Regering in Bagdad weet zich geen raad met klimaatmigratie
Heimwee naar de Iraakse moerassen: ‘Als de regen terugkomt, gaan wij terug’
Door klimaatverandering trekken steeds meer boeren weg uit de Iraakse moerassen. Ze verkopen hun vee of verhuizen met hun waterbuffels. De overheid in Bagdad weet zich geen raad met de klimaatmigratie, milieuactivisten worden bedreigd of gekidnapt. ‘De regering belooft actie en doet niets.’
De droogte is in de loop van de jaren erger geworden in Irak. ‘Het weer is veranderd. Er zijn meer gezondheidsproblemen, meer vervuiling.’
© Judit Neurink
Door klimaatverandering trekken steeds meer boeren weg uit de Zuid-Iraakse moerassen. Ze verkopen hun vee of verhuizen met hun waterbuffels. De overheid in Bagdad weet zich geen raad met deze klimaatmigratie, en kritische milieuactivisten worden bedreigd of gekidnapt. ‘De regering belooft actie en doet niets.’
‘Ik heb dit huis met mijn eigen handen gebouwd. In één dag, van het riet dat hier groeit.’ Buffelboer Kamel Mayed doet geen moeite om zijn trots te verbergen. Zijn rieten huis staat aan een modderig veld niet ver van de rivier de Eufraat, tussen de steden Kerbala en Hilla. Het is een kopie van die in de moerassen van Zuid-Irak, gebouwd volgens een eeuwenoude traditie die teruggaat tot de Sumeriërs.
Omdat die moerassen afgelopen jaar droogvielen was er geen voedsel meer voor Mayeds waterbuffels. Met vijf families van buffelfokkers uit de centrale moerassen bij Chubayesh zijn ze hier neergestreken, zo’n 400 kilometer van huis.
De afvoerkanalen die de landbouwers gebruiken om hun land te bevloeien, bieden voedsel en water voor hun vee. Net als zo’n 11.000 anderen in Irak zijn ze verhuisd door de gevolgen van klimaatverandering.
‘We wonen al generaties lang in de moerassen, dat was ons leven’, zegt buurman Yahya Rahim. ‘Maar toen we geen water en voedsel meer hadden voor de buffels, moesten we op zoek naar een andere plek.’ Het was een langzaam proces, maar twee jaar geleden was het duidelijk dat het echt niet meer ging.
Na flinke winterbuien zijn de moerassen inmiddels weer volgelopen. Toch denken ze niet aan een terugkeer. ‘In de winter kan het, maar in de zomer niet’, zegt Rabia beslist, een van de twee vrouwen van het gezin. Op haar kin heeft ze een zwarte tatoeage, een dochtertje op blote voeten hangt verlegen aan haar rok.
Rabia legt uit dat het water weliswaar terug is, maar dat de moerassen komende zomer weer zullen uitdrogen. Want de temperaturen worden steeds hoger en de hoeveelheid water die via de Tigris uit Turkije, de Eufraat uit Syrië en Iraanse grensrivieren de moerassen binnenstroomt, wordt steeds minder.
‘We leefden daar als koningen’, zegt Rahim weemoedig. ‘De natuur geeft je er alles, terwijl we hier moeten betalen voor voer. Bovendien is hier ook niet echt genoeg voedsel. En daar stonden onze dieren de hele dag in het water, hier kunnen we ze maar een halfuurtje in de afvoerkanalen laten.’
Het water uit de kanalen is niet drinkbaar en is nauwelijks goed genoeg voor de buffels.
De landbouwers in de omgeving vragen geld voor het gras dat in de kanalen groeit en dat de buffels eten. Dat moeten de buffelboeren wel zelf oogsten. De lokale boeren zouden blij moeten zijn dat die kanalen worden opgeschoond, zegt Jassim al-Asadi hoofdschuddend. De milieuactivist zit op kussens tussen de boeren in Mayeds rieten huis.
