Twee naaiateliers geven vluchtelingen kansen om mode-ervaring in België op te doen
‘Zonder nieuwkomers dreigen we onze ambachten te verliezen’
In Turkije werken vluchtelingen lange dagen in sweatshops. Als ze later België bereiken, komt hun kennis uit de textielindustrie opnieuw van pas. Zoals in de naaiateliers REantwerp en CiLAB, waar nieuwkomers als de Syriër Nassar en de Afghaan Abaseen zich ontpoppen tot de modeontwerpers en ambachtslieden van morgen. ‘Zij bezitten kennis die wij nog amper in huis hebben.’
foto: Thuis, in het Syrische Idlib, maakte Nassar (rechts) al tapijten en gordijnen. Sinds kort doet hij Belgische werkervaring op in het naaiatelier REantwerp. | © Sanad Latefa
Toen Nassar* twee jaar geleden in zijn eentje wegvluchtte uit Idlib, in het noordwesten van Syrië, moest hij onderweg naar Europa de kost zien te verdienen. Hij was op dat moment nog minderjarig. In Turkije maakte Nassar tussenstops in Mersin, Ankara en Istanbul, en in elk van die steden kon hij voor werk terecht in textielfabrieken.
‘Het waren lange dagen, vaak moesten we twaalf uur aan een stuk werken’, weet Nassar nog goed. ‘Meestal werkten we zes op zeven, maar ook die ene vrije dag viel soms weg. Soms stikte ik westerse kleren in elkaar, maar vraag me niet meer voor welke merken. Het was zwaar, uitputtend werk. Maar gelukkig kon ik er wat van.’
Hoewel hij in Syrië nog op de schoolbanken zat, had Nassar daar al werkervaring opgedaan. Op zijn smartphone toont hij woonkamers zoals je die in het Midden-Oosten wel vaak ziet: geen ruimte waar alles rond een televisie draait, maar een gezellige bedoening vol tapijten, met lage zetels vol kussens, aan weerskanten van lage salontafels. ‘Dat heb ik gemaakt,’ legt hij uit, ‘en dat.’ Hij wijst eerst de tapijten aan, en vervolgens de gordijnen.
Zichtbaar trots is Nassar over zijn kennis van verschillende soorten textiel. Maar in zijn blik schemert de andere kant van de medaille door. De slechte werkomstandigheden in Turkije zinderen nog na.
‘Het was niet moeilijk om onderweg werk te vinden. Vluchtelingen zijn de goedkoopste arbeiders die er zijn.’
Een rapport uit 2019 van de industriële waakhond Business & Human Rights Resource Centre spreekt over systematische uitbuiting en misbruik. Op dat moment waren er 3,6 miljoen Syriërs in Turkije, en daarvan werkten er 650.000 in textielfabrieken.
‘Dat doen ze voor de winkelstraten in Parijs, Londen en Berlijn’, klinkt het in het rapport. Turkije was op dat moment namelijk de derde grootste leverancier van textiel naar de Europese Unie. Arbeiders moesten razendsnel produceren om de leveringstermijnen van grote (vaak fast fashion_-_)merken te behalen, die een snelle levering verwachtten aangezien Turkije veel dichterbij is dan Zuid- en Oost-Azië.
Abaseen Stanikzai kan er over meespreken. Op zijn zeventiende kwam hij, in navolging van zijn oudere broer Sabawoon, aan in België. Hij was vertrokken in Nangarhar, in het oosten van Afghanistan, en reisde via Iran, Turkije en Bulgarije. ‘Onderweg was het niet moeilijk om werk te vinden’, getuigt hij. ‘Vluchtelingen zijn de goedkoopste arbeiders die er zijn.’
Abaseen vertelt hoe hij altijd al een fascinatie had voor textiel. ‘In Afghanistan is het niet gebruikelijk dat mannelijke kleermakers vrouwenkleren maken (zie ook dit eerdere artikel, red.), dus stikten mijn moeder en zussen hun kleren zelf. Ik mocht nooit aan hun naaimachine plaatsnemen, ze dachten dat ik die kapot zou maken. Achter hun rug deed ik het stiekem toch.’
Abaseen had altijd al een fascinatie voor textiel, thuis in Afghanistan al. ‘Achter de rug van mijn moeder en zussen nam ik plaats aan hun naaimachine.’ | © Benoit Bethume
Maar in Turkse textielfabrieken kreeg de tiener de meest monotone taakjes toebedeeld. ‘Ik moest broeken plooien, twaalf uur aan een stuk. Ze binnenstebuiten draaien en strijken. Saaier kan niet.’
