Geen plaats voor inheemsen in Guatemala’s ontwikkelingsmodel
De regering Pérez Molina wil Guatemala opwerken tot belangrijkste exporteur van elektriciteit voor Centraal-Amerika. De plannen voor de bouw van de waterkrachtcentrale van Xalalá, op de Chixoy-rivier tussen Alta Verapaz en El Quiché stoten op hevig verzet van inheemse gemeenschappen maar die stem wordt in de kiem gesmoord. Inspraak van inheemsen is voor Guatemala nog steeds niet aan de orde. MO* sprak hierover met Lieselotte Viaene, geassocieerd post-doctoraal onderzoekster aan het Mensenrechten Centrum van de UGent.
Het megaproject Xalalá is een oude wensdroom van de opeenvolgende regeringen van Guatemala.
Al sinds de jaren70 bestaan er plannen om een stuwdam te bouwen op de Chixoy-rivier, die de grens vormt tussen de departementen Alta Verapaz en El Quiché.
Met de burgeroorlog van de jaren 80 werden die plannen opgeborgen maar een aantal jaren geleden werd het plan terug bovengehaald. De gemeenschappen in de buurt van de rivier willen meer duidelijkheid over de plannen, maar INDE, het overheidsbedrijf voor energie dat het project coördineert, is karig met informatie.
Stroomopwaarts is er tussen 1975 en 1983 al een stuwdam gebouwd maar de herinnering daaraan is bitter. Tientallen dorpen moesten hiervoor verdwijnen. In de regio speelden zich begin de jaren tachtig de bloedigste scènes uit Guatemala’s burgeroorlog af, met massamoorden en de strategie van de verschroeide aarde. De gemeenschappen van Rio Negro, die zich toen tegen het project verzetten, betaalden dat met hun leven: ze werden afgeslacht door het Guatemalteekse leger.
De angst leeft dat die geschiedenis zich vandaag herhaalt. In mei nog werd Guatemala door de VN-mensenrechtencommissie op de vingers getikt voor de mensenrechtenschendingen en sociale conflicten, veroorzaakt door de tientallen megaprojecten rond natuurlijke rijkdommen.
Lieselotte Viaene, antropologe en mensenrechtendeskundige, ging in opdracht van de gemeente Herent – die al jarenlang een stedenband heeft met twee van de bedreigede regio’s- en in coördinatie met het Mensenrechtencentrum van UGent ter plaatse om de Xalalá-case te onderzoeken.
© Lieselotte Viaene
Viaene sprak zowel met overheidsinstanties en het betrokken overheidsbedrijf als met de bedreigde inheemse gemeenschappen. Haar onderzoek resulteerde in een lijvig onderzoeksrapport dat in Guatemala aan de betrokken instanties en lokale gemeenschappen werd voorgelegd.
De stuwdam brengt elektriciteit, vooruitgang en ontwikkeling, zo wordt het project voorgesteld. Waarom verzetten de lokale gemeenschappen zich dan tegen de komst van de stuwdam?
Lieselotte Viaene: Ze protesteren al sinds 2005, omdat ze nooit geïnformeerd zijn geweest door de opeenvolgende regeringen over het ontwerp van het project. Bij de bouw van een stuwdam wordt altijd een groot stuwmeer gecreëerd waarbij dorpen die bij de rivier liggen zullen moeten verhuizen.
De omwonenden hebben geen idee hoe die stuwdam eruit zal zien, welke dorpen precies zullen getroffen worden of wat de impact op hun omgeving zal zijn. Het is nog volkomen onduidelijk welke dorpen moeten verhuizen en waar die naartoe moeten.
De mensen in de regio zijn inheemse boeren die leven van de opbrengst van hun landbouw. Bij dergelijk project zullen dus heel wat vruchtbare gronden onbruikbaar worden. Al jaren vragen de mensen aan INDE, het overheidsbedrijf dat dit project coördineert, om informatie maar er is geen transparantie.
De nieuwe impactzone zou 220 tot 230 dorpen omvatten, waarvan de meerderheid Maya-Q’eqchi’.
