Reportage vanuit Qaraqosh
Iraakse christenen gekneld tussen oorlog van gisteren en geweld van morgen
IS loopt op zijn laatste benen in Irak, maar vrede is nog lang niet in zicht. Het risico dat de groep ondergronds gaat is reëel, en de breuklijnen tussen Koerden, soennieten en sjiieten spelen weer op. Voor de christelijke minderheden gaat het om botweg overleven. Een zondag in Qaraqosh, een christelijke stad buiten Mosoel.
Checkpoint van de NPU
© Toon Lambrechts
De oorlog is nog vers langs de weg van Erbil naar Mosoel. Hoe dichter bij Mosoel, hoe groter de verwoestingen die de opmars en de aftocht van IS hebben nagelaten. Uitgebrande autowrakken, gebombardeerde huizen en lege dorpen bakken in de ongenadige hitte van de Iraakse zon.
Toch is het druk op de weg, en al zeker aan de tientallen checkpoints, waar lange rijen auto’s in de grootst mogelijke chaos wachten op toestemming om te passeren.
Aan ieder checkpoint moet er onderhandeld worden. Eerst met de Peshmerga, de Koerdische strijders, dan met het Iraakse leger. Dat gaat vlot, maar aan de volgende reeks checkpoints wordt het moeilijker.
Aan ieder checkpoint moet er onderhandeld worden. Eerst met de Peshmerga, de Koerdische strijders, dan met het Iraakse leger.
Ook hier wappert de Iraakse vlag, maar die wordt overschaduwd door sjiitische slogans en iconografie. De beeltenis van Ali, neef en schoonzoon van de profeet én centraal figuur in het sjiitische versie van de islam, kijkt overal toe.
Hier hebben de beruchte Hashd Al Sha’abi, de Popular Mobilisation Units (PMU), het voor het zeggen. De PMU, een verzamelnaam voor een hele reeks vrijwilligersmilities, vallen officieel onder het gezag van het Iraaks leger. In werkelijkheid opereren ze autonoom, en leunen ze oncomfortabel dicht aan bij Iran.
Dan duikt er een nieuwe vlag op, wit met een blauw-rode zon erop. Dit is de banier van de Assyrische christenen, en het logo van de NPU, de Nineveh Plain Protection Units, de belangrijkste christelijke militie in Irak. Ook hun checkpoints zijn omhangen met religieuze afbeeldingen, die voor iemand bekend met het Europese christendom tegelijk vertrouwd en toch zo anders overkomen.
Bidprentjes tussen het as
© Toon Lambrechts
Verdeelde gemeenschap
De Iraakse christenen worden vaak op een hoopje geveegd, maar vallen uiteen in een kluwen aan religieuze stromingen. De meeste christenen zijn Assyriërs, een aparte etnische groep, verdeeld over verschillende geloofsgemeenschappen, waarvan de Chaldeese Katholieke Kerk de grootste is. Daarnaast is er de Armeense Kerk, en kleinere groepen Arabische christenen. Behalve in de steden leven de meeste christenen in de Vlakte van Nineveh, een regio ten oosten van Mosoel.
De veelheid onder de religieus-etnische gemeenschappen binnen het Iraaks christendom uit zich eveneens in de verschillende christelijke milities.
In 2003 telde de christelijke gemeenschap nog zo’n anderhalf miljoen zielen, goed voor zes procent van de Iraakse bevolking. Veertien jaar later blijft er niet veel meer over van het Iraakse christendom. Exacte cijfers ontbreken, maar naar schatting twee derde van alle christenen heeft het land verlaten.
De veelheid onder de religieus-etnische gemeenschappen binnen het Iraaks christendom uit zich eveneens in de verschillende christelijke milities die de wapens opgenomen hebben de laatste jaren. In Nineveh opereren er momenteel zeker drie milities, de Nineveh Plains Protection units (NPU), Dwekh Nawsha en de Ninevah Plains Forces.
In het zuiden van Irak zijn nog minstens twee andere christelijke milities actief, de Kataib Rouh Allah Issa Ibn Miriam (De brigade van God, de Heilige Geest en Jezus, de zoon van Maria), die samen vecht met de Imam Ali Brigade, een van de sjiitische milities. Ook de Babylon Brigade vecht aan de zijde van de PMU.
