Waarom een Belgische supermarktketen 12 miljoen bomen plant in Congo

Reportage

Op bezoek bij het bosbouwproject van Colruyt Group

Waarom een Belgische supermarktketen 12 miljoen bomen plant in Congo

Waarom een Belgische supermarktketen 12 miljoen bomen plant in Congo
Waarom een Belgische supermarktketen 12 miljoen bomen plant in Congo

Een grote supermarktketen die in Congo 12 miljoen bomen wil planten om klimaatneutraal te zijn: hoe gaat dat in zijn werk? En is Colruyt Group effectief op weg om die ambitieuze plannen te realiseren tegen 2030? MO*journalist John Vandaele ging ter plaatse kijken en zag kansen, maar ook uitdagingen.

Colruyt heeft intussen vier miljoen bomen op 3000 hectare aangeplant in Congo.

© Bart Lasuy

Een grote supermarktketen die in Congo 12 miljoen bomen wil planten om klimaatneutraal te zijn: hoe gaat dat in zijn werk? En is Colruyt Group effectief op weg om die ambitieuze klimaatplannen te realiseren tegen 2030? MO*journalist John Vandaele ging ter plaatse kijken en zag kansen, maar ook uitdagingen. ‘We hopen dat de Congolese bevolking zo veel mogelijk baat heeft bij ons project.’

Klimaatverandering verandert onze wereld, en dus ook onze economie. Dat merken we ook aan het beleid van ondernemingen. Zo brengt de klimaatcrisis Colruyt Group naar de Democratische Republiek Congo. Niet zozeer omdat zijn eigen merkproducten in de warenhuizen van Kinshasa liggen, maar vooral omdat de grote Belgische supermarktketen er 10.000 hectare bos wil planten.

De keuze voor Congo mag enigszins verrassend klinken. Toch heeft Colruyt Group een historische band met het Centraal-Afrikaanse land. In 1928 begon Franz Colruyt Group een groothandel in koloniale waren in Lembeek bij Halle. Het is echter niet dat verleden, maar het heden en de toekomst die de retailer opnieuw naar Afrika brengen.

‘Tegen 2030 willen we CO2-neutraal zijn. Onze jaarlijkse emissies zullen dan 40% lager liggen. De overige emissies willen we compenseren. Dat belet niet dat we ons blijven inzetten om minder uit te stoten. Uitstoot vermijden is altijd beter dan compenseren,’ zegt Jeroen Theys, die het Congo-project van Colruyt Group leidt.

‘Wij willen zo veel mogelijk zelf aan het stuur zitten.’

‘We hebben onderzocht hoe we die compensatie het best aanpakken en bosbouw is nog altijd een interessante methode. Als we al onze emissies van 2030 willen compenseren, hebben we 12 miljoen bomen op 10.000 hectare nodig. Zo’n oppervlakte – bijna 2,5 keer het Zoniënwoud – vind je niet in België, en zelfs moeilijk in de rest van de wereld. In Congo is die grond wel voorhanden. Daarom kwamen we naar hier.’

Om hun uitstoot te verminderen kopen heel wat bedrijven zogenaamde koolstofkredieten. Die worden gerealiseerd door projecten die emissies verminderen of CO2 opnemen. Het kan dus gaan om de verspreiding van verbeterde oventjes, de realisatie van hernieuwbare energie of initiatieven voor herbebossing.

Colruyt Group kiest bewust voor een ander traject. In 2021 begon de supermarktketen een bosproject in de omgeving van de stad Kenge, op vier uur rijden van Kinshasa. Ze is daarmee niet aan haar proefstuk toe: ze heeft ook een eigen windkrachtafdeling en is vernieuwend bezig met waterstof.

Dat betekent niet dat ze helemaal in haar eentje heeft uitgedokterd hoe je honderden hectare bos in Congo plant. De Belgische ngo Faja Lobi plantte 1100 van de 3000 gerealiseerde hectare in het eerste werkjaar. 1500 hectare werden dan weer aangelegd door de Congolese ngo CADIM, en de overige 400 hectare deed Colruyt Group in eigen beheer. ‘Wij willen zo veel mogelijk zelf aan het stuur zitten,’ benadrukt Theys.