Tijdens interviews met INDE gaf men nieuwe informatie, namelijk dat er onder meer een nieuwe impactzone is afgelijnd die zo’n 220 tot 230 dorpen omvat of zo’n 63 000 personen, waarvan de overgrote meerderheid Maya Q’eqchi’. Ook zou men afzien van de bouw van één groot stuwmeer maar opteren voor een ketting van verschillende middelgrote stuwdammen. Dit nieuw design is nog steeds niet officieel gecommuniceerd met de Q’eqchi’ dorpen.
De overgrote meerderheid van de mensen die daar wonen, zijn ook overlevenden van de burgeroorlog en wat er nu gebeurt roept pijnlijke herinneringen op. De meesten zijn interne vluchtelingen, er zijn ook Maya’s bij die naar Mexico gevlucht zijn en vandaar teruggekeerd zijn. De mensen zijn getekend door hun verleden.
de bevolking van deze gemeenschappen is getekend door de jarenlange burgeroorlog die in de buurt gemeenschappen van de kaart geveegd heeft en tientallen massamoorden aangericht heeft.
© Lieselotte Viaene
Is er enige link tussen de burgeroorlog van de jaren tachtig en de politiek van megaprojecten vandaag?
Lieselotte Viaene: Een van de grote problemen is dat Guatemala sinds haar oprichting een discriminerende en racistische staat is, met een politiek gebaseerd op uitsluiting. De mensenrechten van de inheemsen, de meerderheid van de bevolking, zijn nooit in acht genomen.
De grondproblematiek is een van de historische pijnpunten: de overgrote meerderheid in de regio heeft geen eigendomstitels. De Guatemalteekse staat heeft die Maya-Q’eqchi’ bevolking al van bij het ontstaan van de staat systematisch genegeerd en van hun grond verdreven ten voordele van Guatemalteekse en buitenlandse grootgrondbezitters, militairen, de lokale elite of transnationale bedrijven.
Sinds haar oprichting is Guatemala een discriminerende en racistische staat, met een politiek gebaseerd op uitsluiting.
De kernproblematiek hier is het thema van het recht op grond en territorium. In dit geval gaat het specifiek om een collectief recht dat de inheemse volkeren hebben, erkend door het internationaal rechtssysteem. Bovendien gaat het om overlevenden van een burgeroorlog tegenover wie de staat nog nooit haar internationale verplichtingen is nagekomen wanneer het gaat over het aanbieden van integrale herstelmaatregelen.
Nog nooit in de geschiedenis van het land heeft de staat de grondrechten van deze volkeren gewaarborgd en hen bescherming geboden, wat een staat toch verwacht wordt te doen ten aanzien van haar eigen bevolking.
Daar bovenop komt nu het project voor deze stuwdam, als onderdeel van een ontwikkelingsmodel waarin deze inheemsen helemaal geen inspraak hebben. De staat schendt hier het recht op consultatie en inspraak, een recht dat erkend wordt door het internationaal recht met name de Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie en de VN Verklaring van de Rechten van de Inheemsen Volken.
Deze collectieve rechten, zoals ook het recht op territorium en natuurlijk rijkdommen, op zelf beschikking, op eigen sociale en politieke organisatie, zijn door het internationaal recht erkend net om dit historisch model van uitsluiting in het nemen van beslissingen die een impact hebben op de leefsituatie van inheemse volkeren, te veranderen.
Zijn er sancties verbonden aan overtredingen van die collectieve rechten?
Lieselotte Viaene: Men kan dat juridisch aanvechten, eerst in Guatemala zelf, via de rechtbanken. De Guatemalteekse staat heeft de Conventie 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie maar ook het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie geratificeerd en heeft de goedkeuring van de VN Verklaring van de Rechten van Inheemse Volkeren door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties mee onderstuurd.
Hierdoor heeft de Guatemalteekse staat de internationale verplichting om de rechten in deze verdragen te respecteren, te beschermen en te garanderen. Een van de bepalingen is dat de staat verplicht is de inheemse volkeren te consulteren over wetsvoorstellen, decreten, administratieve maatregelen of ontwikkelingsprojecten wanneer deze hun rechten direct zouden kunnen schenden.
Wanneer alle juridische middelen intern zijn uitgeput kan men naar het regionaal Inter-Amerikaans rechtssysteem trekken, eerst naar de Commissie voor de Mensenrechten en dan naar het Hof voor de Mensenrechten. Dit Interamerikaans Hof voor de Mensenrechten speelt een heel belangrijke rol, via haar jurisprudentie, in het verder vormgeven van die collectieve rechten voor inheemse volkeren.
