‘Waarom droogteresistente maïs als je een waterleiding kunt aanleggen?’

Reportage

‘Waarom droogteresistente maïs als je een waterleiding kunt aanleggen?’

‘Waarom droogteresistente maïs als je een waterleiding kunt aanleggen?’
‘Waarom droogteresistente maïs als je een waterleiding kunt aanleggen?’

De zadenmultinationals zijn overal aanwezig in Kenia. Maar plaatselijke boeren betwijfelen of Monsanto actief is in Kenia omdat ze zo graag Kenianen helpen. Boerin Alexandra: ‘We hebben andere methodes om met droogte om te gaan. Ik denk dat die bedrijven simpelweg een slaatje willen slaan uit klimaatverandering.’

Het is een bewolkte maandagmiddag in de Keniaanse Riftvallei. Een twintigtal boeren klit samen in een kleine lemen hut langs een stoffige weg. Manden met chapati en mokken thee worden rondgedeeld. Buiten strekken de glooiende heuvels van de Rift zich uit. Avocadobomen hangen over een houten schuurtje dat dienst doet als zadenbank.

Binnen staan plastic potten met bonen en maïs uitgestald. Drie seizoenen lang hebben de boeren het beste zaad geselecteerd en dat zo resistent gekregen tegen de schimmelziekte meeldauw. Ze passen gewasrotatie toe om de bodem te sparen, verkopen hun zaden op lokale markten en liggen in de clinch met de regionale autoriteiten over de aanleg van een irrigatiesysteem.

Boerin Alexandra heeft een verweerd gezicht en draagt een rode doek om haar hoofd. ‘De neerslagpatronen worden steeds onregelmatiger’, zegt ze in het Swahili. ‘Soms blijven de regens helemaal uit. We zullen daarmee moeten leren omgaan, want het weer behoort aan God toe.’

De landbouwproductie moet omhoog, onderstreept de Keniaanse overheid

Kleine boeren produceren in Kenia driekwart van alle voedsel. In laaggelegen gebieden verbouwen ze cassave, in de hoger gelegen Rift zoete aardappels, bonen en veel maïs. Vooral in het droge noorden komen voedseltekorten geregeld voor. Volgens het Intergouvernementele Panel voor Klimaatverandering (IPCC) van de VN wordt die droogte de komende jaren alleen nog maar erger.

Tegelijkertijd is de voorspelling dat de Keniaanse bevolking zal groeien van de huidige 45 miljoen inwoners naar 80 miljoen in 2040. De landbouwproductie moet dus omhoog, onderstreept de Keniaanse overheid in haar Agricultural Sector Development Strategy (ASDS) 2009-2020.

Om dat te bewerkstellingen moeten boeren de beschikking krijgen over chemische bestrijdingsmiddelen, moderne tractoren, opslagfaciliteiten, irrigatiesystemen en hybride zaden. Ook genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) behoren tot de mogelijkheden. De druk om het sinds 2012 geldende ggo-verbod op te heffen wordt dan ook steeds groter.

Droogteresistente maïs

Op dit moment is cultivatie van gentechgewassen toegestaan in maar vier Afrikaanse landen: Zuid-Afrika, Burkina Faso, Egypte en Soedan. Dickson Ligeyo is biotechnologisch onderzoeker bij de Kenyan Agricultural & Livestock Research Organization (KALRO) – een staatsonderzoeksinstituut.

‘Negentig procent van de Kenianen eet dagelijks maïs en nu al loopt de productie achter bij de vraag. Dat is nog buiten klimaatverandering en bevolkingsgroei gerekend’, foetert hij in zijn koele kantoor net buiten het het westelijke stadje Kitale. De witte gebouwen van KALRO liggen enigszins verscholen aan het einde van een rode zandweg achter een blauw hek.

Al sinds 1955 doen wetenschappers hier laboratoriumonderzoek naar plantverbetering. Sinds 2013 alleen bracht KALRO ruim dertig door conventionele kruising en selectie verbeterde zaden op de markt in Oost-Afrika. Ggo’s zijn volgens de wetenschapper niet meer dan een volgende stap in de landbouwtechnologische vooruitgang.

Om die reden is KALRO betrokken bij het in 2008 in de Oegandese hoofdstad Kampala gelanceerde project WEMA (Water Efficiënt Maize for Africa); een publiek-privaat parterschap (ppp) om maïsplanten te ontwikkelen die beter bestand zijn tegen de Afrikaanse droogte. Naast KALRO doet ook het vanuit Mexico opererende International Maize and Wheat Improvement Center (CIMMYT) mee aan het project.

