‘De hele Jordaanvallei is doelwit. Geen huis dat nog niet vernield werd door het Israëlisch leger'
Het vernielen van woningen, dorpen en infrastructuur is voor Israël business as usual
Vóór 1 oktober moeten inwoners van Khan Al-Ahmar, het Palestijnse bedoeïenendorp, hun woningen zélf vernielen, luidt een bevel dat ze op 23 september kregen. Het is geen uitzondering. Palestijnse inwoners van de Jordaanvallei getuigen dat ze al decennia aan dit soort Israëlisch beleid worden blootgesteld. MO* zocht enkele dorpen in de vallei op.
Een Palestijnse jongen hoedt zijn geiten. In de achtergrond liggen de groene velden van de kolionie Petza’el. Normaal werkt hij in de kolonie maar die dag was er geen werk wegens de joodse feestdag Jom Kippoer.
© Annelies Verbeek
‘Volgens de beslissing van het Hooggerechtshof moeten jullie alle structuren binnen Khan Al-Ahmar vernielen voor 1 oktober. Als jullie weigeren, zullen de autoriteiten de vernieling uitvoeren in overeenkomst de beslissing van de rechtbank en de wet. Indien burgers hulp nodig hebben met vervoer kunnen ze dit nummer bellen…’
Dit stond in een brief geadresseerd aan de inwoners van Khan Al-Ahmar, afgeleverd op 23 september.
Het Israëlisch Hooggerechtshof besliste in mei dat het Palestijnse bedoeïenendorp vernield mocht worden. De officiële reden is dat het illegaal gebouwd is. Maar Khan Al-Ahmar bestaat al van voor de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever.
De echte reden voor de verwoesting is dat Khan Al- Ahmar langs de Jeruzalem-Jericho-weg ligt. Die verbindt Jeruzalem met de Jordaanvallei.
Jeruzalem is geannexeerd gebied, en de Jordaanvallei is de facto geannexeerd. 90 procent van die vallei, dat 30 procent uitmaakt van de Westelijke Jordaanoever, is Zone C, onder volledige Israëlische militaire en administratieve controle (zie kaart: de Jordaanvallei loopt van het noord-oosten van de Westelijke Jordaanoever, over Jericho tot aan de Dode Zee).
Daarom is de locatie van Khan Al-Ahmar van groot strategisch belang. Als Israël erin slaagt kolonies te bouwen langs die weg, wordt de Westelijke Jordaanoever in twee delen opgesplitst. Het is zo goed als een doodvonnis voor de tweestatenoplossing, waarmee de Israëlische annexatie van de Westelijke Jordaanoever alweer een stap dichterbij komt.
Nieuwsploegen zwermen naar Khan Al-Ahmar. Acht Europese landen, waaronder België, riepen bij de Verenigde naties Israël op om het dorp niet te verwoesten.
Toch is Khan Al-Ahmar geen uitzondering. De Palestijnse inwoners van de Jordaanvallei getuigen dat zij reeds decennia aan dit soort Israëlisch beleid worden blootgesteld. MO* bezocht verschillende plekken in de Jordaanvallei en sprak met hen.
Fasayil
De dadelbomen van Jamal Jarwan liggen er droog en stoffig bij. De thermometer geeft 42°C aan. Hij cultiveert een bescheiden stuk land in de buurt van Fasayil, een Palestijns stadje 20 kilometer ten noorden van Jericho. Het land is niet van hem, maar van een landeigenaar uit Nabloes: Sa’ed Nimer Agha.
‘De bomen zijn nog maar recent geplant’, legt Agha uit. ‘Binnen twee jaar zullen we kunnen oogsten.’ Naast zijn bomen ligt de kolonie van Petza’il — dezelfde naam als het Palestijns stadje maar dan in het Hebreeuws. De groene velden van Petza’il strekken zich ver uit. Er worden dadels, paprika’s, druiven en bloemen gecultiveerd, bedoeld voor export.
Agha bezit zelf 3000 dunum — gelijk aan drie vierkante kilometer — grond. ‘Ik heb veel land, maar ik kan er weinig mee doen’, legt hij uit. Palestijnen mogen in Zone C niet bouwen zonder Israëlische toestemming. Het bekomen van bouwvergunningen in Zone C is zo goed als onmogelijk voor Palestijnen.
Structuren vanuit de Ottomaanse en Jordaanse periode mogen wel gerenoveerd worden. Zo woont Jarwan met negen familieleden in een huis van vóór de Israëlische bezetting. Het huis heeft twee kamers. Volgens Agha staat het op instorten.