Veel buffelboeren hebben de moerassen verlaten en verkopen hun dieren om in leven te blijven, vertelt hij. Tegen een lage prijs: in plaats van voor 3 tot 3,5 miljoen dinar (omgerekend 1900 tot 2200 euro), hooguit 1,5 miljoen (935 euro). Ze hebben een derde van hun dieren verloren, deels ook aan ziekte, zo schat hij.
Rabia en haar dochtertje
© Judit Neurink
Valse beloftes
De boeren noemen hun leven nu moeilijker dan in de moerassen, waar iedereen elkaar kende en hielp. ‘De moerassen zijn van ons allemaal. We hebben nu geen problemen met de buren, maar er zijn ook geen goede banden, zoals daar’, zegt Rahim.
Hier betalen ze huur voor het stukje land waarop ze hun rieten huis en een onderdak voor de buffels bouwden. Ze hebben geen generator en moeten het stellen zonder overheidsstroom, behalve een lijntje met de buren voor een peertje en het opladen van de mobieltjes. Het water uit de kanalen is niet drinkbaar en is nauwelijks goed genoeg voor de buffels. Drinkwater kopen ze in flessen.
Het is niet de eerste keer dat deze vijf families hun thuis verlieten. In zijn strijd tegen het sjiitische verzet liet Saddam Hoessein de moerassen in de jaren ’90 droogleggen. Na de val van de Iraakse dictator zorgden activisten als Jassim al-Asadi ervoor dat Saddams dijken werden doorgestoken en het water terugkwam.
En dus keerden ook de families terug. Toen de moerassen deze keer natuurlijk opdroogden, herinnerden ze zich dat andere moerasarabieren eerder in deze streek nabij Hilla hadden gewoond, vertelt Rabia.
‘We dachten dat we geld zouden krijgen ter compensatie voor de omgekomen buffels. Maar nee. Bij de verkiezingen beloofden kandidaten ons zelfs land. Er gebeurde niets.’
© Judit Neurink
Ze is niet optimistisch over de toekomst. Omdat ze niet in het water staan, geven de buffels 80% minder melk. Dat was tien liter per dag, nu twee. Ze worden hier sneller ziek en sterven eerder. ‘We denken dat het niet de juiste plek voor ze is.’
Niet alleen de kudde slinkt, ook de inkomsten gaan achteruit. Een handelaar koopt de melk. Er zelf producten van maken, zoals room en zachte kaas, kan hier niet. ‘We willen best,’ zegt Rania, ‘maar we hebben geen stroom en ook geen potten, pannen en apparatuur. Bovendien moeten de buffels dan beter voer krijgen’.
‘We hebben geen garantie dat we kunnen blijven. Voor buffels zorgen is het enige wat we kunnen.’
Terwijl lokale boeren en landeigenaren beter worden van de ellende van de klimaatmigranten, door geld te verdienen aan de verkoop van gras dat voor henzelf waardeloos is en de huur van land dat zijzelf niet gebruiken, doet de regering niets.
‘We hebben alleen God’, zegt Rahim gelaten. Kamel Mayed voegt eraan toe: ‘We dachten dat we geld zouden krijgen ter compensatie voor de omgekomen buffels. Maar nee. Bij de verkiezingen beloofden kandidaten ons zelfs land. Er gebeurde niets.’
Over hun toekomst zeggen de vrouwen moedeloos: ‘Misschien wordt het nog slechter.’ Mayed: ‘We hebben geen garantie dat we kunnen blijven. Voor buffels zorgen is het enige wat we kunnen. Soms hebben we een paar dagen werk bij de dadelpluk.’
Ook voor Jassim al-Asadi zijn de moerassen zijn leven. Daar geboren en opgeleid als ingenieur, was hij in 2003 een van de initiatiefnemers van Eden Again (de moerassen zouden de locatie zijn van Eden, het paradijs uit de Bijbel) dat ze weer tot leven wekte. Nu is de zestiger directeur van het kantoor van Nature Iraq in Chubayesh, midden in de moerassen.