Het Hof heeft al twee belangrijke vonnissen geveld in zaken over inheemse volkeren en het recht op consultatie, die een bindend karakter hebben voor alle landen die de jurisdictie van het Hof erkennen, dus ook voor Guatemala doet. ( Het ene ging over de Saramaka in Suriname, het andere over Sarayaku in Ecuador.)
De Rio Chixoy waarop de geplande stuwdam zou gebouwd worden
© Lieselotte Viaene
Consulteren is een ding. Betekent dit ook dat als ze het project afwijzen, dit er niet komt?
Lieselotte Viaene: De geest van de Conventie 169 is dat het recht op consultatie een interculturele dialoog is tussen enerzijds de staat en anderzijds de gemeenschappen waar het project betrekking op heeft. Bedoeling is dat deze dialoog leidt tot een gezamenlijke overeenkomst.
Eén van de voorwaarden moet zijn dat die dialoog “te goeder trouw” wordt gevoerd, dus met de bedoeling om tot een overeenkomst te komen waarin beide partijen zich kunnen vinden. Net om dat model van historische uitsluiting ten aanzien van de inheemse volkeren te veranderen.
Het recht op consultatie is een belangrijk instrument voor de opbouw van een echte pluriculturele, interculturele staat.
Het recht op consultatie is een belangrijk instrument voor de opbouw van een echte pluriculturele, interculturele staat omdat het een stem geeft aan de inheemse volkeren om zich uit te spreken over een ontwikkelingsmodel waarin ze zich herkennen en over andere aspecten van openbaar beleid, zoals bijvoorbeeld intercultureel onderwijs.
Het recht op consultatie is vooral ook een waarborg waarbij men de fundamentele mensenrechten van inheemse gemeenschappen, die bedreigd worden door een dergelijk megaproject, beter beschermt. Zo’n proces van consultatie en inspraak kan maanden duren, het is een heen en weer gaan.
De staat is dus verplicht om een dergelijk consultatieproces te organiseren en in specifieke gevallen, goed omlijnd door het internationaal recht, is consultatie niet voldoende en moet de staat ook de instemming van de inheemse gemeenschappen hebben om het project te kunnen uitvoeren.
In het geval van Xalalá is het internationaal recht heel duidelijk. Aangezien dorpen bij de Chixoy rivier moeten verhuizen van hun ancestrale gronden en het project een grote impact zal hebben op de inheemse identiteit van de dorpen in de zone waarop het project een impact heeft, moeten de bedreigde Q’eqchi’ die instemming geven. Indien zij geen instemming geven op het einde van de rit van die interculturele dialoog en de staat toch doorgaat met de Xalalá dam, dan zal dat een inbreuk zijn op het internationaal recht.
Dan gaat het niet alleen over economische kwesties maar ook over cultuur en spiritualiteit?
Lieselotte Viaene: Inderdaad, tijdens die interculturele dialoog moet er een milieu-impactstudie op tafel komen, maar even belangrijk is de vraag naar de menselijke impact, de impact op de leefwijze en hun cultuur. Het Xalalá project betekent een reële bedreiging voor hun individuele en collectieve rechten zoals het recht op territorium, het recht op voedsel, op water, op culturele identiteit, op een behoorlijke levensstandaard en het recht om niet ontheemd te worden.
Spiritualiteit is een belangrijke dimensie in het dagelijks leven van deze gemeenschappen.
© Lieselotte Viaene
Wanneer je naar mensenrechten kijkt vanuit een intercultureel perspectief, gaat dat ook over het spirituele, en over natuur die wordt aangetast. Vanuit de inheemse visie zijn dat erg belangrijke zaken. Op internationaal vlak is het collectieve recht van inheemse volkeren op territorium erkend, waarbij men dus erkent dat zij een multidimensionele spirituele en collectieve band hebben met de grond. Vanuit een inheemse visie gaat het in feite niet enkel over grond maar over territorium. Dat houdt het land in, maar ook de natuurlijke rijdommen. Ook bij andere mensenrechten zoals het recht op water en het recht op voedsel, is het kosmologische en het spirituele fundamenteel.
Het water is zoals het bloed dat door onze aderen stroomt. Zonder water kunnen de heilige bergen en valleien niet leven, en wij en de dieren ook niet.
