Terugkeer naar niets

Reportage

Terugkeer naar niets

Terugkeer naar niets
Terugkeer naar niets

In maart 2013 werd Zaki Ahmadi, ondanks een vlekkeloos Vlaams integratieparcours van zeven jaar, gedwongen naar Afghanistan gerepatrieerd. Tine Danckaers zocht hem op in Kaboel en tekende zijn ervaring op: een relaas van weggegooide tijd. Dit verhaal komt op een tijdstip dat de nieuwe staatssecretaris van Asiel en Migratie laat weten dat terugkeer, ook gedwongen, het speerpunt van zijn beleid wordt.

Kaboel, oktober 2014. Een Perzisch tapijtje in de oude tuinen van Babur is het decor voor een eerste ontmoeting met Zaki Ahmadi (24). Zijn Afghaanse kleding lijkt haast bewust afgestemd op deze authentieke oosterse setting. En dan is er die West-Vlaamse tongval.

(c) Amourie Vanden Eynde

Zaki en zijn “zusje” Louise

(c) Amourie Vanden Eynde

‘Nee, hij hoeft geen lunch’, ook al vertelt hij later dat hij nog niet had gegeten. Na aandringen hapt hij toe, eerder uit beleefdheid dan uit de honger die hij misschien wel heeft.

Geïntegreerd met onderscheiding

Zaki is wat je zou kunnen omschrijven een Vlaams “integratieproduct” eerste klasse: hij is zachtmoedig en intelligent, Nederlandstalig (met een West-Vlaamse tongval dus), verwarmingsinstallateur en dus knelpuntberoeper, heeft werkervaring als loodgieter en dakwerker op zijn CV staan en was bereid om Belgische taksen te blijven betalen. Wàs, want hij werd meerderjarig. En dus stond hij niet langer onder de bescherming van het statuut van niet-begeleide minderjarige vreemdeling.

Amourie Vanden Eynde, die bevriend was geraakt met Zaki, ontfermde zich over hem en was kandidaat-adoptiemoeder, maar ‘wegens niet oud genoeg’ sprong ook dat plan af.

‘Zaki wilde de eerlijke weg volgen naar een verblijfsvergunning, niet via vluchtomwegen’

Een modelburger noemt ze Zaki: ‘hij wilde ook de eerlijke weg volgen naar een verblijfsvergunning, niet via vluchtomwegen naar andere Europese landen, die andere Afghaanse jongens kozen. Dat sierde hem, ook al was het misschien koppigheid.’

Zijn beweegreden om uit Afghanistan en Pakistan te vertrekken vindt Amourie bijzaak, ‘er zijn goede redenen waarom iemand kiest om die helse tocht naar hier te maken’. ‘Wat telde is dat dat hij een goed mens is.’

In haar keuken hangen nog de twee schilderijen die Zaki haar gaf voor zijn uitwijzing. ‘Hij had geen artistieke opleiding genoten, maar hij schilderde graag met verf en op canvas uit de Aldi. Hij had talent.’

(c) Amourie Vanden Eynde

Een van Zaki’s schilderijen

(c) Amourie Vanden Eynde

Uitwijzing in stilte

In maart 2013 werd Zaki, ondanks een vlekkeloos Vlaams integratieparcours van zeven jaar, gedwongen naar Kaboel gerepatrieerd. Zijn asieldossier, een kartonnen pakdoos vol, baatte niet. Zijn advocaat was niet op de hoogte.

De toekomst in Afghanistan is nog steeds een muur waar hij niet over geraakt. Al twintig maanden vult hij zijn werkloze dagen met slapen, verveling en heimwee. ‘Het blijft ook in mijn hoofd malen: waarom ik, wat is er misgelopen?’

