Waarin Donald Trump en ik van elkaar verschillen (denk ik)

Column

Waarin Donald Trump en ik van elkaar verschillen (denk ik)

Waarin Donald Trump en ik van elkaar verschillen (denk ik)
Waarin Donald Trump en ik van elkaar verschillen (denk ik)

Tobias Leenaert kijkt met argusogen naar de voorronde van de Amerikaanse verkiezingen en zoekt naar de redenen van het succes van presidentskandidaat Donald Trump. Die maakt ondanks alles nog altijd een grote kans om een heel concrete gooi naar het Witte Huis te doen. ‘De horror!’

Donald Trump, zo’n beetje de vleesgeworden arrogantie, gaat nog steeds mee in de Amerikaanse verkiezingen. Zijn kandidatuur had nochtans een doodgeboren kind moeten zijn. Hij mocht wel wat lawaai maken bij het begin, maar moest nu alweer lang van het toneel verdwenen zijn. Quod non. Trump maakt nog altijd een grote kans om de afgezant van de Grand Old Party te worden, en dus een heel concrete gooi naar het Witte Huis te doen. De horror!

Opiniemakers en columnisten proberen verklaringen te zoeken naar de voorlopige onvergankelijkheid van de man met het rare haar. Ze hebben het over een uitlaatklep voor de woede die vele Amerikanen voelen over wat er met hun land gebeurt. Over hoe Trump gestalte geeft aan het wantrouwen dat de bevolking voelt voor migranten. Over hoe hij durft te zeggen wat andere mensen denken (waar hebben we dat nog gehoord). Maar de verklaring die voor mij het meeste steek houdt, is dat Trump erin slaagt om voor vele mensen een soort van bedrieglijke helderheid te scheppen en daarbij enorm zelfzeker overkomt.

Zij die niet weten, maar niet weten dat ze niet weten, trekken hun luide bek open.

De filosoof Bertrand Russell schreef ooit: ‘The whole problem with the world is that fools and fanatics are always so certain of themselves, and wiser people so full of doubts.’ Anders gezegd: zij die beter weten, weten dat ze eigenlijk niet veel weten, en zwijgen. Zij die niet weten, maar niet weten dat ze niet weten, trekken hun luide bek open.

Trump hoort in de categorie van Russells “fools and fanatics”. Maar hoe groot mijn afkeer van de man ook mag zijn, toch kan ik een snuifje Trump gebruiken, zo nu en dan. Ik ben namelijk een beetje het tegenovergestelde van hem, denk ik. Ik heb van jongs af aan geloofd - en ik geloof het nog steeds - dat zo ongeveer alles in principe mogelijk is. En dat geeft je niet veel zekerheid. Op een dag kwam ik Multatuli’s ‘misschien is niets wel geheel waar en zelfs dat niet’ tegen. Ik dacht: ‘F**k, da’s waar!’ Sindsdien wandel ik zo’n beetje permanent in de kronkels in mijn hoofd.

Bij het leidinggeven - aan een twaalftal mensen - was de eeuwige twijfel mijn grootste vijand. Er was twijfel of mijn keuzes wel de juiste waren en of het geld wel naar de juiste dingen ging. En meer nog was er constante twijfel bij intermenselijke relaties en over mijn eigen integriteit. Bij elke interactie met iemand, elke discussie of elk conflict, vroeg ik me af of ik mijn mening niet teveel had doorgeduwd of mijn positie als baas had misbruikt.

Vanuit mijn ervaring, vanuit een grote passie en betrokkenheid, vanuit een zeker perfectionisme en ongetwijfeld een zekere aanleg voor dwangmatig gedrag en denken, zag ik elke dag tientallen dingen die volgens mij beter konden of anders moesten. En dan was er telkens opnieuw een gevecht: zeg ik dit of niet? Is het wel mijn plaats om dit te zeggen of is het zijn of haar domein?

Hoewel zijn arrogantie mogelijk zijn ultieme ondergang zou kunnen betekenen, legt ze hem voorlopig geen windeieren.

Ik wist dat ik moest filteren, want als ik alles opmerkte, dan zou iedereen gillend weglopen. En wanneer ik dan toch een opmerking maakte, was er achteraf nog steeds twijfel. Was ik te hard geweest, of misschien net te soft en te onduidelijk? Ik moest dus constant op zoek gaan naar een balans, en dat vroeg veel energie (wat ik als oorzaak aanduid voor de burnout die ik kreeg). Vooral om die reden heb ik de brui gegeven aan leidinggeven. Filosoferen ligt me beter.

Ik beeld me in dat Donald Trump van zo’n gedachten geen last heeft (maar ik ken hem niet persoonlijk, weet u wel). En hoewel zijn arrogantie mogelijk zijn ultieme ondergang zou kunnen betekenen, legt ze hem voorlopig geen windeieren.

Zekerheid - ook wanneer die misplaatst is - doet vooruit gaan. Op twijfelaars moet je wachtend toekijken. Zekerheid - zeker als ze arrogantie wordt - is leuker. Kijk eens voor welk entertainment Donald Trump zorgt. Toen hij weigerde deel te nemen aan een debat op Fox TV, smeekte de zender hem om van gedacht te veranderen. De boycott door de praatjesmaker gingen ze voelen in de kijkcijfers, wisten ze. Trumps arrogantie is bijzonder mediageniek.

Ik ben niet cynisch genoeg om te zeggen dat er onder onze leiders alleen maar “grote muilen” zitten (er zitten alleszins wel verdacht veel mannen onder) die hun positie bereikt hebben door niet goed na te denken. En ik weet dat je niet noodzakelijk Trump-erig moet zijn om aan de macht te komen. Maar toch. Twijfelen en trager zijn, dat werkt niet goed voor leiders. Heeft u al eens een politicus horen zeggen: ‘Ik heb daar nog geen mening over gevormd’?

Of kijk maar eens wat voor drama we ervan maken als een politicus plots een ander standpunt verkondigt. Dat is taboe. Dan is er iets gebeurd. We vermoeden omkoperij of een of ander politiek spelletje, en kunnen moeilijk aanvaarden of geloven dat mensen - al dan niet na rijp beraad - anders over iets gaan denken. Hoeveel keer heeft u al een politicus horen zeggen: ‘ik ben gewoon van mening veranderd’?

Ik heb grote bewondering voor mensen die weten dat ze niet weten, maar binnen het kader van die onzekerheid toch goed zijn in beslissingen nemen, en het risico willen dragen fouten te maken en shit naar hun kop te krijgen. Ik denk dat zij er in slagen om te doen alsof ze zeker zijn wanneer dat nodig is. Mij lukt dat niet vaak.

Ik ging afsluiten met ‘Eén ding weet ik zeker: dat we het ons enorm zouden beklagen mocht Donald Trump de machtigste man ter wereld worden.’

Maar je weet nooit.

Of toch?