Hij vertelt hoe blij hij was met de regen van eind vorig jaar. ‘Maar er zit onvoldoende water in de Iraakse stuwmeren, want de regen is vooral stroomafwaarts gevallen’, legt hij uit. Stroomopwaarts in Bagdad staat de Tigris inderdaad zo laag dat zelfs de plezierbootjes nog maar nauwelijks varen.
Al-Asadi herhaalt dat de regering niets doet voor klimaatmigranten. ‘Ik sprak met de Iraakse president Rashid. Hij was jarenlang minister van Waterbronnen en ik heb als ingenieur met hem gewerkt. Hij beloofde dat hij zou praten met de huidige minister om voor iedere familie een miljoen dinar (625 euro) beschikbaar te stellen. We wachten nog op antwoord.’
Milieuactivist Jassim al-Asadi (links) en de buffelboeren.
© Kholoud al-Amery
Ontvoerd
Al-Asadi’s kritiek wordt hem niet in dank afgenomen. Ondanks zijn goede banden binnen de politiek wordt hij begin februari, tien dagen na de ontmoeting met de buffelboeren, net buiten Bagdad door gewapende mannen ontvoerd. Hij is dan op weg naar een afspraak op het ministerie van Waterbronnen.
Als hij veertien dagen later als een gebroken man weer vrijkomt, is alleen duidelijk dat hij ondervraagd en geïntimideerd is. Niet door wie, al lijkt de overheid betrokken, want er wordt niemand aangehouden voor de ontvoering.
Al-Asadi’s liefde voor de moerassen heeft hem verleid tot kritiek op Iran, dat ’s zomers alle waterstromen naar Irak afkapt. En de invloed van Teheran op de belangrijkste sjiitische partijen in Bagdad is groot.
Bagdad zegt wel dat het klimaatverandering belangrijk vindt, maar neemt geen enkele beslissing waaruit dat blijkt. En ontkent ook dat het faalt. Zoals directeur-generaal Ali Abass Jahakir van het departement dat de provinciale afdelingen overkoepelt op het ministerie van Migratie. Hij legt de schuld zelfs bij de migranten. ‘Mensen melden niet dat ze verhuizen en soms kunnen we ze niet vinden. Het zijn simpele mensen’, zegt hij.
‘We willen meer doen, maar we hebben niet genoeg geld.’
Abass onderkent dat Irak 80% van zijn waterbronnen verloren heeft. Dat komt vooral door Turkije en Iran. ‘We praten met hen zodat ze ons meer water geven. En we proberen het beschikbare water zo goed mogelijk te verdelen, maar sommige boeren aan het begin van de lijn nemen alles voor zichzelf.’
‘We willen meer doen, maar we hebben niet genoeg geld’, verontschuldigt hij zich dan. Dat is een van de problemen van Irak, waar zijn ministerie, ondanks het feit dat er nog miljoenen ontheemden zijn na de oorlog tegen ISIS, achteraan in de rij stond bij het toebedelen van budget. De klimaatmigranten komen dus boven op de ‘oude’ ontheemden. Bij zijn departement zijn bijna 2800 families bekend.
Ali Abass Jahakir van het ministerie van Migratie.
© Judit Neurink
Dat getal steekt schril af tegen dat van de Internationale Organisatie van Migratie (IOM), die op basis van eigen onderzoek spreekt over 11.445 families. David Arnold van IOM in Bagdad stelt vast dat Irak een van de meest kwetsbare landen ter wereld is als het gaat om klimaatverandering.
‘Als de mobiliteit goed wordt gemanaged, hoeft het niet tot conflicten te leiden’, zegt hij. ‘Maar als er in een gemeenschap al problemen en conflicten zijn, kan klimaatverandering dat verergeren.’ En dat laatste is in Irak zeker het geval in de nasleep van de oorlog tegen ISIS.
