Het afgelopen decennium vliegt de prijs van zand omhoog. Voor staten zoals Singapore, waar zand nodig is voor uitbreiding, is zand soms al een kostbaarder product dan olie. Nick Meynen brengt voor MO* verslag uit over een woestijnstaat die zand tekort heeft en een stadstaat die zand verzamelt op de internationale markt.
© Ruth Govaerts
In 1995 bezocht ik als vijftienjarige een naar Dubai verhuisde vriend. We liggen er op het privé-strand van een vijfsterrenhotel en spelen golf in een woestijnstaat. Dubai is een sprookjeswereld, zeker als je doorsnee verlof zich afspeelt op een camping in Frankrijk.
Een 4x4 brengt ons naar een streek waar je niet in panne wil vallen: het Lege Kwartier. Denk aan Lawrence van Arabië en een dorstige dood. Dit is de grootste zandwoestijn ter wereld.
De Engelse ontdekkingsreiziger Wilfried Thesinger omschreef de ronddwalende bedoeïenen als gastvrij, moedig en met een verbazingwekkend uithoudingsvermogen. Dat moet ook wel, want het Lege Kwartier -een zandbak zo groot als Frankrijk- is al duizenden jaren een van de heetste, droogste en meest onbewoonbare plaatsen op aarde.
Ongerepte natuur getemd
Onze airconditioned terreinwagen springt stoer over duintoppen heen. In Dubai lijkt alles je toe te schreeuwen dat de natuur slechts een decor is en dat jij er de totale controle over hebt.
‘In Dubai schreeuwt alles naar jou dat de natuur slechts een decor is en dat jij er de totale controle over hebt’
Of het nu gaat over de snelheid en stabiliteit van je jeep al stuivend door de duinen, de alomtegenwoordige airconditioning of de torens die zelfs de wetten van de zwaartekracht lijken te tarten.
De verschroeiende zandbak is slechts het decor van een film met de mens -en als je puber bent: jezelf- in de hoofdrol.
In 2013 kijk ik bij een nieuwe landing in Dubai naar een kilometerslang kunstmatig schiereiland in de vorm van een palmboom, dat vanuit het land in zee steekt. Het eiland staat vol met hotels.
Hoge torens en zinkende eilanden
Even verder ligt een wereldkaart gemaakt van kunstmatige eilanden langzaam in zee te zinken. Toen de wereldwijde recessie van 2008 Dubai trof, stond de wereld stil. Het project met die naam toch. Het had tegen die tijd al een slordige 321 miljoen ton zand verplaatst, maar lag er leeg bij.
‘De tonnen zand in de Burj Khalifa komen uit Australië, omdat het zand voor beton in de regio zelf op is. De grootste zandwoestijn ter wereld is onbruikbaar voor beton’
Elders ging de bouwwoede door. Zo is er nu de Burj Khalifa, de hoogste toren ter wereld. Met zijn 828 meter hoogte bezorgt hij nekpijn en duizelingen, als je er net naast staat, omhoog kijkt en probeert de verdiepingen tot aan de top te tellen.
Volgens de website van Burj Khalifa zit er zo’n 330.000 kubieke meter cement in. Ongeveer een vierde daarvan is zand. Dan is het wel handig voor al die megaprojecten dat je het zand maar uit de achtertuin op te scheppen hebt.
Maar de tonnen zand in de Burj Khalifa komen uit Australië, omdat het zand voor beton in de regio zelf op is. Die grootste zandwoestijn ter wereld is onbruikbaar voor beton. Het is zelfs niet goed genoeg om die eilanden mee te bouwen.
De wind heeft in de woestijn vrij spel en maakt de zandkorrels rond, zodat ze niet aan elkaar kleven.
Het natte zand is beter maar het leeuwendeel van het goede natte zand voor de kust van Dubai werd al opgebruikt, voor die palmeilanden. En het zout in zeezand gaat niet goed samen met het staal in gewapend beton.
Zand hamsteren
Singapore hamstert zand. Sinds de stadstaat zijn eigen voorraad uitputte, voert het massaal zand in en legt het enorme zandbergen aan. Het is een strategische voorraad, vergelijkbaar met landen die een voorraadje olie aanleggen.
Singapore heeft dat nodig om te kunnen blijven groeien en het land groeide in een halve eeuw met 22 procent in oppervlakte.
‘Singapore heeft dat nodig om te kunnen blijven groeien en het land groeide in een halve eeuw met 22 procent in oppervlakte’
Toegepast op België zouden het Groothertogdom Luxemburg, de provincie Zeeland en een strook Franse kust tot voorbij Calais aan het Belgische grondgebied toegevoegd worden.
