Afrikaans hoger onderwijs vindt langzaamaan eigen weg

Analyse

Financiering blijft de grote uitdaging

Afrikaans hoger onderwijs vindt langzaamaan eigen weg

Kasper Nollet

23 september 202412 min leestijd

Afrika heeft nood aan sterk wetenschappelijk onderzoek, innovatie en veel hoogopgeleide werknemers. Daarvoor moeten overheden meer investeren in hun hoger onderwijs. En het Afrikaans hoger onderwijs moet ook dekoloniseren, door de curricula te herwerken en meer internationaal samen te werken.

De Afrikaanse Unie (AU) maakt dit jaar haar speerpunt van de gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs, het vierde ontwikkelingsdoel van de VN. Voor een continent waar zeventig procent van de bevolking jonger is dan dertig jaar is dat geen overbodige luxe.

Afrika staat voor grote maatschappelijke werven, zoals de energietransitie, huisvesting, infrastructuur en de gevolgen van de klimaatverandering. Sterk onderwijs moet het continent ‘opleiden en klaarstomen voor de 21ste eeuw’, stelt de AU in haar conceptnota. Toch staat het Afrikaanse hoger onderwijs voor complexe uitdagingen.

Historische achterstand

Afrika is niet één land, en zo moet het hogeronderwijslandschap ook bekeken worden. De situatie tussen landen onderling verschilt immers sterk. In een aantal landen zijn gevallen van corruptie en examenfraude bekend. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Zeker aan oudere universiteiten is die wisselvallig.

Ook de aanwezigheid van hoger onderwijs, en de toegankelijkheid ervan, varieert danig. De gemiddelde inschrijvingsgraad in Afrika ligt volgens de Unesco op 23,28%. Wereldwijd is dat 38%. In Sub-Saharaans Afrika ligt dat met negen procent zelfs nog lager. En ook dat plaatje verschilt enorm tussen landen onderling.

‘Het Afrikaanse onderwijs startte na de periode van dekolonisatie op een laag niveau', legt de Mauritiaanse professor in ingenieurswetenschappen Goolam Mohammedbhai uit. Hij is voormalig secretaris-generaal van de Association of African Universities (AAU), de belangrijkste koepelorganisatie van Afrikaanse universiteiten.

De forse financiering van het lager en het secundair onderwijs was gerechtvaardigd, maar het hoger onderwijs bleef verweesd achter.

In de jaren ’70 en ’80 groeide het aantal hogeronderwijsinstellingen snel aan, tot de ruwweg 1225 die de AAU vandaag erkent. Maar financiering volgde niet. Daarin speelden ontwikkelingsbanken als de Wereldbank een belangrijke rol. Het Afrikaanse hoger onderwijs begon voornamelijk op financiering van de overheid en externe donoren.

In de jaren ‘80 en ‘90 woedde volop het debat over welke onderwijsinvesteringen het nuttigst waren, waarbij de Wereldbank ervoor pleitte om meer te investeren in lager en secundair onderwijs. Lager en secundair onderwijs zouden belangrijker zijn voor de postkoloniale ontwikkeling van Afrika en zouden een grotere return on investment hebben. ‘En iedereen volgde’, zucht Mohammedbhai. De forse financiering van het lager en het secundair onderwijs was dan wel gerechtvaardigd, het hoger onderwijs bleef verweesd achter. Met tot op vandaag een historische financiële achterstand als gevolg.

Gebrekkige financiering

Financiering is dan ook de grote uitdaging voor de sector. Gemiddeld geven Sub-Saharaanse overheden vandaag 21% van het onderwijsbudget uit aan het hoger onderwijs, waarvan grote delen afhangen van sponsors als de Wereldbank. Op het eerste gezicht lijkt dat niet veel minder dan het Europese gemiddelde van 25,9%. Maar beide regio’s zijn niet te vergelijken. De noden in Afrika zijn veel groter. De bevolking is groter, het gemiddelde inkomen veel lager, en universiteiten brengen zelf minder geld op. Er is bovendien nog die historische achterstand om bij te benen.