Binnen in een van de huizen die niet in vlammen opgingen
© Toon Lambrechts
Het kruis van Qaraqosh
In Bartella, het eerste christelijke dorp op de weg, valt geen levende ziel te bespeuren, behalve enkele strijders van de NPU, die de ingang van het dorp bewaken. Even verderop komt Qaraqosh, ooit de grootste christelijke stad Irak, in zicht. Een metershoog kruis siert de toegangsweg tot de stad. Het werd opnieuw rechtgezet nadat Qaraqosh heroverd werd op IS.
In het eerste christelijke dorp op de weg valt geen levende ziel te bespeuren, behalve enkele strijders van de NPU.
Het lijkt eerder een wanhoopsdaad dan een zegeteken, want ook Qaraqosh is een spookstad, nauwelijks nog een schaduw van zichzelf. Alles herinnert nog aan de dramatische gebeurtenissen van drie jaar geleden.
In juli 2014 liep IS in een paar weken tijd half Irak onder de voet. De miljoenenstad Mosoel viel na nauwelijks twee dagen strijd.
Een maand later veroverde de terreurgroep de christelijke dorpen ten zuiden van Mosoel, die tot dan door de Koerdische Peshmerga verdedigd werden. Toen de Koerden de aftocht bliezen, sloegen ook de bevolking van Karamlesh, Bartella en Qaraqosh op de vlucht. Twee jaar lang zou IS de controle over Qaraqosh behouden, tot in oktober 2016 het Iraakse leger de stad weer heroverde.
Kolonel Djawan Ayous
© Toon Lambrechts
De wapens en de pen
Op het hoofdkwartier van de NPU in het centrum van Qaraqosh wacht kolonel Djawan Habib Ayous. Samen met een handvol andere NPU’ers volgt hij de laatste militaire ontwikkelingen in en rond Mosoel, nauwelijks 20 kilometer van hier, op televisie.
De man met het diep gegroefde gezicht diende ooit in het Iraakse leger, maar leidt nu de operaties van de NPU in en rond Qaraqosh, zijn geboortestad. In principe valt de NPU ook onder het commando van de centrale overheid in Bagdad, maar net als bij de PMU is het onduidelijk waar hun loyaliteit nu precies ligt.
Djawan Ayous verzekert ons dat Qaraqosh veilig is, en dat de NPU alles onder controle heeft. Bij de vraag wat hij dacht toen hij voor het eerst terugkeerde naar Qaraqosh toen IS de aftocht blies, neemt hij een diepe trek van zijn sigaret en kijkt me indringend aan.
‘Het valt niet te vermijden dat we het land moeten delen met mensen die ooit aan de kant van IS stonden’
‘Stel dat je in het water valt. Je voelt dat je gaat verdrinken, maar op het laatste moment slaag je erin om toch nog het hoofd boven water te houden. Zo voelt het voor ons, christenen, maar we kunnen niet anders. Irak is ook ons land, en dat van onze voorouders. Onze tradities, onze dromen en onze geschiedenis, alles is hier geworteld.’
Sinds de val van Saddam, en zeker sinds de opmars van IS, is de lange geschiedenis van de Iraakse christenen gevuld met gitzwarte bladzijden. De ondergang van IS is een kwestie van tijd, maar zal geen vrede brengen. Er zijn diepe wonden geslagen, zeker omdat veel soennieten initieel IS niet ongenegen waren. Is samenleven nog mogelijk?
‘Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik wil naar de toekomst kijken. De rampspoed die IS over ons afriep, heeft de demografie van het land veranderd, en zeker niet in het voordeel van de christenen. Het valt niet te vermijden dat we het land moeten delen met mensen die ooit aan de kant van IS stonden. Dat is de realiteit, maar vertrouwen kan er nooit meer zijn. We hebben onze lessen geleerd. Het leven gaat voort, maar militair en politiek moeten we voorbereid zijn. De wapens en de pen liggen klaar.’
Op de vraag hoe het zit met de relaties tussen de NPU en de andere fracties -de Koerden, het reguliere Iraaks leger en de sjiitische milities- blijft Djawan Ayous diplomatisch. ‘We houden aan het principe om goede relaties met iedereen op te bouwen.’ En de toekomst van Qaraqosh? ‘Ik verwacht dat uiteindelijk, als de veiligheidssituatie zal verbeteren, iedereen zal terugkeren. Ik ben optimistisch. Dat moet.’
