomen van de crisis. Ik deed het soms voor tien of twintig euro.’

‘In België kan alles. Ik kan je plekken laten zien in Antwerpen waarvan je niet wist dat ze bestonden.’

Nee, dan liever België. Via internet vindt Jhosep klanten, bij de vleet. ‘A rato van 100 euro per uur. Soms blijf ik een hele nacht. Laatst ging ik naar buiten met 1500 euro’, grijnst hij. ‘Moet ik even voorrekenen welk veelvoud dat is van mijn loontje als boekhouder in Venezuela?’

Hij schraapte zijn moed bijeen en vertelde zijn mami hoe hij aan de kost komt. ‘Beeld je in. Eerst uit de kast komen, en dan nog eens opbiechten dat je neukt voor je geld. Maar ze respecteert mijn keuze. Dat is mijn geluk.’

In België zijn de geesten hoe dan ook een stuk ruimer dan in Jhoseps thuisland. ‘In België kan alles. Ik kan je plekken laten zien in Antwerpen waarvan je niet wist dat ze bestonden. Darkrooms met een hele zaal gewijd aan fisting, noem maar op. Je ogen springen ervan uit je hoofd.’

Het grote probleem voor Jhosep is dat in zijn wereldje hier de meeste mensen aan de drugs verslingerd zijn. ‘Mijn enige zonde is de sigaret. Maar ik merkte al snel dat klanten langer blijven als ze drugs nemen. En ze voelen zich comfortabeler als ik dat ook doe. Dus af en toe gebruik ik coke. Dan verdien ik meer.’

Er glinstert een onmiskenbare fonkeling in de ogen van deze man, gezeten op een bankje op een druilerige Groenplaats. De hoop op een betere toekomst groeit. Ik vraag hem ernaar.

‘Begrijp mij niet verkeerd: ik hou niet van mijn werk. Maar het is voorlopig de enige manier om mijn familie te helpen. Ik spaar intussen om een kraam te openen met Venezolaans geïnspireerde fastfood. Ongelooflijk, de armoede in het aanbod aan nachtelijke snacks hier. En het smaakt allemaal verschrikkelijk slecht. Daar ga ik wat aan doen.’

Kloof tussen twee werelden

Als baken van hoop en welvaart trok Venezuela in de jaren vijftig miljoenen immigranten van over de hele wereld aan.

Net als veel Latijns-Amerikaanse landen kent Venezuela bij uitstek een mestiezencultuur, afgeleid van miscere, het Latijnse woord voor vermengen. Veel Venezolanen stammen af van Europese, Afrikaanse, inheemse en in mindere mate Midden-Oosterse voorouders, maar het geheel is meer dan de som der delen.

Paul Vandenbroecke is een verpersoonlijking van dat idee. Zo oer-Vlaams ‘s mans naam klinkt, zo Venezolaans is zijn hart. Vandenbroecke’s vader nam in de jaren vijftig vanuit het achtergestelde Vlaanderen de wijk naar Venezuela, destijds de derde grootste olieproducent ter wereld. Als baken van hoop en welvaart trok het land in die tijd miljoenen immigranten van over de hele wereld aan.

De tijden zijn veranderd. Zoon Vandenbroecke keerde met zijn familie terug naar de heimat die hij slechts kende van enkele keren op vakantie. ‘Het is moeilijk om hier te aarden’, geeft hij grif toe. ‘Mijn situatie is nogal vreemd. Beeld je in – je met een Vlaamse naam moeten inschrijven bij de Nederlandse taallessen. Mensen denken nogal vaak dat ik hen iets wijsmaak.’

Op Pauls werk, bij Infrabel, verdenkt hij zijn collega’s ervan expres extra plat Antwerps te spreken. Dan lachen ze met zijn hulpeloosheid. Drie verstaat hij vlekkeloos, maar bij ‘drij’ valt hij in de kloof tussen twee werelden.

De limbo tussen het recente en het verre verleden maakt het leven van Paul er niet gemakkelijker op. ‘Ik voel me geen Belg, want ik heb het gevoel dat de Belgen mij niet echt aanvaarden als een van hen. En Venezolaan? Het land is veranderd’, klinkt het.

‘Het moet rond 2013 zijn gebeurd’, herinnert Paul zich die verandering in Venezuela. ‘Toen begon de polarisering plaats te maken voor woede. Gesprekken met vrienden over politiek begonnen spaak te lopen. De samenleving werd langzaam maar zeker ziek.’

Een maatschappij van overleven

‘Ik heb niets kunnen meenemen. Zoals ik toen ben vertrokken, ben ik hier aangekomen.’