Of zoals een Q’eqchi’ ouderling me uitlegde: “het water is zoals het bloed dat door onze aderen stroomt. Zonder water kunnen de heilige bergen en valleien niet leven, en wij en de dieren ook niet”. Als er dan gedebatteerd wordt in een interculturele dialoog tussen de staat en de inheemsen over de mensenrechten die bedreigd kunnen worden, dan moeten die inheemse visies even ernstig genomen worden als de technische informatie over het project. En dat is een heel grote uitdaging want dat gaat over het erkennen van andere visies op het leven, andere vormen van kennis.
Ook een recent rapport van CEPAL, de VN-Economische Commissie voor Latijns-Amerika, roept op om een nieuw en duurzaam ontwikkelingsmodel te creëren waarin de visies en de mensenrechten van de inheemse volkeren worden geïntegreerd. Er moet volgens hen een structurele verandering komen, waarbij de evenwichten moet gehertekend worden en gelijkheid, duurzaamheid en mensenrechten centraal staan.
Er gaan ook stemmen op in Guatemala om een Grondwetgevende Vergadering op te richten en aan een nieuwe grondwet te werken. Neem dat ze erin slagen de Rechten van de Natuur te laten erkennen, zoals in Ecuador en Bolivia. Verandert daarmee dan de realiteit?
Lieselotte Viaene: Natuurlijk niet meteen. Je hebt in die landen een nieuwe grondwet die collectieve rechten aan de inheemse bevolking toekent, en beide landen hebben de Conventie 169 geratificeerd en erkennen de jurisdictie van het Inter-Amerikaans Hof van de Mensenrechten.
Maar de implementatie-kloof is heel groot en dat is in Ecuador en Bolivia een groot probleem. Ook daar heb je een grote sociale conflicten met frequente mensenrechtenschendingen door de boom van mijnbouw en olieprojecten en stuwdammen op inheemse gronden gepromoot door de huidige regeringen.
Ecuador heeft de meest progressieve grondwet ten aanzien van mensenrechten, niet alleen ten aanzien van inheemse volkeren maar ook in het algemeen. Het is de eerste grondwet die het Recht van de Natuur erkent maar er is een lange weg af te leggen om dit waar te maken.
Xalalá is maar een van de vele stuwdamprojecten. Zijn er positieve voorbeelden waar mensen voor zo’n project hervestigd werden en waar ze een nieuw bestaan konden opbouwen met erkenning van hun rechten en cultuur?
Lieselotte Viaene: Neen, en dat is ook een van de grondredenen van de protesten van de gemeenschappen van Xalalá, dat men in Guatemala geen enkel voorbeeld heeft van waar het goed is gelopen. In de jaren 80 in de piek van het conflict was er het schrikbeeld van de Chixoy-dam, waarbij grove schendingen van mensenrechten zijn gebeurd. Guatemala is hiervoor veroordeeld door het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof voor de massamoorden in de Rio Negro case. Dat gaat over dezelfde rivier, wat meer stroomopwaarts. De parallellen zijn dus groot. De consultatie moet dus plaats vinden in een sfeer “te goeder trouw” maar een van de grieven van de inheemse volkeren is dat ze in heel hun geschiedenis nooit een positieve ervaring hebben gehad met de staat.
In de regio van Coban hebbben de Q’eqchi’ toen minstens 23 massamoorden gekend en zijn er 36 dorpen vernield.
Het is een regio die sowieso door de staat al permanent verwaarloosd wordt met extreme armoede tot gevolg. Bovendien zijn het overlevenden van een burgeroorlog, waarvan is gebleken dat het leger zelf voor het grootste deel verantwoordelijk was voor de gruwelen die daarin gebeurd zijn. Bijvoorbeeld, in de regio Cobán die nu in de invloedszone van het Xalalá project valt en waarmee Herent een stedenband heeft, hebbben de Q’eqchi’ toen minstens 23 massamoorden gekend en zijn er 36 dorpen vernield. De staat heeft tot nu toe nog nooit hun recht op territorium erkend, en nu wil men dat project er door duwen, om hen zogenaamd duurzame ontwikkeling te geven. Hoe kunnen zij zich duurzaam ontwikkelen wanneer de grond waar ze reeds eeuwenlang op wonen niet van hen is en ze als overlevenden van de burgeroorlog tot nog toe geen integrale herstelmaatregelen hebben ontvangen van de staat?!