Zaki volgde Navid Sharifi en Parweis Sangari, wiens uitwijzingen wèl een mediastorm veroorzaakten

Zaki werd teruggestuurd onder het beleid van de vorige staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maggie De Block. Hij was één van de weinigen, tussen 2011 en juli 2013 werden niet meer dan 44 Afghanen teruggestuurd naar Afghanistan. Zaki volgde daarmee Navid Sharifi en Parweis Sangari, wiens uitwijzingen een mediastorm veroorzaakten. De Block reageerde: ‘ik ben geen Romeinse keizerin die willekeurig oordeelt’. Daarmee toonde ze aan dat ‘de wet onontkoombaar is’ en dat uitzonderingen niet de regel zijn. Die “flinksheid” leverde haar een doorstart op naar de huidige ministerpost die ze bekleedt.

De storm ging liggen. Navid ruilde Afghanistan snel in voor Polen, Parweis trok naar Pakistan en Zaki’s uitwijzing gleed tussen de grote krantenkoppen door. Afghanen met een gerimpelder Belgiëparcours dan Zaki konden blijven. Hij miste op een haar na de betere bescherming voor Afghanen vandaag.(*) Pech.

(c) Mark Fonseca Rendeiro

De rust in de tuinen van Babur contrasteert met het leven van Zaki

(c) Mark Fonseca Rendeiro

Vernedering

‘Ik woonde nog niet lang in de Kaaistraat in Eeklo. Het was 23 januari, rond zeven uur in de ochtend. Toen de politie belde, was mijn eerste gedachte dat het de wijkagent zou zijn voor een adrescontrole. Maar ze waren met twee en kwamen voor iets anders.’ Zaki werd opgedragen om een rugzak te pakken en werd meegenomen naar het politiekantoor. ‘Ze lieten me een briefje zien, daarop zou gestaan hebben dat ik een negatieve beslissing had gekregen op mijn nieuwe regularisatieaanvraag. Ik weet het niet meer, ik was in de war.’

Wat volgde was een overplaatsing naar het gesloten centrum in Brugge waar hij twee maanden verbleef. In de ambassade werden zijn papieren geregeld, in februari kwam een eerste poging tot repatriëring (met mogelijkheid om vrijwillig te gaan of weigeren) en via 127Bis werd Zaki op 20 maart in Amsterdam op een vlucht naar Kaboel gezet. De vierde asielaanvraag, die hij nog had aangevraagd vanuit Brugge, werd geweigerd.

Op weg naar zijn repatriëring was er de kleine kamer die voelde als vierentwintig uur isoleercel.

Woordelijk zegt hij het niet, maar de ervaringen van zijn arrestatie, de opsluiting, de repatriëring, raken hem nog altijd: de overbevolking in de Refuge — ’47 man in een kamer’ —, de commentaren omdat hij de Koran las, de agressie die hij op een dag van zich afsloeg —‘moest ik me laten slaan?’, dat ene uur in de buitenlucht dat hem amper zuurstof gaf om de volgende dag door te komen.

Op weg naar zijn repatriëring was er de kleine kamer die aanvoelde als een isoleercel, de onmogelijkheid om te plassen zonder dat iemand op hem stond te kijken, de boosheid omdat hij weigerde zijn slip uit te doen.

‘Ik werd ten slotte met drie politieagenten afgevoerd, de handen geboeid als een crimineel. Ik begreep het niet, zei dat ik geen amok zou maken ­— dat ligt niet in mijn aard. “Het is de regel, we doen het zo”, was hun antwoord. En ja, toen ben ik toch kwaad geworden.’

Aankomst

Na zijn aankomst in Kaboel werd Zaki naar vertegenwoordigers van het ministerie van Vluchtelingen en Repatriëring, op de luchthaven, gebracht. Een stempeltje kreeg hij, meer niet. Kaboel was nu zijn nieuwe thuis. Informatie ontbrak. ‘Er was niets’, zegt hij, eraan toevoegend dat dit zo gebleven is.

Van Jangalak, het opvangcentrum in Kaboel voor gedeporteerde Afghanen, of nieuwkomers in terugkeer, heeft Zaki nooit gehoord. Jangalak, beheerd door het ministerie van Vluchtelingen en Repatriëring en gesteund door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) geeft mensen zonder opvangalternatief bij familie of kennissen noodopvang, van 48 uur tot vijftien dagen. Een mager aanbod, maar tenminste iets.