Du’a, 12, is de dochter van Jamal Jarwan. Ze fietst rond voor het huis van haar familie
© Annelies Verbeek
In het gebied ligt ook een oude Ottomaanse waterput die nog steeds in gebruik is. Omdat Palestijnen niet dieper dan 100 meter mogen graven, pompt deze put slechts 40 kubieke meter per uur. Na een juridische strijd van vijftien jaar kreeg Agha toestemming om de put te renoveren tot 150 meter diep. Nu pompt hij 120 kubieke meter water per uur. ‘De putten in de kolonie gaan tot 700, 800 meter diep’, zucht hij. ‘Zij pompen het goede water, terwijl wij verzilte resten krijgen.’
‘De Jordaanvallei was de broodmand van Palestina. We exporteerden naar andere Arabische landen’
De Jordaanvallei heeft enorme voorraden aan grondwater. Agha vertelt hoe vroeger elke Palestijn in de Jordaanvallei van landbouw leefde. ‘De Jordaanvallei was de broodmand van Palestina. We exporteerden naar andere Arabische landen.’ Maar nu wordt het water weggepompt naar de kolonies en is er niet genoeg voor de Palestijnen om hun gewassen te onderhouden.
Terwijl de Israëlische kolonies uitbreidden, droogden Palestijnse gewassen uit. Bovendien raakte de markt overspoeld met Israëlische producten. Palestijnse boeren konden geen concurrentie meer voeren. Daarom zagen veel Palestijnen zich gedwongen in de kolonies te gaan werken.
De neven van Jarwan werken in de velden van Petza’il. Abdallah (18) zegt dat hij het niet graag doet. ‘De kolonies zijn op ons land gebouwd. We zouden ons moeten verzetten in plaats van hen te helpen’, stelt hij. Hij voegt toe dat het werk zwaar is, en dat je ontslagen kan worden voor de kleinste fout. ‘Maar soms hebben we geen andere optie’, benadrukt hij.
Abdallah, 18, werkt in de kolonie. Hij houdt niet van het werk maar zegt dat het zijn beste optie is.
© Annelies Verbeek
Ain Al Hilweh
Zo’n 35 kilometer ten noorden van Fasayil liggen de gemeenschappen van Hadidiya en Ain Al-Hilweh. Het zijn slechts twee van de vele Palestijnse dorpjes in Zone C van de Jordaanvallei.
‘We kregen het bevel om onze tenten te verlaten voor een schietoefening. Toen we terugkwamen, waren vijf koeien doodgeschoten’
Fatima, die liever niet haar echte naam gebruikt, woont in Ain Al-Hilweh. Ze is van streek. Ze vertelt hoe het Israëlisch leger haar familie twee weken geleden beval om hun tenten te verlaten voor een schietoefening. ‘Wanneer we de volgende ochtend terugkwamen zagen we dat ze vijf koeien hadden doodgeschoten’, jammert Fatima. Twee koeien waren op slag dood, drie stierven later aan hun wonden. De koeien zijn de belangrijkste bron van levensonderhoud voor het dorp.
Fatima vertelt dat een Israëlische legercommandant was komen vragen wat er gebeurd was en foto’s van haar man nam. Verder hebben ze nog niets gehoord. Ze hoopt niet te veel op compensatie. ‘Ze doen dit allemaal om ons te verdrijven van het land.’
Een bord dat een gesloten militaire zone aangeeft, met daarachter de tenten van Al Ain al Hilweh
© Annelies Verbeek
Israël heeft twintig procent van de Jordaanvallei tot natuurgebied verklaard. Een andere 46 procent is gesloten militaire zone. Ain Al-Hilweh ligt in zo’n zone. Op een naburige heuvel ligt de kolonie Maskiyot. Die is gebouwd door kolonisten die uit Gaza trokken in 2005 en vervolgens naar de Westelijke Jordaanoever verhuisden. ‘Vandaag is het rustig,’ zegt Fatima. Die rust lijkt een uitzondering.
Al-Hadidiya
Een paar kilometer verder ligt Al-Hadidiya, een dorpje van zo’n 40 personen. Wie Al- Hadidiya wil bezoeken, moet het geduld hebben om aan een extreem laag tempo de drie kilometer lange zandweg naar het dorp te af te leggen.
