Waarom sommige vluchtelingen toch terugkeren naar de hel in hun thuisland

Reportage

Waarom sommige vluchtelingen toch terugkeren naar de hel in hun thuisland

Waarom sommige vluchtelingen toch terugkeren naar de hel in hun thuisland
Waarom sommige vluchtelingen toch terugkeren naar de hel in hun thuisland

Nazim is niet op weg naar een of ander beloofd land in West-Europa. Hij keert terug, gebroken door tegenslag en teleurstelling. Hij keert letterlijk op zijn stappen terug, van Duitsland naar Syrië. Zijn verhaal leest als een opsomming van wat er allemaal mis kan gaan op weg naar Europa.

‘Welcome to Greece’, staat te lezen op een metershoog bord voor het hotel.

Het is de eerste stop na de Grieks-Macedonische grensovergang, het soort plekken waar normaal gezien vermoeide chauffeurs en eenzame truckers halt houden om stilzwijgend een enkele nacht door te brengen.

Sinds een paar maanden bevolkt een meer ongebruikelijk cliënteel de kamers en het restaurant van het hotel.

‘Al die grote woorden van Europa over mensenrechten, het zijn gewoon leugens.’

Hier houden Syrische vluchtelingen halt vooraleer ze de grens met Macedonië oversteken, tenminste diegene die het zich nog kunnen veroorloven. De rest slaapt buiten in de velden iets verderop. In de eetzaal van het hotel worden afspraken gemaakt, informatie uitgewisseld en vooral gewacht.

In een hoek zit een man met zijn twee kinderen. Hij houdt zich op de achtergrond. Misschien heeft hij geen boodschap aan de hoop en de verwachtingen van de andere vluchtelingen.

Misschien willen zij zijn verhaal niet aanhoren. Want Nazim – laten we hem zo noemen, de man wil anoniem blijven – is niet op weg naar een of ander beloofd land in West-Europa. Hij keert terug, gebroken door tegenslag en teleurstelling.

Schipbreuk

‘Ik ben afkomstig uit Daraa, een stad in het zuidwesten van Syrië. In juli vorig jaar heb ik Syrië achter mij gelaten, samen met mijn ouders, mijn broer en mijn twee kinderen. Mijn vrouw is achtergebleven, ze is zwanger. Eens in Turkije hebben we direct de oversteek naar Griekenland gemaakt. Een nachtmerrie.’

‘Mijn gps-verbinding viel uit. Na acht uur wandelen waren we hopeloos verdwaald.’

‘Voor de kust van Samos (een Grieks eiland in de Egeïsche Zee, nvdr) begon ons schip water te maken. Als bij wonder heeft de kustwacht ons gered. Daarna zijn we naar Athene overgebracht. Twaalf dagen hebben ik en mijn familie op straat geslapen, daarna zijn we via Thessaloniki naar hier, naar de grens met Macedonië gekomen. Na vijf dagen heeft een smokkelaar ons naar Lojane (dorp op de grens tussen Macedonië en Servië, nvdr) gebracht.’

‘Eens in Servië werd mijn familie verspreid over verschillende wagens die ons naar de grens met Hongarije zouden brengen. Daar ging het mis. De chauffeur van de auto waarin ik zat was dronken.’

‘Hij is van de weg afgeraakt, in dat ongeval heb ik enkele ribben gebroken en mijn been gekneusd.’

‘Toen we in het noorden van Servië aankwamen, was ons geld op. De enige optie die nog restte, was om op eigen houtje de grens over te steken, richting Hongarije. Een gewone taxi heeft ons tot vlak bij de grens gebracht, we zijn te voet verder gegaan, wat erg moeilijk viel na dat ongeval. Maar mijn gps-verbinding viel uit, en na acht uur wandelen waren we hopeloos verdwaald.’

Hongaarse nachtmerrie

‘Om twee uur ‘s nachts zag ik een wachttoren. We zijn er in een grote boog omheen gewandeld, maar de Hongaarse grenspolitie merkte ons toch op. Onze arrestatie verliep erg hardhandig.’

‘Als criminelen, nee, als dieren werden we behandeld.’

‘Ik, met mijn gekneusde ribben, mijn broer en mijn oude vader van 67 jaar werden geboeid met de handen op de rug, het hoofd naar beneden. Ik smeekte hen om dat niet te doen, niet in het zicht van de kinderen, maar ze snauwden ons toe te zwijgen, en dat als we zo’n grote mond wilden opzetten tegen de politie, we dat maar in Syrië moesten doen.’