Op wacht net buiten Qaraqosh
© Toon Lambrechts
Brandlucht
Ondanks zijn sussende woorden dat de veiligheid in Qaraqosh gegarandeerd is, stuurt Djawan Ayous een van zijn mannen met ons mee. De jonge NPU-strijder, Mubarak Toma, gidst ons door de verlaten straten van de stad. Werkelijk ieder huis is uitgebrand. Mubarak vertelt dat de rookpluim tot in Erbil te zien was.
In een paar van de uitgebrande huizen vindt hij identiteitspapieren, foto’s en religieuze parafernalia, die hij zorgzaam aan de ingang legt. Hier en daar is wel al een lik verf aangebracht op de muren van Qaraqosh, maar de zwarte letters van IS-leuzen schemeren er soms nog door.
‘Negen op tien huizen is verwoest, daarom keren er zo weinig mensen terug naar Qaraqosh’
Toch leeft Qaraqosh voorzichtig op. In een van de huizen buiten het centrum staat Ibrahim Toma Yousif Posa een sigaret te roken. Het blijkt niet zijn huis te zijn, maar dat van zijn broer. Zijn voormalige woning ligt aan de overkant van de straat, en is, net als de rest van de wijk, compleet uitgebrand.
‘Negen op tien huizen zijn verwoest, en bouwmaterialen sijpelen maar langzaam binnen’, vertelt Ibrahim. ‘Daarom keren zo weinig mensen terug naar Qaraqosh. Ik schat dat er opnieuw 80 families in de stad wonen, meer niet. Wel is de school weer open, en zijn er religieuze activiteiten voor kinderen. Dat is al iets.’
In een van de uitgebrande huizen van Qaraqosh
© Toon Lambrechts
Van Bagdad naar Qaraqosh
De eerste keer dat Ibrahim na bijna twee jaar zijn stad terugzag was een zware schok. ‘De verwoesting was compleet. Maar nog erger voel ik me bij wat gebeurd is toen IS Qaraqosh aanviel. Want het waren de mensen uit de omliggende Arabische dorpen die hen geholpen hebben. Het zijn onze vroegere buren die Qaraqosh platgebrand hebben.’
‘Het begon met ontvoeringen om losgeld, daarna met religieuze moorden. Als christenen stonden we alleen, niemand nam het voor ons op’
Ibrahim en zijn familie komen oorspronkelijk niet van Qaraqosh, maar van Bagdad. De weg die zijn familie de laatste twee decennia aflegde, is exemplarisch voor wat de Iraakse christenen te verduren kregen.
‘Eerst is mijn familie van Bagdad naar Mosoel gevlucht, omdat het in de chaos na de val van Saddam te gevaarlijk werd in de hoofdstad. Maar al gauw verslechterde de situatie in Mosoel.
Het begon met ontvoeringen om losgeld, daarna met religieuze moorden. Als christenen stonden we alleen, niemand nam het voor ons op. Al gauw hebben we Mosoel verlaten en toevlucht gezocht in Qaraqosh, net als vele andere. De komst van IS en onze vlucht naar de Koerdische regio was eigenlijk maar een zoveelste stap achteruit.’
Op de vraag of hij nog toekomst ziet voor de christelijke gemeenschap in Irak is hij resoluut. ‘De Arabieren rond ons kunnen we nooit meer vertrouwen, na wat er gebeurd is. We hebben onze les nu wel definitief geleerd. Maar we blijven. Na alle offers die we gebracht hebben, kunnen we niet anders.’
Een strijder van de NPU gaat ter communie
© Toon Lambrechts
Kogel door de kerkmuur
Na het gesprek brengt Mubarak Toma ons naar de Kerk van de Onbevlekte Ontvangenis, de grootste van de ongeveer tien kerken in Qaraqosh, en de enige waar opnieuw de mis gevierd wordt. Ondanks de inspanningen om de kerk opnieuw bruikbaar te maken, zijn de sporen van IS nog vers.
De buitenmuur werd een tijd als schietstand gebruikt, en is gepokt met kogelgaten. Van de bibliotheek blijft alleen nog maar as over. Ook het mausoleum langs de kerk werd vernield. Hier liggen de slachtoffers begraven van de oorlog tussen Irak en Iran, een conflict waarvan de herinnering ondertussen bedolven werd onder een hele reeks nieuwe oorlogen. Dan luiden de klokken boven Qaraqosh, als een vertwijfeld maar vastberaden teken dat het Iraakse christendom ondanks alles nog bestaat.