‘Het voelde aan als een straf’, gaat hij verder. ‘De broeken waren pas geverfd, ze waren erg zwaar omdat ze nog helemaal nat waren. Plooi die maar eens een hele dag lang, zes dagen op zeven. Ik had bovendien geen bescherming voor de chemicaliën in de verf. Na elke werkdag zagen mijn nagels helemaal zwart.’
Voor hun harde werk en een scala aan overuren krijgen Syrische arbeiders niet eens het minimumloon van zo’n 350 euro. Een rapport uit 2017 van de Zweedse ngo Fair Action en het Noorse Future In Our Hands stelde dat veel Syriërs in Turkije in ‘gevaarlijke en onhygiënische omstandigheden werken’. Ook kinderen, benadrukken de auteurs. ‘Zo wanhopig zijn ze om werk te vinden.’
Ambachten herwaarderen
Onder zijn onvermoeibare glimlach door treedt Nassar niet in zoveel detail als Abaseen. ‘Maar in vergelijking met de Turkse fabrieken,’ zegt de Syriër, ‘is dit werk een makkie.’ Met ‘dit werk’ verwijst hij naar het nieuwe naaiatelier waar hij nu werkt: REantwerp in Circuit op het Nieuw Zuid in Antwerpen, dat in handen is van de Antwerpse modeontwerper Tim Van Steenbergen.
‘Mensen die uit Oekraïne, Pakistan of Afghanistan komen, hebben nog kennis van textiel.’
Twintig jaar al draait Van Steenbergen mee in de sector. Recent kreeg hij schoon genoeg van het productietempo dat het reguliere modecircuit hem oplegt. ‘De modesector vraagt elk jaar opnieuw groei, groei, groei’, legt hij uit wanneer we plaatsnemen tussen de ratelende naaimachines in Circuit. ‘Ze wil almaar meer stuks. Is dat werkelijk de definitie van succes?’
Ook trok de ontwerper in twijfel of het wel duurzaam is om al die kleren in het verre buitenland te produceren. Met als resultaat, benadrukt hij doorheen het gesprek, dat we onze kennis van ambachten hier dreigen te verliezen. ‘Het is nu al zo moeilijk om nog een borduurster te vinden.’
Modeontwerper Tim Van Steenbergen: ‘Mensen die pas in ons land aankomen hebben competenties, maar niemand kent die. Per kandidaat bekijken we welke ambities ze hebben.’ | © Benoit Bethume
In Knack Weekend las Van Steenbergen over Instroom, een project van chef-kok Seppe Nobels, die er nieuwkomers opleidt in de keuken. ‘Veel vluchtelingen hebben óók kennis van textiel’, besefte Van Steenbergen. ‘Mensen die uit Oekraïne komen, bijvoorbeeld, of uit Pakistan en Afghanistan, waar nog een textielindustrie is. Mensen die thuis altijd hun eigen kleren gemaakt hebben. Of mensen die in Turkije in fabrieken gewerkt hebben. Zij hebben kennis die wij amper nog hebben. Het zijn makers, echte ambachtslui. En die ambachten wil ik opnieuw naar waarde schatten.’
REantwerp is niet zomaar een atelier. Het is een sociaal-maatschappelijk project en een, zoals het team rond Van Steenbergen het verwoordt, hybride leeromgeving. Net als Instroom van Seppe Nobels is het doel hier om werknemers op te leiden en te laten doorstromen naar reguliere banen op onze arbeidsmarkt.
Zoeken naar talent
‘Onze sterkte is ons netwerk’, zegt Van Steenbergen. ‘Mensen die pas in ons land aankomen hebben competenties, maar niemand kent die. Per kandidaat bekijken we welke ambities ze hebben: zijn ze creatief of eerder technisch aangelegd? Zo bekijken we hoe we er via onze contacten voor kunnen zorgen dat ze kunnen doorstromen naar een duurzame job.’
Dat doet de ontwerper samen met de vzw GATAM, een organisatie die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt — waaronder vluchtelingen — begeleidt naar werk. Ook Nobels werkt met hen samen. Via hen zoekt Van Steenbergen nieuwkomers die affiniteit hebben met textiel in asielcentra, van Linkeroever tot Kapellen. ‘Dat maakte deel uit van ons onderzoek: we konden niet goed inschatten wie er op ons af zou komen.’
Nassar reageerde op de oproep in Kapellen en werkt nu, sinds de opstart in juli, naast Van Steenbergen.