‘We werden afgevoerd naar een klein detentiecentrum vlakbij de grens, een plek waar niet eens een toilet was. Iedereen moest uit de kleren voor controle, ook mijn moeder, de vrouw van mijn broer en de kinderen.’

‘Ik vroeg om een dokter voor mij en mijn moeder, maar dat kon enkel als we betaalden. Als criminelen, nee, als dieren werden we behandeld.’

‘Toen de Hongaarse politie mijn vingerafdrukken wilde nemen, heb ik dat geweigerd. Ik wist dat ik anders in Hongarije vast zou komen te zitten, en we wilden absoluut naar Duitsland. Dat viel niet in goede aarde bij de Hongaren. Ze hebben me een flink pak rammel gegeven en in een isolatiecel gegooid, zonder eten en drinken. Maar het ergste was dat ze mij van mijn kinderen scheidde.’

‘Uiteindelijk heb ik toegegeven. Nadat ze mijn vingerafdrukken geregistreerd hadden, kregen we een treinticket en het bevel ons naar een open kamp te begeven. Maar we zijn onderweg afgestapt en naar Duitsland gegaan.’

‘Zelfs de immigratieambtenaren in München vroegen me wat er in godsnaam gebeurd was.’

Nazim diept een document op uit zijn map met papieren. ‘Kijk, zo zag ik eruit na mijn detentie in Hongarije.’ Op de foto is dezelfde man te zien, maar met ingevallen wangen en gezwollen ogen. ‘Zelfs de immigratieambtenaren in München vroegen me wat er in godsnaam gebeurd was.’

‘In Duitsland zijn we uit elkaar gehaald en elk in een andere stad onder gebracht. Na vier maanden kreeg ik een papier met daarop het bevel Duitsland te verlaten en terug naar Hongarije te keren, omdat mijn vingerafdrukken daar geregistreerd staan en ik dus daar asiel dien aan te vragen.’

‘De aanvraag van mijn broer en mijn ouders werd wel goedgekeurd. Ik heb nog beroep aangetekend, zonder succes. In het midden van de nacht heeft de politie mij en mijn kinderen van ons bed gelicht en op het vliegtuig richting Hongarije gezet.’

Verloren moeite

Nazim haalt een ander document boven, een handgeschreven verklaring dat hij afziet van een nieuwe asielaanvraag in Hongarije.

‘Mijn auto, mijn tv, alles heb ik verkocht om mijn vlucht te betalen. Meer dan 6000 euro ben ik kwijt. Heel de reis was een grote hel.’

‘Hongarije is het ergste land van Europa om als vluchteling terecht te komen. Ik kan niet jaren in detentie doorbrengen terwijl mijn vrouw nog in Syrië zit. Mijn kinderen hebben hun moeder nodig, en zij heeft ons nodig. Ik ben direct naar terug naar Servië vertrokken. Morgen ga in naar Thessaloniki, dan wil ik proberen de Turkse grens over te steken.’

Opnieuw illegaal, zoals hij gekomen is, maar dan in de andere richting, terug naar Syrië. De Europese droom is een bittere teleurstelling gebleken.

Wanneer Nazim klaar is met zijn verhaal, haalt hij zijn gsm boven. Foto’s van een kale kamer in een Duits asielcentrum, met slechts een enkele matras voor vader en kinderen. De laatste momenten alvorens naar Hongarije gedeporteerd te worden. Zoon en dochter, beiden in tranen. Het laatste wat hij wil tonen is een kort stukje film, gemaakt op weg naar Servië. De twee kinderen lopen over de treinsporen, die zich eindeloos lijken uit te strekken. Een beklijvend beeld van een tocht die uiteindelijk tot niets zal leiden.

‘Mijn auto, mijn televisie, alles heb ik verkocht om mijn vlucht te kunnen betalen. Meer dan 6000 euro ben ik kwijt, ik keer terug met 150 euro in mijn zakken. Heel de reis was een grote hel. Het ergste is dat mijn vrouw, die achterbleef op een van de meest verschrikkelijke plekken ter wereld, elke dag droomde dat ze ons zou vervoegen en haar man en kinderen weer in de armen zou sluiten. Nu keren wij terug naar daar, met lege handen. Al die grote woorden van Europa over mensenrechten, het zijn gewoon leugens.’

Deze reportage kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.

Dit artikel verscheen eerder op 1 mei 2015 en werd opnieuw gepubliceerd als onderdeel van de MO* Must Reads zomerreeks.