Als Irakezen verhuizen vanwege klimaatverandering, hebben ze vaak hun eigendommen verkocht. Dat maakt hen kwetsbaar, waardoor ze nieuwe problemen slechter weten op te vangen, stelt hij. ‘We zien ook dat mensen verhuizen naar locaties die zelf ook weer kwetsbaar zijn voor klimaatverandering en voor sociale problemen met de lokale bevolking.’
Hij dringt aan op een tweezijdig beleid: ten eerste op de locaties van oorsprong, om vertrek te voorkomen. In grote delen van Zuid-Irak is de situatie voor boeren onhoudbaar geworden en overwegen duizenden mensen een vertrek. Ten tweede op de locatie van migratie, waar hulp nodig is, vooral als plattelandbewoners naar de stad gaan en moeite hebben om in hun onderhoud te voorzien.
Van alle klimaatmigranten verhuist 77% naar stedelijk gebied, zegt het IOM. Dat geldt bijvoorbeeld voor de boeren uit landbouwgebieden net buiten de moerassen, die zijn neergestreken aan de rand van de sjiitische stad Nasiriya.
© Judit Neurink
Als de regen terugkomt
Vier mannen uit het dorp Said al-Khil verzamelen zich in de ontvangstkamer van een van de huizen die ze hier gebouwd hebben. Volgens hun traditie komen ze hier elke avond met de mannen van hun nieuwe gemeenschap bijeen om tot diep in de nacht te praten, thee te drinken en televisie te kijken. Onder het toeziend oog van imam Ali, de schoonzoon van de profeet, en diens zoon Hussein, wiens in sjiitische stijl gestileerde portretten een muur van de kamer bedekken.
Er worden kleine plastic bekertjes met water geserveerd, gevolgd door sterke Arabische koffie en kartonnen bekertjes met thee, en ten slotte schalen met gebraden kip. De mannen zitten in dishdisha (een lang gewaad voor mannen, red.) met geblokte sjaals over hoofd en schouders tegen de kussens op de vloer.
Hun nieuwe dorp heeft geen plek voor vee of landbouw. De huizen staan tegen elkaar aan gebouwd, met allemaal een erf achter de poort die uitkomt op de weg in het midden. Van 70 families uit hun dorp wonen er nu 20 hier. 12 bleven achter. Die redden zich deze winter door de regenval, vertelt boer Zaid Khalif. ‘De problemen begonnen een jaar of vijf geleden, door de steeds lagere stand van de Tigris. We wonen aan een kanaal, dat erdoor gevoed wordt.’
Omstandig vertelt hij hoe, nadat de regering het kanaal met beton verstevigd en versmald had, het water hen vaak niet meer bereikte. ‘Omdat ons kanaal dan hoger ligt dan het niveau van de Tigris, maar ook omdat er onderweg te veel water gebruikt wordt.’
‘De regering belooft actie en doet niets. We hebben zoveel verzoeken ingediend voor bestrating en aansluiting op het waternet.’
Khalif had een flinke boerderij met 300 hectare land waarop hij groenten verbouwde en 15 koeien en 50 schapen hield. Door het tekort aan watertoevoer werd het grondwater te zout, ook voor de gewassen. ‘Ik heb alle dieren verkocht om hier naartoe te komen.’
Dat was twee jaar geleden. Toen werden hier kavels van 100 en 200 vierkante meter te koop aangeboden. Af en toe rijden ze in een uurtje naar hun dorp. ‘We bezoeken de 12 achtergebleven families, gaan bij ons huis kijken. We kunnen niet blijven. Maar als de regen terugkomt, dan gaan wij terug. Dat hoop ik echt, ya Allah…’
Toen hij hoorde dat er in Nasiriya werk te vinden was in de bouw, kwam Mohammed Abdul Hamid vorig jaar ook. Maar dat werk is onzeker en onregelmatig. Alleen Khalifs zoon Abas begon een eigen zaakje, een fruitkraam aan de weg voor de automobilisten. Soms heeft hij genoeg inkomen, soms ook niet. De anderen werken als arbeider omdat ze geen geld hebben om zoiets op te zetten.