‘Studiekosten vormen een groot probleem voor veel studenten’, vertelt Maina Waruru, een Keniaanse journalist die al jaren het hoger onderwijs in Afrika op de voet volgt. Het kostenplaatje ervan verschilt per land en hangt ook af van het type universiteit. Toch wijst in een bevraging van de Wereldbank gemiddeld 34,3% van de Sub-Saharaans Afrikaanse gezinnen naar studiekosten als de grootste financiële zorg. In Europa is dat gemiddelde 7,7%.

Je kunt zoveel juristen hebben als je wil, maar daar bouw je nog geen huis mee.’
Gert van der Merwe, Namibisch doctoraatsonderzoeker

‘Overheidsuitgaven schieten tekort’, legt Waruru uit. ‘Hogeronderwijsinstellingen kampen daardoor met een tekort aan personeel en onderzoeksmiddelen.’ Dat gebrek aan publieke financiering opende de deur voor privatisering. Bijna de helft van alle Afrikaanse universiteiten zijn vandaag private instellingen. Op lange termijn zal dat het onderwijs minder toegankelijk maken, waarschuwde de Wereldbank onlangs.

‘Het hoger onderwijs levert onvoldoende op, omdat overheden een mentaliteitsprobleem hebben’, vindt Gert van der Merwe, een Namibische doctoraatsonderzoeker in de architectuur aan de Technische Universiteit Delft die momenteel ook les geeft aan de Namibia University of Science and Technology.

De blik van de overheid is voor van der Merwe ideologisch. ‘Beleidsmakers kijken vooral naar studentenaantallen en het aantal afgeleverde diplomaʼs, en te weinig naar kwaliteit of impact.’ Vanwege hun vermeende prestige zet de politiek vooral in op traditionele opleidingen, zoals rechten of geneeskunde.

‘Technische opleidingen worden onterecht minder gewaardeerd’, vindt van der Merwe. Hij wijst op het nijpende tekort aan huisvesting in zijn thuisland Namibië. Daar is op veel plaatsen net een acute nood aan technische profielen. ‘Je kunt zoveel juristen hebben als je wil, maar daar bouw je nog geen huis mee.’

Tal van afgestudeerden belanden nu op een arbeidsmarkt, waar ze met hun diploma niets kunnen aanvangen. Veel hoogopgeleide middenklassers gaan dan ook in het buitenland werken. Wie dat niet kan betalen, blijft en belandt vaak in een lagere job. Zo lekt er geld weg van de investeringen voor het hoger onderwijs, want de maatschappij verdient er te weinig door terug. Voor van de Merwe moet het beleid diverser. Naast academische diploma’s moet er ook aandacht zijn voor beroepsopleidingen en moeten er meer middelen komen voor toegepast wetenschappelijk onderzoek.

Lokale noden

Goolam Mohamedbhai vindt die mismatch ook de verantwoordelijkheid van de sector zelf. ‘Het probleem is dat ons hoger onderwijs zich al jarenlang spiegelt aan het Europese model. Het komt erop neer dat curricula te traditioneel zijn vormgegeven. Vakinhouden schoeien zich op Europese leest en academische concepten zijn traditioneel Europees. De inhoud is niet afgestemd op de inheemse kennis van pakweg landbouw, geneeskunde of taal.’

Mohamedbhai vindt het universitair onderwijs te conceptueel-theoretisch. ‘Er gaat te weinig aandacht naar lokale uitdagingen en realiteiten. Bij het uitdenken van curricula moet men eerder kijken naar hoe je concrete, lokale uitdagingen kan oplossen. Niet naar internationale kwaliteitsindicatoren, zoals publicaties in grote tijdschriften die zich richten op de bekende universiteitsrankings.’

Veel regio’s willen een eigen universiteit. In Kenia, bijvoorbeeld, heeft meer dan de helft van de zeventig etnische regio’s er een. ‘En toch neemt hun traditionele hogeronderwijsmodel lokale ontwikkelingsnoden onvoldoende in acht. Ook die etnische regionale diversiteit staat vernieuwing in de weg’, meent Mohamedbhai.

Internationale samenwerking

‘Toch is de academische cultuur duidelijk aan het veranderen en gaan de zaken schoorvoetend de goede kant op’, vindt Madi Ditmars, een Zuid-Afrikaanse onderwijskundige verbonden aan het Afrika-Studiecentrum Leiden. Zij ziet een beweging op gang komen waarbij lokaal geïnspireerd onderzoek en onderwijs gepaard gaan met diepgaande internationale samenwerking. Glocalization wordt dat in het jargon genoemd.