CIMYTT (CC BY-NC-SA 2.0)

Een vrouw bereidt haar veld voor om maïs aan te planten in Embu, Kenia

CIMYTT (CC BY-NC-SA 2.0)​

Chemiemultinational Monsanto heeft het genetische materiaal van zijn insectresistente maïssoort MON810 en dat van de langer water vasthoudende variant MON87460 gedoneerd aan het project. Afrikaanse wetenschappers kruisen en experimenteren daar vervolgens hun eigen laboratoria verder mee.

Spin in het web is de in Nairobi gevestigde African Agricultural Technology Foundation (AATF) – een organisatie die zich richt op het in Afrika vermarkten van biotechnologie. Financiering ontvang AATF van onder meer The Rockefeller Foundation, het Amerikaanse ontwikkelingsagentschap USAID, zadenmultinational Syngenta, PepsiCo en de Bill & Melinda Gates Foundation.

Die laatste organisatie heeft het afgelopen decennium zo’n 85 miljoen dollar in de ontwikkeling van WEMA-maïs gestoken. De eerste ggo-veldtesten gingen in 2010 van start in Kenia, Oeganda en Zuid-Afrika. Ook Mozambique en Tanzania zijn bij het project betrokken, vertelt Ligeyo.

Achter de gesloten deuren van onderzoeksinstituut KALRO ligt het kiemplasma van Monsanto opgeslagen dat de wetenschappers proberen te kruisen met lokale maïs. Buiten in de zon liggen stukken zoete aardappel te drogen. Ondanks het verbod op ggo’s in Kenia willen de WEMA-wetenschappers in 2017 de markt op met hun ggo-maïs.

Ligeyo hekelt de de scepsis van veel Kenianen tegenover ggo’s dan ook: ‘Al wat er gebeurt, is dat de cellen van zo’n droogteresistente maïs beter vocht vasthouden. Deze gewassen worden ontwikkeld in gecontroleerde onderzoeksomgevingen en uitvoerig getest in het veld. Zodra we toestemming hebben gekregen voor commerciële exploitatie zullen we boeren zeer nauwkeurig uitleggen welke voordelen ze hebben van ggo’s.’

Zadendiversiteit

CIMYTT (CC BY-NC-SA 2.0)

Een jonge maïsplant, aangetast door stengelboorders.

CIMYTT (CC BY-NC-SA 2.0)​

Meshak Obonyo is biochemicus en geeft les aan de prestigieuze Egerton Universiteit in het dorpje Njoro. Hij pleit juist voor instandhouding van het verbod op ggo’s in Kenia, vertelt hij in het ruim bemeten kantoor van de decaan van de landbouwfaculteit: ‘De meeste boeren in Kenia runnen kleine boerderijtjes. Ggo-zaden zijn vaak duurder en vereisen gebruik van kunstmest. Op kleine schaal zijn de kosten van zulke inputs niet te rechtvaardigen’, zegt hij nadenkend. ‘Maar als wetenschapper moet ik ook toegeven dat ggo-gebruik op grootschalige boerderijen wel degelijk zinvol kan zijn om de voedselproductie omhoog te stuwen.’

De landbouwfaculteit in Njoro werd in 1939 gesticht door de Engelse Lord Egerton op zijn achtduizend hectare tellende koloniale landgoed. De campus heeft een eigen buslijn en produceert zelf yoghurt. Voordat Obonyo hier werkte deed hij bij het International Centre of Insect Physiology and Ecology in Nairobi onderzoek naar insectresistentie in planten. Tegenwoordig runt hij naast zijn baan als universitair docent een kleine boerderij.

De “insectresistente” MON810-maïs leed na acht jaar op Zuid-Afrikaanse akkers dusdanig onder immuun geworden insecten dat hij stilletjes van de markt werd gehaald.

Ondanks alle hooptijdingen leveren ggo’s op Afrikaanse akkers vaak niet het gewenste resultaat op, zegt hij. In april 2015 publiceerde de in Johannesburg gevestigde ngo African Centre for Biodiversity (ACBio) een kritisch rapport over het WEMA-project. Uit Amerikaanse evaluaties bleek de door Monsanto patentvrij gedoneerde maïs MON87460 (in de VS verkocht als DroughtGard™) onder “extreme condities” bijna geen oogstvoordeel op te leveren.

