“‘Mogen we in deze tijden nog treuren om een dode hond?’
Wanneer overal ter wereld mensen worden geplaagd door allerlei onheil, van honger en droogte tot oorlog en terrorisme… is het dan gepast om iets te schrijven over mijn verlies van een dier, vraagt MO*columnist Tobias Leenaert zich af.
Guancha was een van mijn grote liefdes, een tien jaar oude Podenco, die we adopteerden uit een Spaans asiel. Twee weken geleden ontdekten we dat ze een tumor ter grootte van een pompelmoes meedroeg in haar buik. Zonder operatie was het een kwestie van dagen of weken. Mét operatie: een paar weken of misschien maanden langer. Aanvankelijk wilden mijn vriendin en ik geen ingreep. We zouden haar, na nog een paar goede dagen, rustig laten inslapen bij ons thuis. We wilden absoluut niet dat ze in de dierenkliniek zou sterven, zonder ons.
Mensen die ze niet hebben, weten wellicht niet wat het betekent om een trouwe viervoeter te moeten verliezen.
Uiteindelijk veranderen we op het laatste moment van mening. De tumor werd weggenomen. Alles leek goed te gaan, en we keken er zo ontzettend naar uit om haar de volgende dag op te halen. Maar in het holst van de nacht kwam een telefoontje dat ze overleden was aan een of andere onverklaarbare complicatie. Ze is gestorven zonder ons erbij. Als ik er te veel over nadenk komen er ondraaglijke gedachten in me op.
Ik schrijf graag over wat mij bezighoudt, emotioneel of intellectueel. Guancha’s dood heeft me meer geraakt dan ik me had kunnen indenken. Maar toch vroeg ik me af: is dit belangrijk en relevant genoeg om er een column aan te wijden? Wanneer overal ter wereld mensen worden geplaagd door allerlei onheil, van honger en droogte tot oorlog en terrorisme… is het dan gepast om iets te schrijven over mijn verlies van een dier?
Mensen die ze niet hebben, weten wellicht niet wat het betekent om een trouwe viervoeter te moeten verliezen. Ik mag niet denken aan de ouderen wiens hondje of poes zowat de enige kameraad is die hen nog rest. Wat wanneer hun dier sterft? Wat wanneer ze naar het rusthuis of het ziekenhuis moeten vertrekken in allerijl, en hun compagnon niet kunnen meenemen?
Allemaal samen hebben we in ons land een paar miljoen katten en honden als huisdieren. Die worden hooguit vijftien à twintig jaar. Wie z’n hele leven een hond of kat wil, zal er minimum vier maar misschien wel tien hebben gehad. Dat is heel wat afscheid nemen, altijd opnieuw. Afscheid nemen van iemand (niet “iets”) waarmee je je leven hebt gedeeld. Iemand die altijd in je huis is, en altijd blij is wanneer je thuis komt.
Wat het lijden en de dood van een dier extra moeilijk maakt, is dat er - net zoals bij baby’s en jonge kinderen - geen manier is om aan hen uit te leggen wat er gebeurt. Je kan ze niet vertellen waarom je ze achterlaat in het ziekenhuis, waarom je hen door vreemde mensen laat bepotelen en prikken. Je kan niet uitleggen waarom ze pijn hebben. Je kan ze niet zeggen dat jij zelf minder vrolijk loopt omdat je weet dat hun leven op z’n laatste pootjes loopt.
Onze empathie en ons gevoel voor rechtvaardigheid zijn geen eindige reservoirs.
Wie aandacht voor en verdriet om dierenleed toch zou minimaliseren omdat er nu eenmaal zoveel menselijk leed is dat onze aandacht verdient, zou ik het volgende willen zeggen. Onze empathie en ons gevoel voor rechtvaardigheid zijn geen eindige reservoirs, die we zorgvuldig en angstvallig moet verdelen over verschillende onderwerpen en doelgroepen.
Meer nog. Misschien kunnen dieren, en dan in het bijzonder onze huisdieren, toch iets betekenen voor al die grote problemen in de wereld. Misschien kunnen ze ons leren om graag te zien, precies omdat ze - voor veel mensen toch - juist zo makkelijk zijn om graag te zien. Misschien kunnen ze ons leren om liefde en empathie te hebben voor iedereen die voelt.
Is er iets dat we vandaag meer kunnen gebruiken dan dat?