Een uitbundige kreet voor erkenning van het Palestijnse leed
“‘Piraten voor Palestina’
Begin juni werd in Brussel de Zinnekesparade gehouden. MO*blogger Merel Overloop was erbij en merkte dat volwassenen soms meer kunnen leren van kinderen dan omgekeerd ‘als het over goed en kwaad gaat, over wat belangrijk is en wat bijzaak.’
Verkleed als piraten lopen ze door de stad. Het zijn piraten met het hart op de juiste plaats. Ze zijn niet in het aftands zwart-bruin gekleed met doodshoofden hier en daar, zoals je misschien zou verwachten van een piraat. Ze zijn daarentegen in het blauw-roos-paars-geel gekleed en hebben zelfgemaakte muziekinstrumenten uit recyclage-materiaal in de hand. ‘On est des pirates, et on est sucré.es. Oh, oh!’, schreeuwen de zelfverklaarde suikerpiraten uit volle borst om boven het getrommel en getoeter dat ze zelf creëren uit te komen.
We zijn op de Zinneke Parade begin juni in hartje Brussel. Boven de stad hangt een onheilspellend wit-grijze hemel, die het schouwspel dat zich weldra zal voltrekken dreigt te verstoren. Maar met hun vrolijke energie kleuren onze suikerpiraten de dag alsnog en dat doen ze in de tinten van een wervelend, internationaal verzet.
Glitters en Palestijnse vlaggen
Aan het Beursgebouw houden we halt en wachten we tot het grote pastelblauwe piratenschip op wieltjes ons komt ophalen en ons naar het startpunt van de optocht zal brengen. Het linkeroog van de meeste piraten is bedekt met felgekleurde glitter en schmink, of een subtiel litteken voor zij die er wat stoerder uit wilden zien. Nieuwsgierige toeristen komen ons vragen wat er te gebeuren staat en willen met ons op de foto.
Niet elke piraat stond te springen om onder de borstel van de make-up artiest te passeren. Te kinderachtig. Te meisjesachtig. Te gênant. Tot er eentje ontdekte dat er ook rood, groen, zwart en wit in die verfdoos zat. Plots stonden ze te drommen om er op hun rechterwang een Palestijnse vlag bij te krijgen en deed het er niet meer toe dat dat helemaal niet bij hun lichtroze glitters paste. Niet veel later huppelden er ook Congolese en Marokkaanse vlaggen rond, want die vlaggen op hun wangen symboliseren niet enkel hun solidariteit met de slachtoffers in Palestina, maar ook hun gedeelde identiteit als moslims, hun connectie met het land waar hun familie of zijzelf vandaan komen, hun trots voor die afkomst en zoveel meer.
‘Kwam het idee om die Palestijnse vlag op je gezicht te tekenen van de kinderen?’, vraagt een vriend me na de optocht. ‘Uiteraard’, zeg ik. Een kleine daad van verzet van een paar kleine mensen die een paar grotere mensen op sleeptouw nemen. Het zijn zij die deze parade van diversiteit en connectie een extra laag van betekenis geven. Zonder dat er verder veel woorden aan vuil gemaakt worden, gewoon een symbolische aanwezigheid van iets wat die kleine piraten na aan het hart ligt. Ook op een feestelijke dag als deze.
Gewetenspiraten
Terwijl de grote groep een beetje onder elkaar staat te stoeien en kibbelen, zwerft een verveeld troepje piraten langs het plein en begint toevallige passanten en nieuwsgierige toeschouwers lastig te vallen. Smartphones worden bovengehaald, de microfoon onder de neus van de nietsvermoedende voorbijgangers op hun zaterdagse uitje geduwd. Het zijn piraten die zich ontpoppen tot vertegenwoordigers van een internationale strijd. Met hun smartphone in de hand stormen ze onverschrokken op een volgend doelwit af. ‘Israël of Palestina?’, luidt hun enige vraag in koor.
Een vlagje op een wang of een vraag van drie woorden zal Israël en Hamas geen vredesakkoord doen tekenen. Maar het kan wel één onbekommerd persoon meer een geweten aanschoppen.