De eveneens aan het WEMA-project gedoneerde insectresistente MON810-maïs leed na acht jaar op Zuid-Afrikaanse akkers dusdanig onder immuun geworden insecten dat hij stilletjes van de markt werd gehaald. ‘We hebben in Zuid-Afrika gezien hoe snel het kan misgaan met ggo’s in grote monoculturen’, legt Obonyo zijn terughoudendheid uit. ‘Op mijn eigen boerderij doe ik aan gewasrotatie en verbouw ik verschillende maïssoorten als verzekering tegen insectenplagen. Om dat te kunnen blijven doen is genetische variëteit in de landbouw extreem belangrijk. Als kleine boeren massaal overgaan op ggo-maïs vernietigen we die zadendiversiteit.’

Grote voordelen

In december 2016 breken er op verschillende Keniaanse landbouwuniversiteiten protesten uit tegen het parlementsbesluit om het ggo-verbod voorlopig in stand te houden. Volgens de studenten tast het verbod de concurrentiepositie van Keniaanse boeren aan – mede omdat maïs uit buurlanden Tanzania en Oeganda sinds 2010 dankzij regionale handelsafspraken niet meer bij de grens mag worden tegengehouden.

Ook Gilbert Bor is kan niet wachten tot hij ggo’s op zijn akkers mag planten. De Keniaanse boer runt een gemengd landbouwbedrijf in het dorpje Kapseret in de westelijke hooglanden, een gebied dat van oudsher bekendstaat als de graanschuur van Kenia.

‘Boeren moeten op een vrije markt in de gelegenheid gesteld worden gebruik te maken van biotechnologie om hun oogst te maximaliseren.’

Er stroomt Brits bloed door zijn aderen, hij schrijft essays voor de Amerikaanse vrijhandelsdenktank Truth about Trade & Technology en schreef zelfs een brief aan het Europese Parlement om te pleiten voor ggo’s. ‘Ggo’s zijn geen magic bullet voor alle problemen in Kenia’, zegt hij. ‘Maar boeren moeten op een vrije markt wel in de gelegenheid gesteld worden gebruik te maken van biotechnologie om hun oogst te maximaliseren.’

Het is zes uur ’s ochtends als Bor het vee van zijn familieboerderij naar een lapje graasland in de heuvels verderop drijft. In de kleine dorpsgemeenschap waar hij woont en werkt zijn de straten netjes aangeharkt, hebben de boeren gezamenlijk een moderne silo aangeschaft om hun melk in te kunnen opslaan en worden jongeren bij het boerenleven betrokken om te voorkomen dat ze vertrekken naar een onzekere toekomst in de sloppen van Nairobi.

Bor maakt veelvuldig een praatje met landarbeiders. Reorganisatie van het platteland is noodzakelijk voor de ontwikkeling Kenia, zegt hij. Daarvoor zijn betere irrigatie, fatsoenlijke infrastructuur, moderne landbouwmachines en ggo’s allemaal nodig, vertelt hij: ‘Biotechnologie wordt nu tegengehouden alleen omdat ze bij Monsanto vandaan komt. Keniaanse boeren moeten beter voorgelicht worden over wat ze kunnen wínnen bij biotechnologie. Daar moeten we elke boer in Kenia van overtuigen.’

Dat aan de man brengen van ggo’s in Afrika is bij uitstek de taak van AATF, vertelt projectmanager Sylvester Oikeh namens de organisatie: ‘Het is onze plicht om boeren uit te leggen hoe belangrijk biotechnologie is. De schade door oogstverlies als gevolg van schadelijke insecten als stengelboorders is bijna 90 miljoen dollar per jaar. Dat is evenveel als Kenia jaarlijks aan maïs importeert.’

De AATF stuurt daarom regelmatig vertegenwoordigers het land in om boeren bij te praten over de nieuwste landbouwtechnieken. ‘Wij faciliteren de vermarkting van WEMA-producten via reclamecampagnes en workshops op gemeenschapsniveau’, zegt Oikeh. ‘Het WEMA-project is immers een antwoord op de roep van Afrikaanse boeren en wetenschappers om betere landbouwtechnologie.’

Ware intenties

De Agricultural Development Corporation (ADC) is een staatsbedrijf dat op gigantische schaal zaaimaïs teelt voor boeren in heel Kenia. Allan Njonge en Peter Kipkech stappen op groene laarzen door een zeshonderd hectare tellend maïsveld niet ver van de Oegandese grens.