Krijgen ze geen hulp van de overheid? ‘Jullie zijn de eersten die naar ons zijn komen vragen. Ja, politieke kandidaten, die zijn hier geweest’, zegt Abdul Hamid. Khalif wijst naar de kop van de kamer: ‘Die zaten daar en beloofden ons te helpen. Niemand heeft dat gedaan.’
De overheid is op de hoogte van hun bestaan, want ze hebben zich netjes ingeschreven. Maar behalve stroom krijgen ze nauwelijks overheidsdiensten. Ze gebruiken water uit het naburige riviertje, behalve om te drinken. Drinkwater kopen ze per tankauto. ‘De regering belooft actie en doet niets’, klaagt Abdul Hamid. ‘Zelfs het gat in de weg hebben we zelf gevuld. We hebben zoveel verzoeken ingediend voor bestrating en aansluiting op het waternet…’
© Judit Neurink
Heimwee
Hossein Daghel, de mokhtar (het dorpshoofd) komt binnen. Hij krijgt de beste plek en neemt het gesprek over. ‘De regering geeft niet om ons. Hier niet, daar ook niet. Maar daar was het beter. Het is er zo mooi. Nu wordt ons land overgroeid door onkruid.’
Abdel Hamid vult aan: ‘Het wordt woestijn. We zijn slachtoffer van een veranderd klimaat. We vragen hulp om terug te gaan en ons land weer te bewerken. Zelfs al is het dan allemaal wat minder.’
De mokhtar wijst hem erop dat de 12 families die zijn gebleven ondanks de regenval ook niet weten hoe het dit jaar zal zijn. ‘Kijk naar het landbouwplan van de overheid. Dat ging over drie miljoen donum (750.000 hectare) landbouwgrond. Nu nog maar over ruim een miljoen (250.000 hectare).’
‘Sommigen werden ziek van heimwee. Omdat we na honderd jaar ons land verlieten.’
De mannen vertellen over de vele stofstormen van vorig jaar. Door de regen zal dat dit jaar wel minder zijn, verwachten ze. Maar de droogte is in de loop van de jaren erger geworden.
‘Het weer is veranderd. Er zijn meer gezondheidsproblemen. Meer vervuiling’, zegt de mokhtar. Abdul Hamid vertelt hoe ze de laatste jaren ook last hadden van slangen, andere soorten ook dan voorheen. ‘Dat is echt een plaag, ze bezorgen ons grote problemen.’
Ook bij hun vee merkten ze de gevolgen van de klimaatverandering. ‘De dieren kregen minder jongen, soms maar een per twee jaar in plaats van jaarlijks. We moesten voer kopen. De melkproductie was ook minder. De schapen hadden soms wel vijf liter per dag, nu alleen nog net genoeg voor hun eigen jongen.’
Het gebrek aan water leidde tot conflicten tussen de gemeenschappen, vertelt de mokhtar. ‘Soms wil een gemeenschap het water voor zichzelf gebruiken en grijpen andere naar de wapens. Ze willen ervoor vechten.’
En ook in hun nieuwe leefgebied zijn er conflicten. De migranten vragen minder loon dan andere arbeiders. En dat leidt soms tot problemen. De aanpassing ging ook niet probleemloos. ‘Sommigen werden ziek van heimwee. Omdat we na honderd jaar ons land verlieten’, vertelt Abdul Hamid. ‘We zitten klem, want we kunnen niet terug.’
Bij het weggaan komt de vrouw des huizes nog even in de deuropening van het woonhuis. De oudere dame in het zwart, die een paar voortanden mist, krijgt het lastig als ze vertelt hoe ze haar dorp mist. ‘Ik ben er echt ziek van geweest. Zo zonder de buren, tussen deze muren. Het is hier allemaal zo klein en ik mis de natuur.’
Met dank aan fixer en vertaler Kholoud al-Amery. Dit artikel kwam tot stand dankzij een bijdrage van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.