(c) Tine Danckaers

Jangalak, opvangcentrum voor “nieuwkomers”

(c) Tine Danckaers

Belgisch zakgeld kreeg hij niet, zegt Zaki. Het was zijn “pleeggezin” in België dat hem geld stuurde. Later trok hij ook naar de IOM om re-integratiesteun te krijgen. ‘Ik was er maanden mee bezig om dat dossier op te stellen. Ik heb het geld opgebruikt om te eten en te slapen.’

Dagen worden maanden

Zaki telt de maanden in Kaboel: het zijn er twintig als ik hem ontmoet. De dagen —die hij met slapen doorbrengt — houdt hij niet bij: ‘de ene dag lijkt zo hard op alle andere dat ik geen onderscheid meer kan maken’, lacht hij bitter. Op schaarse goede dagen slaapt hij minder en tekent of schrijft hij.

‘Ik ben al op zoveel plaatsen gaan aankloppen, stond aan de ophaalpunten voor arbeiders, maar ik ken hier niemand’

Werk heeft hij niet. De mensen staan aan te schuiven in ellenlange rijen naar werk. ‘Maar alleen als je iemand kent, geraak je aan een jobje. Ik ben al op zoveel plaatsen gaan aankloppen, stond aan de ophaalpunten voor arbeiders, maar ik ken hier niemand. En met mijn westerse opleiding als loodgieter of installateur, met mijn Nederlands of andere ervaringen ben ik niets.’

Zaki woont in een soort hostel een eind buiten het stadscentrum, waar transporteurs en taxichauffeurs terechtkunnen voor een paar uur slaap. ‘Het is beter dan de straat maar ik deel de slaapzaal telkens met tientallen onbekenden. Criminaliteit is op veel plekken aanwezig.’

Zijn moeder woont in Pakistan waar hij, voor hij naar België kwam, een paar jaar verbleef. Haar vervoegen is geen optie, zegt hij. Over het waarom blijft hij vaag: geen toekomst, zegt hij.

De vragen

‘Waarom?’, is wellicht ook de vraag die het meest door Zaki’s hoofd heeft gespookt. Het gepieker stopt niet, zegt hij. Hij piekert over veel: dat hij belastingen betaalde, nu in zijn ogen een plicht zonder wederkerende rechten, dat anderen met een veel gerimpelder parcours wèl geregulariseerd werden. En wat gebeurde met de papieren die achterbleven en verdwenen, waartussen ook zijn duur betaalde rijbewijs zat, alweer een belangrijk stuk papier en ervaring die hij kwijt is.

De herinnering is gebleven. Genadeloos hard, want ze onderstreept wat hij had en niet meer heeft.

Het stuk uit zijn leven in België voelt aan als doorstreept of uitgegomd. Zaki zat in een Okan-klas in Gent, volgde beroepssecundair onderwijs in het VTI in Brugge. Hij werkte deeltijds als loodgieter bij een paramedisch instituut, ging later aan de slag als verwarmingsinstallateur. Hij woonde in opvangcentra in Deinze en Eeklo, in een lokaal opvanginitiatief in Maldegem en eindigde op zijn studio in Eeklo. ‘Plots is het allemaal weg: de tijd en de ervaring’, zegt Zaki.

Maar de herinnering is gebleven. Genadeloos hard, want ze onderstreept wat hij had en nu niet meer heeft. Het doet het verlangen om terug te keren naar België alleen maar dieper snijden. ‘Ik mis België, ik mis de dochter van Amourie. Louise was als mijn kleine zus.’

‘Doe hen de groeten’, zegt Zaki, aarzelend en onwennig door het afscheid, net voor hij de autodeur sluit. Terwijl mijn rit verder gaat naar een volgende afspraak, keert hij terug naar niets.

Lees ook aflevering 1 van het dossier: Hoe veilig is Kaboel?

(*) 80 procent van de Afghanen krijgen bescherming in België

Deze reportage kwam tot stand dankzij de steun van het Fonds Pascal Decroos