‘Vroeger liep de kerk over op zondag. We hadden plannen om het gebouw te vergroten. Vandaag zijn er slechts een honderdtal families die teruggekeerd zijn’
De kerkdienst begint met een verontschuldiging van de priester, die de gelovigen laat weten dat het nog lang zal duren voor alles weer is als voorheen. Een zestigtal mensen, vooral vrouwen en kinderen, wachten tot de dienst begint.
Op het laatste moment komen ook de mannen binnen, op een enkele uitzondering na allemaal in het uniform van de NPU. De ritus verschilt niet zo erg veel van een zondagse mis ergens in België. Alleen de taal voelt anders, want behalve Arabisch is een deel van de dienst in het Aramees, de taal die Jezus moet gesproken hebben twee millennia geleden.
De priester met dienst, Bashar Gidiya, wil wel even praten na de misviering. Sinds een week of vijf leidt hij hier opnieuw de eredienst. ‘Vroeger liep de kerk over op zondag. We hadden plannen om het gebouw te vergroten. Vandaag zijn er slechts een honderdtal families die teruggekeerd zijn, maar ik hoop dat de rest ook hun weg terug vindt.’
Voor Bashar Gidiya was het een grote schok toen hij voor het eerst voet in de kerk zette na de aftocht van IS. ‘Alles was verwoest. IS gebruikte de kerk en het omliggende terrein als trainingsplek. Overal lag het vol met munitie en bommen. Het heeft lang geduurd om alles op te poetsen en te herstellen.’
Scherven lijmen
© Toon Lambrechts
Dreigende instabiliteit
Het bliksemoffensief van IS in juli en augustus 2014 kwam voor iedereen als een verrassing, maar het was niet het begin van de problemen voor de Iraakse christenen, herinnert Bashar Gidiya zich. ‘Voor mijn aanstelling in Qaraqosh heb ik een tijdje in Mosoel gediend, zowel in het westelijke als in het oostelijke deel. Levensgevaarlijk. Als christen hing er een constante dreiging boven je hoofd, en zeker als je een religieuze functie bekleedde.’
‘IS was slechts een laatste stap in een proces dat na de val van Saddam begon. Sindsdien is het voor de christenen alleen maar erger geworden. Ontvoeringen en moorden werden een bijna dagelijks gegeven. De extremistische lezing van de islam begon niet met IS, maar wordt al meer dan een decennium gepredikt en heeft zich diep genesteld in de geest van velen. IS is bijna verslagen, en zal niet terugkeren zoals voorheen. We vrezen echter dat er overal rond ons nog slapende cellen bestaan, of dat nieuwe, gelijkaardige groepen zullen opstaan.’
‘Voor ons is de situatie simpelweg levensbedreigend. Persoonlijk hoop ik dat Nineveh een autonome status krijgt, zoals de Koerden’
Bashar Gidiya is weinig optimistisch over de mogelijkheid om opnieuw samen te leven na alles wat er gebeurd is. ‘Voor ons is de situatie simpelweg levensbedreigend.’
‘Persoonlijk hoop ik dat Nineveh een autonome status krijgt, zoals de Koerden. Een eigen regio voor ons christenen zou kunnen werken, mits de internationale gemeenschap instaat voor onze veiligheid. Want zonder hulp van buitenaf zullen er binnen enkele jaren geen christenen meer zijn in Irak.’
Daarmee zou het doek vallen over een van de oudste christelijke gemeenschappen ter wereld, volgens overleveringen gesticht door de apostel Thomas in de eerste eeuw na Christus. Onder het voorzichtig optimisme dat de leiders van de gemeenschap in Qaraqosh laten uitschijnen, klinkt wanhoop. Want vrede en stabiliteit in Irak zijn veraf, ook na het verdwijnen van IS als territoriale entiteit.
De voedingsbodem van de terreurgroep blijft, en het referendum over Koerdische onafhankelijkheid heeft het wantrouwen tussen Koerden en Arabieren opnieuw op de spits gedreven. Dat maakt dat de christenen van Qaraqosh -en met hen de andere minderheden in Irak- gekneld zitten tussen de oorlog van gisteren en het geweld van morgen.
Een verbrande bijbel in de biblioteek van de kerk
© Toon Lambrechts