Sommige gezichten vertrekken zich ongemakkelijk bij het horen van die nogal agressief geformuleerde tegenstelling. Het geprefereerde antwoord van onze piraten is niet moeilijk te raden, gezien al die vlaggen op hun gezichten. Maar elke keer wanneer iemand ‘Palestina’ antwoordt, stijgt er gejoel uit hun groepje op en springen ze enthousiast rond de persoon in kwestie heen. Alsof ze net een nieuw schip gekaapt en verovert hebben. Klaar om de volgende ervan te overtuigen hetzelfde te doen. Klaar om elke toevallige passant voor een dilemma te zetten: Kies ik ervoor om weg te kijken of erken ik het onrecht dat aan de basis ligt van deze speelvogels hun spel?
‘In een onderdrukkend regime hebben kinderen de luxe niet om hun kindertijd te beleven’, schrijft Dilara Kabak in Samenleving & Politiek over de jongste generatie in Palestina. ‘Het pad van de revolutie wordt hen opgelegd omdat ze geen andere keuze hebben.’
De 11-jarige suikerpiraten die rond me heen dartelen, hebben die luxe gelukkig nog wel. En ze benutten die luxe door van een bijzonder serieus en controversieel onderwerp een spel te maken. Zelfs in hun spel houdt het onrecht dat zich elders voltrekt hen bezig. Zelfs dan zijn ze onbewust bereid om de taak van gewetenspiraat op zich te nemen. Het is een spel met een bittere nasmaak. Het is een uitbundige kreet voor erkenning van het Palestijnse leed.
Aanstekelijke vrijheid
Eens de stoet vertrokken is, klauteren de suikerpiraten om beurten op het schip, heisen de grotere de kleinere omhoog en helpen ze elkaar er weer af. Ze torenen boven de zee van mensen uit. Ze graaien met hun kleine handen in de schatkist vol snoep en smijten kilo’s suiker de diepte in, waar andere graaiende handen het uit de lucht plukken.
Op gezette tijdstippen verzamelen alle piraten voor hun schip. Het getrommel verstilt en de kapitein slaat het ritme. We tellen samen af en grijpen elkaars handen vast. We eindigen onze dans in een cirkel, hand in hand we geven een golf door. Het is een golf van gedeelde vrijheid en speelse onafhankelijkheid die we doorgeven om die vervolgens in een wervelwind op het publiek over te brengen. Aan iedereen die het zien wil.
Er wordt veel gezegd over deze Brusselse kinderen. En akkoord: ze pakken hun verzet soms op een nogal simplistische en provocatieve manier aan. Het zijn tenslotte 11-jarigen. Maar ze houden de gedachte aan Palestina wel levend.
Elke toeschouwer die ons toen door de straten van Brussel heeft zien banjeren, heeft toch weer minstens een milliseconde meer aan de slachtoffers van geweld gedacht toen hun blik onze wangen passeerde. Ze hebben zich misschien afgevraagd wat die vlaggen daar doen – de Zinneke Parade is ten slotte geen politieke demonstratie. Ze hebben zich misschien geërgerd aan de directe vraag van de kinderen – °Ik wil helemaal geen kant kiezen!’ Ze hebben zich misschien schuldig gevoeld – ‘Mogen wij hier wel feest staan vieren terwijl er mensen sterven in Palestina?’
Uiteindelijk maakt het niet uit wat deze kinderen of hun toeschouwers met de Palestijnen verbindt: afkomst, godsdienst, menselijkheid. Het moreel kompas van deze jonge piraten wijst de richting van het medeleven aan. Levens in Gaza zijn en worden nog steeds verwoest, en dat leeft heel hard onder Brusselse jongeren.
Een vlagje op een wang of een vraag van drie woorden zal Israël en Hamas geen vredesakkoord doen tekenen. Maar het kan wel één onbekommerd persoon meer een geweten aanschoppen. Want als het over goed en kwaad gaat, over wat belangrijk is en wat bijzaak, dan hebben wij volwassenen soms meer te leren van deze kinderen dan omgekeerd.