Akkoord met de mfumu

Het gebied waarin Colruyt Group actief is, bestaat grotendeels uit gedegradeerde savanne. Na onderhandelingen met mfumu Louis Makanuba Mitsunga – de lokale koning, zeg maar – kon de retailer 4000 hectare voor 25 jaar in concessie nemen, met een optie op nog 6000 bijkomende hectare.

De prijs per hectare bedraagt naar verluidt 25 dollar, een erg scherpe prijs gezien de nabijheid van Kinshasa. ‘De prijs per hectare is laag omdat bij de onderhandelingen een lastenboek met de bevolking tot stand kwam. Daarin kon zij haar noden naar voren brengen,’ verklaart Theys.

Dat houdt onder meer in dat Colruyt Group de bouw financiert van medische posten en een brug over een rivier die het gebied verdeelt. Ook draagt het bedrijf bij tot de versterking van het onderwijs, vooral door de bouw van scholen. ‘Hoe we de scholen en medische posten het best bouwen, zijn we nog aan het onderzoeken, want de invulling van onderwijs en gezondheidszorg is normaal gezien de verantwoordelijkheid van de staat.’

De kosten van het project zijn gespreid over een aanbetaling van de concessieprijs, sociale kosten in de vorm van een lastenboek, de tewerkstelling van honderden lokale bewoners, plus investeringen in communicatie en landbouwactiviteiten. Colruyt Group betaalt zijn honderden dagloners drie dollar per dag. Daarnaast stelt het drie Congolese medewerkers op een meer permanente manier te werk.

© Bart Lasuy

Jeroen Theys: ‘We werken met snelgroeiende acacia’s maar ook met inheemse soorten.’

© Bart Lasuy

Snel resultaat

Colruyt Group is alvast pijlsnel uit de startblokken geschoten. Met de hulp van de twee ngo’s, CADIM en Faja Lobi, wist het bedrijf intussen vier miljoen bomen op 3000 hectare aan te planten. ‘In augustus 2021 begonnen we met de boomkwekerijen, in december 2021 met het uitplanten van de scheuten,’ zegt Theys. ‘We werken met snelgroeiende acacia’s maar ook met inheemse soorten.’

We rijden door het landschap van zacht glooiende en weidse graslanden. Theys poseert tijdens ons bezoek tussen de acacia’s. In minder dan een jaar zijn sommige bomen al groter dan hem. ‘Aanvankelijk wilden we het project runnen vanuit Kenge. Maar gaandeweg voelden we dat we onze verwezenlijkingen beter kunnen beheren als we er dichter op zitten.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat onze klanten het zullen waarderen dat we over acht jaar CO2-neutraal zijn.’

Daarom werd hier, in het midden van het woud, een base de vie gebouwd: een nederzetting met leefruimtes, slaapplaatsen en loodsen op een heuveltop die boven de omgeving uittorent en waar dus ook telefonische verbinding is.

We bezoeken de brug over de rivier, een van de verbintenissen uit het lastenboek. De werken verlopen niet helemaal volgens plan. Keer op keer stroomt er water in de plaats waar de voet van de brug moet komen. Het ziet ernaar uit dat een graafmachine nodig zal zijn om de klus te klaren — en dus iets minder menselijke arbeid.

‘Dat is spijtig,’ vindt Theys, ‘want we willen zo veel mogelijk mensen aan het werk zetten. We hopen dat de Congolese bevolking zo veel mogelijk aan dit project heeft.’ De aannemer jeremieert dat hij aan een scherpe prijs vastzit – 300.000 dollar – en dat bijkomende werktuigen de kosten zullen opdrijven.

Hoeveel Colruyt Group zal investeren in het totale project wil Theys tijdens ons bezoek niet verklappen. Maar ‘dit zal ons een stuk meer dan 10 miljoen euro kosten.’ Later gaat het getal 65 miljoen euro rond. ‘De geschatte kostprijs over 25 jaar’, verduidelijkt Theys.