‘Een compliment krijgen van Tim Van Steenbergen betekent voor mij enorm veel.’
Abaseen maakt slechts enkele dagen per maand deel uit van het team van REantwerp. Hij vond een baan bij een ander atelier, het circulair laboratorium CiLAB in Mechelen. Van Steenbergen kwam hem op het spoor omdat de ontwerper een jaar de tijd nam voor vooronderzoek. Hij wilde in kaart brengen welke actoren al met vluchtelingen en textiel werken in België.
Het Mechelse CiLAB nam eerder de Syrische modeontwerper Shawkat Khalil in dienst, maar die hield er recent mee op. Na een stage, toen nog onder de vleugels van Khalil, kon Abaseen er vast aan de slag, eerst als jobstudent, vervolgens met een voltijds contract van onbepaalde duur.
REantwerp betaalt CiLAB voor het onderhoud van de machines in het Antwerpse atelier, een taak die Abaseen op zich neemt. Op de website van het project noemt Van Steenbergen hem ‘bijzonder handig, creatief en heel enthousiast’.
Zelf vindt Abaseen het bijzonder om van dichtbij te kunnen leren van Van Steenbergens stijl en ideeën. ‘Tim heeft me zelf eens gevraagd om mijn schetsboek te zien. Een compliment krijgen van hem betekent voor mij enorm veel.’
Werken in de textielsector?
De vraag blijft: waar kunnen textiliens zoals Nassar en Abaseen op de Belgische arbeidsmarkt nog terecht? Zoals Van Steenbergen terecht aanhaalt, en hekelt, is de meeste productie naar het buitenland verhuisd. ‘De klassieke confectie is eerder zeldzaam geworden’, geeft de ontwerper aan.
In het beroepsonderwijs in Mechelen studeerde Abaseen modeontwerp, creatie- en patroonontwerpen. Hij kreeg er de waarschuwing dat er slechts weinig jobs voor hem te rapen vallen in België. ‘Onze leerkrachten wilden onze verwachtingen temperen’, vertelt hij. ‘Achteraf gezien denk ik dat ze ons wilden aansporen om de beste te proberen zijn. Want ik heb het gevoel dat hier wel veel kansen zijn.’
Dat volgt Van Steenbergen volledig. ‘Ze zouden bij de grote ontwerpers aan de slag kunnen, bijvoorbeeld in productiecontrole of stoffenbeheer. We beperken ons bovendien niet tot mode: ook interieurtextiel behoort tot de mogelijkheden.’
Gerecycleerd textiel
Van Steenbergen benadrukt dat hij erg gelooft in ‘het circulaire verhaal dat op ons afkomt’. Vanaf 2025 zal het in Europa verplicht zijn om gebruikt textiel apart in te zamelen. Ook buigt de Europese Commissie zich over beleid voor Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV).
Wat dat laatste concreet inhoudt, kunnen we afleiden uit de regelgeving bij onze noorderburen, die sinds 1 juli een UPV-wet hebben. De bedoeling is dat Nederlandse bedrijven daardoor een deel van het textiel dat ze vermarkten opnieuw moeten inzamelen: binnen twee jaar de helft van wat ze verkocht hebben, tegen 2030 driekwart.
Raushana (uit Kirgizië) aan het werk in naaiatelier REantwerp. Jan Merckx (CiLab): ‘Mensen die kleding kunnen herstellen, kunnen op twee oren slapen: de jobs komen eraan.’ | © Sanad Latefa
Het Vlaamse Lokaal Materialenplan 2023-2030 vermeldt de mogelijkheid om zo’n UPV-wet ook in ons land in te voeren. ‘Hoe gaan bedrijven om met de terugname van die stuks? Halen we die uiteen? Hoe sorteren we die? Daarop kunnen ateliers zoals REantwerp op inspelen’, stelt Van Steenbergen.
‘Ziek’ voelt de ontwerper zich wanneer hij vuilnisbelten vol kleding ziet. ‘Ik wil zelf niet nog meer vervuiling op de markt gooien. Iets hoeft niet nieuw-nieuw te zijn om vernieuwend te zijn. Elk seizoen nieuwe stoffen laten produceren, dat wil ik niet meer.’
De ontwerper gooit het bewust over een andere boeg. ‘We gaan aan de slag met reststoffen van modeontwerpers en merken als Stanley/Stella. Kieskeurig ben ik niet, we zijn blij met alles. We communiceren daar ook over: deze broek komt voor de helft van Dries Van Noten en voor de andere helft van Christian Wijnants.’
