Dingen waarnaar ik niet wil verlangen

Column

Dingen waarnaar ik niet wil verlangen

Dingen waarnaar ik niet wil verlangen
Dingen waarnaar ik niet wil verlangen

‘Niets menselijks is mij vreemd’, schrijft columnist Tobias Leenaert over zijn vierde reis naar Las Vegas. ‘Nu en dan eens toegeven aan het verlangen erbij te willen horen, helpt me de wereld en andere mensen beter te begrijpen.’

Een paar weken geleden was ik in Las Vegas. Geen evidente bestemming voor iemand als ik, die zelden of nooit feestjes, veel volk of casino’s opzoekt. En toch was het al mijn vierde bezoek aan Sin City. Om een of andere reden trekt de stad, met al haar gedoe, me aan.

Ik denk, en vrees, dat het de luxe is. De vele gigantische en vaak prachtige hotels die Las Vegas rijk is, fascineren me. We hadden deze keer voor het Wynn hotel gekozen. Steve Wynn is een van de casino- en hotelmagnaten van de gokindustrie en zag als eerste in dat mensen voor meer dan enkel gokken naar Las Vegas komen. Hij wou toeristen een luxe-ervaring aanbieden.

En jawel, ik kan ervan genieten, van zo’n hotel. Ik druk op een knop naast ons bed, de gordijnen aan de muurhoge ramen schuiven open en tonen het prachtige zicht op de stad. Ik vind het geweldig om ‘s avonds te eten in een van de restaurants, en in al zijn eetgelegenheden heeft Steve Wynn voor een vegan menukaart gezorgd. De stoel wordt voor ons achteruit geschoven, iemand legt een doek over onze schoot en onze hoofdober - we hebben er een viertal - spreekt me de hele avond aan met Mister Leenaert.

Maar het is een haat/liefde verhouding, mijn band met Las Vegas. Het duurt nooit lang voor ik er weer genoeg van heb. Genoeg van het schaamteloos vertier. Genoeg van de voortdurende aanmoedigingen om geld uit te geven.

Het begint al bij de prijs van je kamer. Daarna kan je meer uitgeven aan upgrades en extraatjes. Als je naar een van de acht zwembaden trekt, kan je er cocktails bestellen vanaf vijftien dollar. Of je kan er een “cabana” huren, inclusief TV. In vele van de grotere hotels in Vegas zijn ook galerijen met luxewinkels gevestigd, waar de duurdere dingen van Armani, Chanel of Rolex worden verkocht - soms speciaal voor het hotel gemaakt.

‘Er is altijd dat trapje hoger, dat stapje hipper, dat beetje duurder, dat cirkeltje kleiner.’

Op de menukaart van het restaurant stond dan weer een (zes liter!) fles van vijfduizend euro. Je vraagt je af: wie koopt dat? Maar we moeten ons geen illusies maken: dit wordt gekocht en zelfs niet helemaal leeg gedronken, de Amerikanen kennende. Uiteraard gokken gokkers er dagelijks voor miljoenen dollars, gokkers die ondertussen aan vijf dollar per minuut een schoudermassage bevallige dames kunnen krijgen. De rijkste en grootste gokkers worden met een privé-jet opgepikt op de luchthaven. Hun dure kamer wordt hen gratis aangeboden.

Overal zie je flitsende reclame, doorgaans stijlvol gemaakt, geen kitsch. Ze is erop gericht om je te doen verlangen dat je erbij hoort. Maar je hoort er niet zo makkelijk bij. Er is altijd dat trapje hoger, dat stapje hipper, dat beetje duurder, dat cirkeltje kleiner.

Ik ga erin mee. Ik wil, al is het maar voor even, de luxe. Ik wil deel uitmaken van de club van mensen die het zich kan veroorloven. Ik trap erin, met open ogen. Ik merk het bij mezelf en vind het niet leuk. Maar het gebeurt telkens opnieuw. Voor het eerst kon ik, tijdens deze reis, de vinger leggen op de irritatie: als geen andere plaats doet Las Vegas me dingen willen, die ik helemaal niet wil willen. Ik verlang ernaar om mee te doen en erbij te horen, maar walg van mijn eigen verlangen.

Ik voel duidelijk een behoefte die voldaan moet worden, een gat dat ik meen te kunnen vullen door even mee te doen en erbij te horen. Ik weet niet wat het precies is, of hoe het is ontstaan. Wel dat, als het in mij bestaat, het in nog veel andere mensen moet aanwezig zijn.

Mensen consumeren, maken zich zorgen om hun status. Las Vegas is er de incarnatie van. Maar al die dingen, die ik zie als deel van de oorzaak van wat mis gaat in de wereld, zitten ook in mij.

Niets menselijks is mij vreemd, zei de Romeinse schrijver Terentius al zovele eeuwen geleden. Telkens opnieuw is het ontnuchterend om dat bevestigd te zien. Maar ook geruststellend. Ergens is het ook goed zo, want het helpt me de wereld en de andere mensen beter te begrijpen.

En het is met begrijpen dat het allemaal kan beginnen.