We zitten bij Paul thuis, in het gezelschap van zijn familie en enkele vrienden die voor de gelegenheid zijn afgezakt vanuit hun nieuwe woonplaats in de Kempen. Aan tafel zit ook Yanet Fermín, parlementslid uit het kamp van Juan Guaidó — de man die sinds 2019 door meer dan zestig landen erkend wordt als wettelijke president van Venezuela.

Fermíns politiek engagement kwam haar duur te staan. Eind 2019 probeerden leden van de Venezolaanse staatsveiligheid haar thuis te arresteren. Met geweld drongen ze het huis in Caracas binnen, waarop Guaidó zelf verscheen. De agenten dropen af, Fermín bleef achter met de schrik van haar leven. In allerijl verliet ze daarop haar woning. Ze trok twee weken in bij Guaidó en vond nadien onderdak en politieke bescherming in de Braziliaanse ambassade. Vier maanden later verliet ze haar land, richting België.

Fermín is het enige Venezolaanse parlementslid dat in België woont. Al de rest verblijft tegenwoordig in Spanje.

‘Ik heb niets kunnen meenemen. Zoals ik toen ben vertrokken, ben ik hier aangekomen. Ik heb geen tastbare herinneringen aan mijn thuis’, vertelt Fermín, die ook lerares is, nota bene opgeleid in het Cuba van Fidel Castro. Desondanks walgt ze intussen van het linkse gedachtegoed. ‘We staan op het punt om de derde generatie te verliezen aan de verschrikking van het chavismo.

Het was allemaal anders. Een van de Venezolanen aan de tafel durft toe te geven dat hij ooit benieuwd was naar het politieke project van de destijds relatief onbekende luitenant-kolonel Hugo Chávez, de man die in 1999 president zou worden.

‘Het systeem is erop gebouwd dat je iets moet afpakken van je naaste om zelf te kunnen overleven.’

Intussen gaat er een bord met tequeños rond – gefrituurde hapjes met kaas. ‘De kern van de Venezolaanse maatschappij is nu: overleven. En het systeem is erop gebouwd dat je iets moet afpakken van je naaste om zelf te kunnen overleven’, zegt Paul. Hij vertelt verhalen over hoe het vroeger was, toen hij als vertegenwoordiger het land rondreisde en overal stuitte op gastvrijheid en plezier.

© Arne Gillis

Op Facebook deelt Paul graag foto’s waarin hij de schoonheid van het moederland bejubelt. De majestueuze tafelbergen van Gran Sabana, de stranden van het noorden met kleuren waarvan je niet wist dat ze bestonden, de Parel van zus, de Koningin van zo. Het steekt schril af tegen een maartse Turnhoutsebaan in Borgerhout, Antwerpen.

Wat het land ooit was versus wat het geworden is. Het gezegde zit ergens tussen lof en spijt, met ergens nog wat sprankels hoop, afhankelijk van wie ik spreek. Jhosep spreekt klare taal: ‘Ik ben geen Venezolaan pur sang meer. Ik hou van België, van de regels, van de open mentaliteit, van de mogelijkheden’.

Hoogstens gaat hij nog eens een paar weken op vakantie in Venezuela, moest de situatie het toelaten. Maar veel liever zou hij zijn mami naar België halen. ‘Hoe prachtig zou dat zijn’, mijmert hij verder. Ook Fermín worstelt. Ze heeft nog moeilijkheden met de uitspraak van het Nederlands in haar nieuwe dorp, ergens in de buurt van Turnhout. ‘Kijk, ik ben stilaan aan het pinguïniseren’, lacht ze, terwijl ze zich induffelt om de kou te trotseren.

Bureaucratische hel

Luis, half Venezolaan, half Dominicaan, heeft vastere grond onder de voeten. Antwerpse zandgrond, om precies te zijn. Hij woont al langer in België, al zo’n tien jaar.

Om Belgische verblijfspapieren te bekomen, moest hij enkele jaren geleden zijn Venezolaanse paspoort laten vernieuwen. ‘Je reinste horror’, huivert Luis. ‘In theorie kan je naar de ambassade in Brussel gaan. Maar de eerste hindernis is daar onmogelijk te nemen. Daar werkt een vrouw die godganse dagen haar nagels zit te lakken, denkend dat ze een Dior-model is.’

Van die boer geen eieren en dus trok Luis naar Venezuela om het paspoort te laten vernieuwen. Een taak waarvan hij dacht dat ze enkele weken in beslag zou nemen, duurde uiteindelijk twee jaar. Hij werd er verraden door zijn beste vriend en beroofd. Het deed hem allemaal opnieuw beseffen hoe weinig toekomst hem in Venezuela wacht.