Eerst ging dat nog vlotjes: buurlanden verkochten hun zand. Maar in 1997 stopte Maleisië officieel met het verkopen van zand aan Singapore.
In 2007 stopte Indonesië en in 2009 Cambodja en later ook Vietnam. De hele internationale zandbusiness werd een politiek mijnenveld.
Bevolkingen hebben over het algemeen de neiging om het verkopen van hun land ten behoeve van de uitbreiding van een ander land geen leuke gedachte te vinden, zeker niet als daar geweld bij komt kijken.
Van de kaart
De exportstop lijkt in sommige gevallen echter uitsluitend een officieel verhaal. Zo vond de ngo Global Witness in Cambodja -volgens Transparency International het meest corrupte land in Zuidoost-Azië- miljoenencontracten in de zandexportbusiness met officiële goedkeuring.
‘De zandmaffia veegde,al dan niet met de steun van ambtenaren, 24 Indonesische eilanden van de kaart om het zand in Singapore te verkopen’
Global Witness beweert zelfs dat de export er sinds de aankondiging van het embargo enkel gegroeid is.
In de praktijk blijken bedrijven ook in kwetsbare natuurgebieden in Cambodja te graven, zodat de lokale vissers hun broodwinning verliezen.
Maar de wantoestanden beperken zich niet tot Cambodja.
De zandmaffia pikt, al dan niet met de steun van ambtenaren, een procentje mee en veegde ook al 24 Indonesische eilanden van de kaart, om het zand in Singapore te verkopen. Letterlijk. Er werd zo veel zand weg geschept dat de voormalige eilanden nu onder zee liggen.
Zo ontstond het dispuut over de internationale grens tussen Singapore en Indonesië en waar die juist loopt. Singapore zag de prijs voor een ton zand in minder dan tien jaar tijd stijgen van 3 naar 190 dollar. Dat maakte op een bepaald moment één kilo zand duurder dan één liter ruwe olie.
© Ruth Govaerts
Economie op drijfzand
In Dubai is naast bouwzand ook drinkwater schaars, er zijn immers geen rivieren en het beetje grondwater is ontoereikend. Dubai zet olie om in warmte in de gigantische Jebel Alifabriek om zout zeewater zoet te maken.
Dat proces is erg duur en vereist olie om water te maken – alsof we nog niet olie-afhankelijk genoeg zijn. Daardoor is de groei van Dubai en diens waterconsumptie ook volledig afhankelijk van de beschikbaarheid van olie en helaas voor Dubai is zelfs die voorraad eindig.
Als je voorbij de paleizen in Dubai kijkt, dan is de vraag niet of, maar wanneer de woestijn de blingbling van deze wolkenkrabbers tot een apocalyptisch filmdecor zal zandstralen.
In Dubai is tegenwoordig olie nodig voor water, water om zand te kuisen, of nog meer olie om het zand te importeren uit Australië en zand voor beton.
Over ongeveer twintig jaar staan Dubai’s bronnen droog. Nu al voert de stadstaat die zijn rijkdom te danken heeft aan olie meer petroleumproducten in dan uit.
De World Expo in 2020 in Dubai zal waarschijnlijk een van de meest pompeuze, wereldrecord brekende wereldtentoonstellingen ooit worden.
Nu al wordt er een hogere toren dan de Burj Khalifa gebouwd. Desnoods met zand uit Australië. De Britse zakenbank Barclays corrigeerde nochtans de volkswijsheid dat ‘hoogmoed voor de val komt’ met een studie die aantoont dat ‘hoogbouw voor de val komt’.
Als je voorbij de paleizen in Dubai en de slinkende olie-, gas-, water- en bouwzandreserves kijkt, dan is de vraag niet of, maar wanneer de woestijn de blingbling van deze wolkenkrabbers tot een apocalyptisch filmdecor zal zandstralen.
Woestijnstaat Dubai heeft zand tekort. In Singapore is zand soms duurder dan olie. En als China zo assertief is in de Zuid-Chinese Zee, dan heeft dat ook met zand te maken. Zelfs in ons land speelt zich pal onder de zeespiegel een groeiende strijd om het ons resterende zand af. Het meest ontgonnen materiaal ter wereld is schaarser dan je denkt en dat heeft verregaande gevolgen op de geopolitiek … en zelfs op de geografie van landen. Dit dossier is gebaseerd op één van de 35 hoofdstukken uit het in april 2017 gepubliceerde en door Naomi Klein aanbevolen boek “Frontlijnen. Een reis langs de achterkant van de wereldeconomie”.