Afrika wordt steeds interessanter als partner voor Europese instellingen en daar wordt het wetenschappelijk onderzoek beter van. Volgens de Unesco steeg tussen 2014 en 2019 het aantal wetenschappelijke publicaties in Afrika met 62,13%. Volgens Ditmars wordt de samenwerking met Europese partners dan ook steeds gelijkwaardiger en belanden onderzoeksresultaten niet langer uitsluitend in Europese tijdschriften.

Excellent onderzoek

Omdat overheden vooral aandacht hebben voor het afleveren van diploma’s, hebben universiteiten vaak minder middelen om onderzoekers aan te nemen. Het aandeel onderzoekers per miljoen inwoners ligt volgens de VN in Sub-Saharaans Afrika bijvoorbeeld op amper 198, vergeleken met een globaal gemiddelde van 1150.

Verschillende initiatieven willen het tij doen keren. Een van de belangrijkste is het ACE (The Africa Higher Education Centers of Excellence) Impact Project. ‘Een vlaggenschip van de Wereldbank’, stelt hoofdcoördinator van het project, professor Sylvia Mkandawire, trots. Sinds 2014 poogt ACE het gebrek aan toegepast en lokaal geïnspireerd onderzoek aan te pakken door gericht onderzoeksmiddelen te verdelen.

Deelnemende universiteiten en departementen kunnen fondsen krijgen als ze bepaalde doelstellingen halen, zoals internationale en regionale samenwerking. ‘De focus ligt op wat het rendement van het gevoerde onderzoek voor de plaatselijke gemeenschappen zelf is’, vertelt Mkandawire. Dat leverde intussen al 53 zogenaamde centres of excellence op.

Het is een succesvol project. Het onderzoek van deze centra wordt steeds waardevoller en competitiever, waardoor ze er steeds vaker in slagen om externe onderzoeksfondsen binnen te rijven, intussen al zo’n 87 miljoen euro.

Dekolonisering

‘Zowat iedereen is het er tot op zekere hoogte over eens dat ons onderwijs moet worden gedekoloniseerd’, antwoordt Madi Ditmars op de vraag hoe curricula moeten worden herzien. ‘Maar de meningen over wat inheemse academische kennis zou moeten zijn, lopen sterk uiteen.’

Een modelvoorbeeld – en zulke instellingen duiken steeds vaker op – is het Centrum voor Inheemse Kennissystemen van de Zuid-Afrikaanse Universiteit van KwaZulu-Natal. Dat onderzoekt inheemse kennis over bijvoorbeeld geneeskunde, landbouw en zelfs spiritualiteit, om die vervolgens volwaardig toe te passen in de moderne wetenschap. ‘Ze ontwikkelen er bijvoorbeeld wetenschappelijke terminologie in lokale talenʼ, zegt Ditmars.

‘Er zijn 2000 talen in Afrika’, weet doctor Bert van Pinxteren, onderzoeker aan het Leidse Centrum voor Taalkunde (LUCL). ‘Engels en Frans zijn veelgebruikte onderwijstalen, maar die zijn niet zo toegankelijk. Naarmate de studentenpopulatie groeit, wordt inheems talenonderwijs belangrijker. Daarom is het goed dat er meer onderzoek naar gebeurt.ʼ

Africa Charter

In samenwerking met alle academische koepelorganisaties op het continent stelde de African Association of Universities (AAU) in 2022 het ambitieuze Africa Charter for Transformative Research Collaborations op. Dat stelt dat ‘globale Noord-Zuidsamenwerkingen nog te vaak vertrekken vanuit een ontwikkelingsperspectief, waarbij Afrika ondergeschikt en hulpbehoevend is. En dat is zelden omgekeerd.’

De ondertekenaars van het charter pleiten voor meer probleemgericht onderzoek, emanciperende samenwerkingen met het Globale Noorden, en slimmere investeringen door nationale overheden. ‘Een grote stap in de goede richting’, vindt Ditmars. ‘We moeten blijven tonen dat we met Afrikaanse wetenschap de eigen Afrikaanse problemen kunnen aanpakken’, besluit Sylvia Mkandawire van het ACE-project.

Deze analyse werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.

Afrika bepaalt de toekomst