‘We investeren nu acht miljoen euro in transportmiddelen, gebouwen en in de herbebossingswerken zelf. Daarbovenop komen dan de werkingskosten en alle andere activiteiten die we in de komende jaren met de bevolking hebben gepland. Het is hoe dan ook veel geld, je moet daarvoor al heel veel tomaten verkopen. Toch ben ik ervan overtuigd dat onze klanten het zullen waarderen dat we over acht jaar CO2-neutraal zullen zijn.’

© Bart Lasuy

Jeroen Theys: ‘We willen zo veel mogelijk mensen aan het werk zetten.’

© Bart Lasuy

Vallen en opstaan

Met maar liefst 1100 hectare in één jaar tijd behaalden Colruyt Group en Faja Lobi mooie resultaten. Toch hebben de twee intussen een punt gezet achter de samenwerking. Ze stelden vast dat ze een uiteenlopende kijk hebben over hoe je een en ander aanpakt.

‘Het zit in ons DNA om de dingen zelf te doen en op die manier zo veel mogelijk zelf te willen leren,’ zegt Theys. ‘Een gevolg daarvan is dat je soms fouten maakt. Dat is onvermijdelijk, maar je leert daar daarvan en je bouwt kennis op. Nu weten we meer dan één jaar geleden.’

Als voorbeeld geeft hij de overdracht van het werkgebied van Faja Lobi naar Colruyt Group. Daarbij ontstond er een misverstand over 10 hectare maniok die tussen de bomen was geplant. De dagloners dachten dat het voedsel voor hen was bestemd, terwijl de supermarktketen dat zelf wilde verhandelen. Op een nacht haalden de werkers een deel van de maniok clandestien van het veld.

‘We hopen dat ons initiatief inspirerend is voor de lokale gemeenschap, onze medewerkers, klanten en leveranciers.’

‘We hebben daar slecht over gecommuniceerd, dat moeten we erkennen. Maar we kunnen desondanks niet toestaan dat die maniok zomaar van de velden wordt gestolen. Daarom werd met de dorpschef een terugbetaling overeengekomen: de betrokken dagloners zullen twee keer vijf dollar van hun maandloon afstaan.’

De bedoeling is niet dat wij geld verdienen op die maniok, benadrukt Theys. ‘Maar door hem zelf te verhandelen leren we de waardeketen kennen en kunnen we een economie voor onze werknemers opbouwen die hun inkomen verhoogt.’

‘We denken dat het beter is dat ze niet op eigen houtje de maniok verhandelen aan de toevallig voorbijkomende opkopers. Ze kunnen er veel meer uithalen als we hen bijstaan om hun producten rechtstreeks in Kenge of zelfs Kinshasa te verkopen.’ Of de dorpelingen zich daartoe in een coöperatie zullen organiseren, is vooralsnog nog niet duidelijk.

Mfumu Louis is op de hoogte van het misverstand: ‘Het is belangrijk dat zo’n verwarring snel wordt aangepakt. Ik geloof er in elk geval in dat onze boeren hun inkomen zullen kunnen opkrikken als ze hun producten op grotere markten kunnen aanbieden. Er is afgesproken dat we de dynamiek van de gemeenschappen zullen versterken.’

‘Geef ons tijd om te leren,’ luidt het bij Jef Colruyt, de CEO van Colruyt Group. ‘Dankzij onze internationale exporttak Colex en onze ervaringen met de Collibri Foundation, gericht op professionele integratie van kwetsbare jongeren, hebben we al heel wat ervaring in Afrika. Maar intercultureel samenwerken op het terrein, in een nieuwe activiteit als bebossing, is ook voor ons een uitdaging, zeker in een land als Congo.’

‘We geloven sterk in het project en zullen ons de volgende jaren verder professionaliseren. We zullen gepaste samenwerkingsmodellen opbouwen, leren uit onze fouten en weer vooruitgaan. We hopen dat ons initiatief inspirerend is voor de lokale gemeenschap, onze medewerkers, klanten en leveranciers.’