Rashid Sawafta, coordinator bij Jordan Valley Solidarity, vertelt dat er vroeger een verharde weg was naar Al-Hadidiya. Die was gedeeld met de aangrenzende kolonie Ro’i, maar het leger sloot de weg af voor Palestijnen. Nadien probeerden ze zelf een verharde weg te bouwen. Die heeft het leger ook verwoest. Nu is er enkel deze zandweg. ‘In de winter kan de weg zo goed als niet gebruikt worden omdat de auto’s vastrijden in de modder’, zegt Sawafta.
Eens aangekomen in het dorp, dringt Abu Saqr, patriarch van Al-Hadidiya, de gasten aan om koffie drinken. ‘De hele Jordaanvallei is doelwit’, zegt hij. ‘Er is geen huis dat nog niet vernield is door het Israëlisch leger.’
‘De Israëlische autoriteiten verwoestten Hadidiya 32 keer op zestien dagen. Wat ze bij zonsondergang vernielden, bouwden we ’s nachts opnieuw op. Wat ze ‘s ochtends vernielden vernielden, bouwden wij ’s middags weer op’
Abu Saqr is blij met de aandacht die naar Khan Al- Ahmar gaat. ‘Khan Al-Ahmar is een deel van Palestina. Hopelijk verspreidt dit verzet zich over het hele land.’
Hij vertelt dat Hadidiya de laatste keer vernield werd door Israëlische autoriteiten in 2015. ‘Ze verwoestten ons dorp 32 keer op zestien dagen’, zegt Abu Saqr. ‘Wat ze bij zonsondergang vernielden, bouwden we ’s nachts opnieuw op. Wat ze ‘s ochtends vernielden vernielden, bouwden wij ’s middags weer op’, herinnert hij zich. De trots in zijn stem gaat gepaard met woede.
De Palestijnen in Zone C wonen bijna allemaal in tenten. Het is geen traditionele levensstijl voor veehouders, maar het is makkelijker om een tent opnieuw op te bouwen nadat die verwoest is, dan een huis.
Abu Saqr spreekt over de natuurgebieden. ‘Wij hebben geen probleem met natuurgebieden. Wij houden van de natuur. Maar voor Israël gaat het niet om bescherming van de natuur.’ Sawafta beaamt dit. ‘De schietzones liggen vlak naast de natuurgebieden. Je zou zeggen dat die toch ver uit elkaar moeten liggen?’
Volgens hem is die ruimtelijke planning een gemakkelijke manier voor Israël om land toe te eigenen. Abu Saqr zegt dat er in juli en augustus ongeveer acht aanvallen zijn geweest van kolonisten. ‘En de kolonisten komen nooit zonder het leger.’
Abu Saqr en zijn dochter Sumoud
‘Sumoud’ betekent standvastigheid. Het is een gekend Palestijns concept dat verwijst naar de Palestijnse vastberadenheid om in het land te blijven ondanks alles
‘In andere landen beschermt de politie de wet, en het leger de buitengrenzen. Maar hier werken de politie en het leger enkel in dienst van de kolonies.’ Abu Saqr vertelt dat kolonisten de schapen en koeien wegjagen, en hun tenten kapotmaken met messen. Hij zegt ook dat het leger schietoefeningen organiseert tussen hun tenten.
De kolonisten komen uit het aangrenzende Ro’i, een Israëlische Moshav, of ‘landbouwgemeenschap’. Van ver ziet die eruit als een paradijs in het midden van de woestijn. Een groen bos. De waterputten liggen in het zicht naast de kolonie.
Omdat de mensen van Hadidiya ook geen waterput kunnen of mogen bouwen, kopen ze water van Palestijnse stadjes in Zone A. Een dure bedoening, want het is zo’n 25 tot 30 shekel (6 tot 7 euro) per kubieke meter. Maar er zit niets anders op. ‘En soms vernielt het leger onze watertanks’, zucht Abu Saqr.
Toekomst
Leven in het dorp is moeilijk. Abu Saqr geeft toe dat hij de nabije toekomst niet rooskleurig inziet. Hij maakt zich zorgen dat de jeugd het geloof in ongewapend verzet zal opgeven. ‘Maar aan alles komt een einde. Ook dit. We hopen dat de internationale gemeenschap voldoende druk zal kunnen zetten zodat Israël onze rechten zal respecteren.’
Fatima van Ain Al-Hilweh weet niet goed wat ze denkt over de toekomst. Ze weet alleen dat zij en haar familie niet weg zullen gaan. Er is geen andere plek voor hen. ‘We blijven samidin (standvastig) tot het einde.’