© Lieselotte Viaene
Er zijn de Vredesakkoorden van 1996. Is Guatemala sindsdien veranderd? Zijn de omstandigheden in het land van die aard dat het mogelijk is om zo’n gelijkwaardige dialoog te voeren?
Lieselotte Viaene: Sinds de Vredesakkoorden is er nog maar heel weinig veranderd in die ongelijke machtsverhoudingen. Als je Guatemala vergelijkt met andere Latijns-Amerikaanse landen in een post-conflictsituatie, zoals Peru of Colombia, dan hinkt het land echt achterop op het vlak van participatierechten voor de inheemse volkeren. De grondwet van 1985 erkent Guatemala als een multiculturele staat maar in de praktijk is deze zeer zwak. De mensenrechten van de inheemsen worden constant geschonden, de megaprojecten worden hen opgedrongen zonder enige vorm van inspraak.
Spelen deze thema’s in de huidige verkiezingscampagne en gaat dit een punt zijn in een programma van een volgende regering?
Lieselotte Viaene: De Guatemalteekse Lente, die momenteel op gang komt is een grote opportuniteit om de rechten van de inheemse volkeren en de sociale conflicten rond natuurlijke rijkdommen hoog op de politieke agenda te zetten. Guatemala is een van de weinige landen waarin de inheemsen in de meerderheid zijn. Hopelijk kan de civiele samenleving en ook de nodige internationale druk hier mee voor zorgen.
Het aantal inheemsen wordt geschat tussen de 40 en de 60 procent van de bevolking.
Lieselotte Viaene: De laatste telling is van 2000 geleden en toen had men het inderdaad over 40 procent. Maar er zou een nieuwe telling moeten komen. Sociaal-demografische studies geven aan dat het ze wellicht 60 of misschien wel 70 procent van de bevolking uitmaken. Het heeft te maken met hoe mensen zichzelf benoemen want door de stigmatisering die er nog altijd is, noemen mensen zich niet snel “inheems” want daarmee plaats je jezelf helemaal onderaan de sociale ladder. In Ecuador bijvoorbeeld, zegt de volkstelling van 2010 dat er 7.1 procent inheemsen zijn, terwijl sociaal-demografische studies zo’n 30 a 40 percent aangeven.
Hoe zou er in Guatemala kunnen gewerkt worden aan een meer inclusieve samenleving?
Lieselotte Viaene: Een van de aanbevelingen in het rapport is dat Guatemala effectief een beleid moet ontwikkelen over het recht op consultatie en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het is fundamenteel dat er samen wordt nagedacht, dat er fora worden gecreëerd voor overleg, want Guatemala is een staat voor iedereen: voor de blanken, de ladinos, de inheemsen, de garifunas, de xinkas.
Het is een interculturele staat, maar als het gaat over mensenrechten, dan is het dat nog lang niet de praktijk. Je kan echter een racistische staat, die gebaseerd is op uitsluiting, niet van vandaag op morgen veranderen. Maar met wat er nu aan het gebeuren is, zie ik toch wel dat al die bevolkingsgroepen meer en meer samenzitten en beginnen na te denken over de vraag “hoe willen we dat ons Guatemala eruit zal zien?”. Het ontkrachten van de mythe dat ontwikkeling niet samengaat met rechten van inheemse volkeren is fundamenteel”.
U ziet een teken van hoop in wat er nu aan het gebeuren is?
Lieselotte Viaene: Het is historisch dat er zoveel mensen, ook de middenklasse, zo langdurig op straat komen tegen de corruptie. Dat is nooit gezien. Men is het beu. Het is een samenleving die 36 jaar lang geteisterd is door grove mensenrechtenschendingen en sinds het tekenen van de Vredesakkoorden in 1996 gebukt gaat onder totale straffeloosheid, grote onveiligheid, geweld en georganiseerde misdaad en die nu de rug recht en weer trots zegt: nu is het genoeg. Wij willen een ander Guatemala waarin wij als burger ernstig worden genomen en waarin dit een land wordt voor iedereen. Niet een land voor een economische elite en voor de drugkartels, maar voor ons allemaal. Dat is nooit gezien. Het is een grote omwenteling voor een volk dat historisch gediscrimineerd is en getekend door de kwetsuren van de burgeroorlog.