© Bart Lasuy

Colruyt creëert bos waar dat verdwenen was en zorgt voor werk en inkomen in een regio waar dat erg welkom is.

© Bart Lasuy

Niet de goedkoopste zijn

Dagloners uit Kingungu die voor Colruyt Group werken, vertellen me via Whatsapp dat ze het betreuren dat ze tijdens het plantseizoen vaak niet kunnen werken als de regen uitblijft. En dat terwijl er volgens hen ruim voldoende onderhoudswerk is. Door die weerkundige onzekerheid zakt hun maandloon geregeld van 80 naar 50 dollar. Ze hopen dat de Belgische supermarktketen voor een stabieler inkomen kan zorgen.

Jeroen Theys benadrukt dat het werk seizoensgebonden is. ‘Er is uiteraard meer werk in het plantseizoen dan in het droogseizoen. Voor de rest gunnen we de mensen zo veel mogelijk werk, maar dat moet natuurlijk wel voorhanden zijn. Bovendien zijn deze mensen dagloners, die volgens de wet maximaal 22 dagen dezelfde job mogen doen. Er moet dus sowieso een zekere roulatie zijn.’

Herman Noppen en Antoine Geerinckx van South Pole, ’s werelds grootste klimaatadviseur aan bedrijven, hebben met Colruyt Group gesprekken gevoerd over het project. Zij hebben vragen bij de aanpak. ‘Altijd de goedkoopste willen zijn, is niet per se de beste aanpak voor herbebossingsprojecten,’ werpt Geerinckx op. ‘Zeker niet in een arm land als Congo, waar je een sociaal draagvlak en duurzaamheid wil scheppen. Je moet ook oog hebben voor de bijkomende voordelen voor mens en natuur.’

‘Wie voor het project werkt ziet zijn inkomen stijgen, kan zijn kinderen naar school sturen, zijn woning verbeteren.’

Theys is het niet eens met die kritiek. ‘Wij hebben welgeteld één keer met hen overlegd,’ zegt hij. ‘Het principe van de laagste prijs doortrekken naar een dergelijk project is absurd, niet correct en schadelijk. Wij investeren heel veel geld, moeite en energie om dit mooie project op een zo goed mogelijke manier uit te voeren. Met respect voor de mensen ter plaatse.’

Mfumu Louis wijst erop dat wie het werk organiseert ook moet bepalen hoe dat wordt ingevuld. ‘Als alle onkruid weg is, is er nu eenmaal niet meer zoveel te doen.’ Toch voldoet het project aan zijn verwachtingen, zegt hij. ‘Naast de vergoeding voor de concessie van de gronden staan er heel aantrekkelijke zaken in het lastenboek. Die zijn we nu stap voor stap aan het uitvoeren: maniokmolens, scholen, gezondheidscentra en noem maar op.’

Mfumu Louis voelt dat hij ernstig wordt genomen en gelooft dat het project zijn gemeenschap vooruit zal helpen. ‘Wie voor het project werkt ziet zijn inkomen stijgen, kan zijn kinderen naar school sturen, zijn woning verbeteren. Maar ook wie er niet voor werkt gaat erop vooruit. Want die kan bijvoorbeeld meer voedsel verkopen aan de mensen die voor het project werken.’

Zo breidt de cirkel zich uit, ziet mfumu Louis. ‘De onderwijsoverheden hebben me verteld dat er in de betrokken dorpen nu al meer leerlingen naar school gaan dan vroeger. De reden is dat mensen meer verdienen en dus makkelijker het schoolgeld kunnen betalen. De positieve gevolgen zijn dus meetbaar.’

Colruyt Group creëert bos waar dat verdwenen was, dat is positief. Het project zorgt voor werk en inkomen in een regio waar dat erg welkom is. Maar wat voor elk bosbouwproject in Congo geldt, is zeker ook van tel voor dat van de Belgische supermarktketen: het zal een draagvlak moeten zien te vinden onder de bevolking. Want alleen als je de Congolezen een langdurig economisch toekomstperspectief geeft, kun je de bossen voor de kaalpluk behoeden.

​​Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.