Ook CiLAB, wat staat voor Circular Innovation Lab_,_ zet in op dat circulaire verhaal. Op het jaarlijkse duurzaamheidsfestival M-Fair in Mechelen toont Abaseen me een stuk waar hij erg trots op is: uit een oude festivaltent maakte hij een jas die je kan omvormen tot rugzak. ‘Upcycling is voor mij veel creatiever dan iets nieuws creëren. Je vertrekt van een kledingstuk dat al gemaakt is en bepaalt de vorm op basis van wat je al in handen hebt.’
Zo ziet ook Jan Merckx, medeoprichter van CiLAB, het. Hij volgt de regelgeving op de voet en benadrukt hoezeer circulaire ateliers nog nodig zullen zijn in de toekomst. ‘Mensen die kleding kunnen herstellen, kunnen op twee oren slapen: de jobs komen eraan.’
Vrijwilligerswerk
Bij REantwerp krijgen de meeste nieuwkomers een vrijwilligersvergoeding, geen loon. Anke De Maeyer, directeur van GATAM vzw, legt uit dat het ‘niet onze doelstelling is om mensen direct in dienst te nemen’.
‘We vormen een tussenstap in het doorstromen naar de arbeidsmarkt’, zegt De Maeyer. ‘Nieuwkomers uit asielcentra bieden we een vrijwilligersvergoeding, waardoor ze jaarlijks 1626,77 euro mogen verdienen. Daarmee kunnen we hen vier tot vijf maanden tewerkstellen aan een tarief van 20 euro per shift. Andere mensen komen vanuit het OCMW bij ons terecht, hen vergoedt het OCMW via tewerkstelling via artikel 60.’
‘Vaak gaat het om mensen die anders zouden vastzitten in asielcentra’, zegt Van Steenbergen. ‘Een job als deze geeft hen niet enkel een vergoeding en doorgroeimogelijkheden, maar geeft ook structuur aan hun dag. We gaan bovendien op zoek naar specifieke profielen, die een toekomst binnen de textielsector in ons land voor ogen hebben.’
‘Iedereen met een bepaalde achtergrond in textiel en met een afstand tot de arbeidsmarkt is welkom’, gaat De Maeyer verder. ‘Dat is een belangrijk gegeven, omdat in deze sector al te vaak projecten ingedeeld worden naargelang het statuut van mensen. Dit willen we, net als bij Instroom, doorbreken.’
De vier à vijf maanden tewerkstelling in het atelier is niet lukraak gekozen: de ervaring leert De Maeyer dat die periode ‘goed werkt om mensen voor te bereiden op die stap richting werk. Al is elk traject maatwerk: samen met onze coach en met Tim bekijken we wanneer iemand de juiste competenties heeft om door te stromen. Niet enkel op technisch vlak, maar ook naargelang de privésituatie. Als iemand daar al na twee maanden klaar voor is, ondernemen we op dat moment al actie.’
Zo spreek ik ook met de Pakistaanse Mumtaz*, die vertelt hoeveel energie ze krijgt van haar baan in het atelier op het Nieuw Zuid. En met Raushana*, die ruim twintig jaar geleden werkte in een naaifabriek in Kirgizië en in België die draad opnieuw oppikt. ‘Ik heb de basiscursus naaien gevolgd bij het CVO (Centrum voor Volwassenenonderwijs, red.), deed altijd retouches van thuis uit en mag nu hier aan de slag. Mijn droom is om later een eigen atelier te hebben.’
Mumtaz aan het werk in naaiatelier REantwerp. Tim Van Steenbergen: ‘Via een metier kan je een taal aanleren en de specifieke woordenschat die daarbij komt kijken.’ | © Sanad Latefa
Nassar hoopt daarentegen nog verder te studeren. ‘Al zal ik eerst nog wat meer Nederlands moeten leren’, weet hij.
Ook daarvoor is REantwerp een goede leerschool, vindt Van Steenbergen. ‘Via een metier kan je een taal aanleren en de specifieke woordenschat die daarbij komt kijken. In de Nederlandse les is een schaar een schaar, terwijl er een wezenlijk verschil is tussen een stofschaar en een papierschaar. Dat zijn woorden die mensen nodig gaan hebben op de werkvloer als ze beslissen om verder te gaan in deze sector.’
*Om privacyredenen gebruiken we enkel de voornaam van de REantwerp-medewerkers die in dit artikel aan het woord komen.