“‘Beste antiracist, kunnen we even praten over speciësisme?’
Ieder weldenkend mens weet dat discriminatie op basis van huidskleur of etnische afkomst onrechtvaardig is. Wat velen wél doen, is de factor “soort” laten meespelen wanneer we de belangen van niet-menselijke dieren afwegen tegenover de onze. Tobias Leeaert neemt het concept speciësisme onder de loep.
Tot vervelens toe heeft u vorige week gehoord dat er een panda is bevallen in de zoo Pairi Daiza. Evenmin zal het u ontgaan zijn dat in de dierentuin van Cincinatti de gorilla Harambe werd doodgeschoten, toen hij mogelijk een gevaar vormde voor een kind dat in zijn habitat was afgedaald.
Zelfs wanneer er zoveel ander menselijk nieuws te vertellen is - over stakingen, overstromingen of terrorisme - laten de geboorte en de dood van dieren ons blijkbaar niet onberoerd. Of tenminste, van sommige dieren. Dit jaar zullen immers in ons land een dikke drie honderd miljoen kippen, varkens, koeien en andere landbouwdieren het leven zien en kort erna laten, zonder dat er een haan naar kraait.
Uiteraard zijn de geboorte van Hao Hao’s babypanda en de dood van Harambe bijzondere gebeurtenissen. Het is zeer uitzonderlijk dat er in de dierentuin een pandajong wordt geboren; en er bezoekt niet elke dag een kleuter een gorilla…
Maar dat we wel hoorden over Hao Hao’s baby en Harambe, en niet stilstaan bij die driehonderd miljoen andere, heeft ook te maken met iets heel anders: speciësisme.
Waarom bent u tegen racisme? Omdat mensen discrimineren op basis van hun huidskleur of etnische afkomst onrechtvaardig is, klopt? Die huidskleur is geen moreel relevant verschil. Het is niet omdat iemand zwart of geel of wit of rood is, dat die persoon daardoor minder geluk of pijn zou kunnen ervaren. Om dezelfde reden bent u tegen seksisme: iemands geslacht heeft geen invloed op die zaken: vrouwen, mannen, en al wie tussen beide valt, heeft even veel belang bij gelukkig zijn en leed vermijden.
En dus proberen we, als we een beetje fatsoenlijk zijn, etnische afkomst of geslacht geen rol te laten spelen bij onze behandeling van mensen. Wat we echter de hele tijd doen, is de factor soort laten meespelen wanneer we de belangen van niet menselijke dieren afwegen tegenover de onze.
Voor de duidelijkheid: het gaat niet om iedereen op exact dezelfde manier te behandelen. Een man heeft geen gynecologische zorg nodig, dieren hebben geen belang bij gratis onderwijs.
Het gaat ook niet om de vraag wie we nu uit een brandend huis moeten redden: een baby of een hond. Het is logisch en zeker niet onrechtvaardig om voor de baby te gaan. U mag gerust het leven van een mens hoger waarderen dan het leven van een dier.
Belangen afwegen
Waar gaat het dan wel om? In de praktijk zien we dat we vaak heel grote belangen van dieren afwegen tegen relatief kleine belangen van mensen. Wanneer we dan die menselijke belangen toch laten primeren, is speciësisme aan het werk. Neem vlees eten. De belangen die hier tegenover elkaar staan zijn het hele leven van een dier enerzijds, en culinair genot van mensen anderzijds (niet hun gezondheid).
Dat we denken dieren in ellendige omstandigheden te mogen opkweken en hen vervolgens het leven te ontnemen voor onze smaak, is het resultaat van speciësisme.
Dat we denken dieren in ellendige omstandigheden te mogen opkweken en hen vervolgens het leven te ontnemen voor onze smaak, is het resultaat van speciësisme. Je kunt hier enkel in het voordeel van menselijk culinair genot beslissen als je ervan uitgaat dat belangen van dieren veel minder of helemaal niet meetellen, gewoon omdat het om dieren gaat. De belangen die zij hebben - pijnvrij zijn, gelukkig zijn, in leven blijven - worden geminimaliseerd.
Alleen voor voeding worden jaarlijks 65 miljard dieren gedood. Dat betekent dat we 65 miljard keer collectief de beslissing maken dat de belangen van die dieren inferieur zijn aan de smaak en het genot van mensen. Dat maakt van speciësisme tot een van de grootste vormen van onrechtvaardigheid van onze tijd. En toch wordt de hele issue stiefmoederlijk behandeld door het overgrote deel van progressieve mensen die ijveren voor rechtvaardigheid en gelijkheid.
Wie over dit alles met een beetje van een open geest wil nadenken - empathie is zelfs niet eens vereist - ziet makkelijk dat we idealiter evenmin speciësistisch handelen of denken als we racistisch of seksistisch handelen of denken. Het probleem is natuurlijk dat het gebruik van dieren - op speciesistische basis - zo enorm verweven zit in onze maatschappij en ons leven, dat het niet zo evident is om ervan los te geraken.
Speciësisme erkennen heeft enorme gevolgen, zowel op individueel als maatschappelijk vlak. Er is een enorme weg te gaan. Maar als speciësme fundamenteel onrechtvaardig is - en per definitie is het dat - dan moeten we rechtstaan en beginnen stappen. Onze bekommernis om en streven naar rechtvaardigheid en gelijkheid kunnen niet ophouden bij onze eigen soort.
PS: de Australische filosoof Peter Singer, die het concept speciësisme populariseerde, komt zaterdag 11 juni spreken in Kunstencentrum Vooruit in Gent.