Voor ADC zou het opheffen van het ggo-verbod heel gunstig zijn, geven beide veldmanagers toe: ‘Gentechnologie kan zowel onze arbeidskosten als ons herbicidegebruik flink drukken en de maïsprijs uiteindelijk ook verlagen. Nu laten we dit hele veld met de hand wieden door landbarbeiders om het van onkruiden te ontdoen. Als dat door ggo-technologie anders kan spaart ons dat een hels karwei uit.’

‘Waarom zou je in godsnaam in een laboratorium gaan experimenteren met droogteresistente gentechmaïs als je nog niet eens een waterleiding hebt aangelegd?’

Tweemaal per seizoen spuiten Njonge en Kipkech een grote hoeveelheid chemicalieën uit over het veld tegen stengelboorders. Insectresistente WEMA-maïs zou het herbicidegebruik flink terugdringen, verwachten de twee.

Desondanks pleit Njonge nadrukkelijk voor instandhouding van het verbod op ggo’s. Hij wijst om zich heen naar de enorme maïsvelden aan de voet van Mount Elgon. ‘Kleine boeren hebben onze schaalvoordelen niet. Waarom zou je in godsnaam in een laboratorium gaan experimenteren met droogteresistente gentechmaïs als je nog niet eens een waterleiding hebt aangelegd?’ Afrikanen moeten zich niet vergissen in de ware intenties van de zadenindustrie, vermaant hij.

Voor mondiale chemie- en zadenbedrijven als Monsanto of Syngenta is Kenia een belangrijke sleutel tot de gigantische en vooralsnog onbediende Oost-Afrikaanse markt. Marktleider Monsanto verhuisde niet voor niets in 2015 zijn regionale hoofdkantoor van Johannesburg naar Nairobi terwijl concurrerent Syngenta boeren lekker probeert te maken via de Keniaanse radio. ‘Monsanto is niet actief in Kenia omdat ze zo graag Kenianen helpen. Ze willen hier geld verdienen. Voordat we onze landbouw en gewasdiversiteit afhankelijk maken van allerlei machtige multinationals, kunnen we beter eerst kijken naar andere en minder ingrijpende manieren om de landbouwproductiviteit te verhogen.’

Demonstreren

De zadenmultinationals zijn overal in Kenia – op televisie, in kranten en in de dorpen zelf, beamen de boeren in de Riftvallei in hun kleine lemen plattelandshut. In de dorpsgemeenchappen in de buurt worden flyers rondgedeeld van Monsanto, van Bayer en Syngenta, zeggen ze.

‘Ik denk dat die bedrijven simpelweg een slaatje willen slaan uit klimaatverandering.’

Het Zwitserse chemiebedrijf Syngenta probeert via prijsvragen landbouwers te verleiden tot het gebruiken van hun producten. ‘Mensen van Monsanto kwamen naar ons dorp om hun zaden en onkruidverdelgers te demonstreren”, zegt Alexandra terwijl er nieuwe thee wordt rondgedeeld. ‘Ze probeerden ons dorpshoofd ervan te overtuigen dat we ggo-zaden moeten gaan gebruiken. Maar wij zijn bang dat grote bedrijven dan de prijs van zaden kunnen gaan bepalen. Daarbij hebben we andere methodes om met droogte om te gaan. Ik denk dat die bedrijven simpelweg een slaatje willen slaan uit klimaatverandering.’

Buiten in het heuvelachtige landschap van de Rift hebben de boeren vijftien opvangreservoirs voor regenwater van vijftien bij meter gegraven. Daarmee kunnen ze een hun akkers steeds drie maanden lang bevloeien. Ze wijzen naar een rivier verderop: ‘Watergebrek is hier in de buurt geen probleem. Wat wel een probleem is dat de overheid het verdomt ons te helpen. Een goed irrigatiesysteem om permanente bevloeiing mogelijk te maken zou heel veel goeds doen, maar daarvoor hebben we een stevige waterleiding nodig. We hebben daartoe een verzoek ingediend bij de regionale autoriteiten. In plaats daarvan komen er mannen van Monsanto om ggo-zaad te promoten.’

Dit dossier kwam tot stand in het kader van ‘De geldstromen van MO*’. MO* zette zijn marketingbudget om in middelen voor onderzoeksjournalistiek. Daardoor kon dit dossier gefinancierd worden.​