‘Ik blijf hier. Niets zo mooi als een Belgische zomer’, grijnst Luis. Hij onderhoudt zich met caféwerk en tatoeages zetten in het illegale circuit.

Wat opvalt is hoe weinig contact er is tussen de Venezolanen onderling.

Familiebanden

Wat opvalt is hoe weinig contact er is tussen de Venezolanen onderling. Boekhouder/sekswerker Jhosep is er het meest categoriek in: hij vermijdt zijn landgenoten simpelweg. ‘Je weet toch wat ze zeggen? De grootste bedreiging voor een immigrant is zijn eigen landgenoot. Ze proberen je alles af te pakken.’

Het klinkt gepijnigd, alsof hij uit ervaring spreekt. Maar Jhosep gaat er niet verder op in. ‘Mijn vrienden zijn Colombianen, Ecuadoranen, een paar Belgen ook. Ik probeer mijn eigen leven te leiden’, zegt hij.

Die houding zal deels te maken hebben met Jhoseps werk; homoseksuele prostitutie valt doorgaans niet zo goed in het goeddeels conservatieve, katholieke Venezuela. Maar ook tijdens het onderonsje bij Paul thuis lijkt iedereen zijn eigen ding te doen.

‘Er spelen soms wat Venezolaanze jongens samen béisbol in Park Spoor Noord’, weet Luis. Een verklaring voor die eigengereidheid heeft hij niet echt. ‘Kijk, het is een jonge gemeenschap. De Antwerpse Dominicanen klitten wel bij elkaar, dat merk je. Zij wonen hier ook al veel langer. Misschien moet het gemeenschapsgevoel nog groeien?’

Een van de weinige gelegenheden in Antwerpen die specifiek wil cateren voor Venezolanen heet Arepa Culture, in het hart van de stad. De zaak wordt uitgebaat door Daniel en serveert een keur aan typische gerechten: arepas, pabellón, hallacas. Drie jaar geleden opende Daniel de plek. Vorig jaar kwam zijn nicht Veronica het team vervoegen, regelrecht vanuit de Venezolaanse impasse. Daniels tante woont al 25 jaar in Antwerpen, wat verklaart waarom hij hier terecht kwam.

Het lijkt alsof wat er bestaat aan Venezolaans gemeenschapsgevoel louter via familiale banden verloopt. België, laat staan Antwerpen, is geen evidente keuze voor een Venezolaan op de vlucht. Je komt in Antwerpen terecht omdat je familie er al woont.

Of door schier toeval, zoals in het geval van Jhosep. Het is geen toeval dat net hij andere Venezolanen mijdt als de pest. En plekken als Daniels Arepa Culture lokken wel wat landgenoten, maar het gros van de klanten zijn toch latino’s uit andere landen: Colombia, Argentinië. ‘Ik probeer desondanks te helpen waar ik kan’, zegt Daniel. ‘Landgenoten die hier net aankomen, wijs ik graag de weg, met logistieke hulp of zelfs met gewoon wat eten.’

Daniel aan het werk in Arepa Culture, een van de weinige gelegenheden in Antwerpen die specifiek wil cateren voor Venezolanen. © Arne Gillis

Groeipijnen

Wat vinden de Venezolanen in Antwerpen van België, het tweede moederland? Uit de gesprekken blijkt dat Belgen toch vreemde beestjes zijn, in hun ogen. Wat schuchter, bevreesd van het onbekende. Eenmaal op het gemak gesteld bloeien ze open.

Het concept familie blijkt hier een angstwekkend lege doos te zijn, vinden de Venezolanen die ik spreek. Vreemde eetgewoonten ook: doorheen de dag eerst twee koude maaltijden, en pas ’s avonds eet je warm? Terwijl elke logica toch schreeuwt dat het omgekeerd moet zijn? En waarom, in godsnaam, al dat brood?

Oude gewoonten sterven traag. Maar dat er iets geknapt is, lijkt duidelijk. Het valt op hoe weinig vertrouwen de Antwerpse Venezolanen hebben in de landgenoten die ze niet kennen. Het chavisme – in deze Venezolaanse gemeenschap unisono bespuwd – heeft tot in Antwerpen diepe wonden geslagen.

Het vertrouwen in elkaar is kwijt, en er zal meer voor nodig zijn dan dagelijkse bendiciones om dat te herstellen. Wat blijft, is amor, de liefde voor wat ooit was.