Geen geld, geen medicijnen, geen hoop in conflictgebied Tigray

Reportage

De stille oorlog in Tigray (deel 3): Ook na de oorlog bloedt de zorg

Geen geld, geen medicijnen, geen hoop in conflictgebied Tigray

Geen geld, geen medicijnen, geen hoop in conflictgebied Tigray
Geen geld, geen medicijnen, geen hoop in conflictgebied Tigray

De oorlog in Tigray heeft de medische zorg in de Ethiopische deelstaat totaal ontwricht. 86% van de zorginstellingen liep er structurele schade op, 71% van de medische apparatuur is deels buiten werking. MO* zag hoe toegewijde zorgverleners met de moed der wanhoop levens proberen te redden.

© Pauline Niks

Deze vrouw liep tien dagen geleden een botbreuk op. De hele tijd al ligt ze in de ontvangsthal van het Ayder-ziekenhuis in de Tigrese hoofdstad Mekele.

© Pauline Niks

Na twee jaar oorlog is er vrede in Tigray, maar de zorgsector in de Ethiopische deelstaat is blijvend ontwricht. Toegewijde zorgverleners proberen er met de moed der wanhoop levens te redden. ‘Onze gesofisticeerde apparatuur en onze groei waren altijd een grote motivatie voor de medewerkers in ons ziekenhuis. En kijk nu, er is een tekort aan alles.’ Er is geen geld, er zijn geen medicijnen en amper hoop.

In november 2022 bereikten de Ethiopische regering en deelstaat Tigray een akkoord: ze zouden de oorlog, die al twee jaar duurde, een halt toeroepen. Maar hoe kwetsbaar is die vrede? En wat betekent het akkoord voor de bevolking?

MO* zocht het ter plaatse uit. Dit is deel 3: ‘Geen geld, geen medicijnen, geen hoop’.

Lees ook de eerste twee delen:
‘Alles wat ons als volk bij elkaar hield, ligt nu in puin’
Waarom opnieuw hongersnood dreigt voor miljoenen Ethiopiërs

In een overvolle ruimte ligt een graatmagere vrouw te rusten op twee tegen elkaar geschoven ijzeren banken. ‘Hoe gaat het met je?’ vraagt dokter Abraha Gebreegziabher. Hij staat naast haar en kijkt bezorgd naar haar rechterbeen. Ze jammert: ‘Het doet zo’n verrekte pijn’. De dokter sust haar. ‘Alles komt goed, morgen krijg je een echt bed.’

Tien dagen geleden liep de vrouw bij een val een botbreuk op. De hele tijd al ligt ze in deze oncomfortabele houding. Met een houten balk en een zandzak wordt haar been ondersteund. Een morsige katheter komt uit in een rode plastic emmer. Ideaal is het niet, geeft de dokter beschroomd toe. ‘Eigenlijk is dit een wachtkamer, geen zorgruimte.’

Het is maandagochtend tien uur in Ayder Hospital in Mekele, de hoofdstad van de Ethiopische deelstaat Tigray. Dokter Abraha is net begonnen aan zijn inspectieronde. Hij is klinisch directeur van het ziekenhuis en is gespecialiseerd in kinderneurologie. Met een zachte stem begroet hij zijn collega’s, af en toe slaat hij een praatje met enkele patiënten.

Langzaam druppelen nog meer mensen het ziekenhuis binnen. Sommigen zijn ondervoed, anderen kampen met droogteverschijnselen. Abraha slaat het met een bedrukt gezicht gade. ‘De helft van onze patiënten is intern ontheemd’, vertelt hij. Ze zijn tijdens de oorlog hun huizen ontvlucht en leven vandaag in kampen waar basisvoorzieningen, eten en water schaars zijn.

© Pauline Niks

Het Ayder-ziekenhuis kampt met een tekort aan bedden. Patiënten slapen overal waar ze maar een plekje vinden.

© Pauline Niks

Onnodige doden

Twee jaar lang was de deelstaat Tigray het toneel van een ongemeen wrede oorlog tussen de regionale Tigrese strijdkrachten enerzijds en het Ethiopische leger en zijn bondgenoten anderzijds. Honderdduizenden burgers kwamen om, talloze anderen raakten afgesneden van voedsel, communicatie en andere basisdiensten. In november 2022 sloten de strijdende partijen een vredesakkoord, maar anderhalf jaar later likt Tigray nog steeds zijn wonden. De ravage is groot, ook in de gezondheidszorg.

‘Deze doden hadden vermeden kunnen worden.’

‘We waren totaal niet voorbereid op een oorlog’, vertelt dokter Abraha. Op 3 november 2020 was hij ‘s avonds thuis toen plots de netwerkverbinding uitviel. Toen hij de volgende ochtend in het ziekenhuis arriveerde, zag hij overal gewonde soldaten. Van het Ethiopische leger, maar ook van de speciale eenheden van Tigray. De stroom was uitgevallen, alle communicatielijnen waren afgesneden. ‘Via een FM-radiootje vernam ik dat de oorlog was uitgebroken.’

Enkele weken later, op 28 november, had het Ethiopische leger Mekele ingenomen. Mensen uit de buurt sloegen de handen in elkaar en hielpen het ziekenhuis met eten klaarmaken voor de gezondheidswerkers en de patiënten.

Heel af en toe boden soldaten een summiere hoeveelheid brandstof aan. ‘Daardoor konden we de noodgeneratoren aanzetten’, vertelt Abraha. ‘Maar intussen hadden we zoveel mensenlevens verloren door zuurstoftekort, door mechanische beademing die plots werd afgebroken en door uit- of afstel van operaties voor patiënten die chronische zorg nodig hadden. Deze doden hadden vermeden kunnen worden.’

© Pauline Niks

Dokter Abraha Gebreegziabher vertelt hoe een peperdure medische machine dreigde uit te vallen door langdurige stroompannes.

© Pauline Niks

Beste MRI van Afrika

Het Ayder-ziekenhuis bestaat nog maar zestien jaar en is het op één na grootste van Ethiopië. Het maakt deel uit van een universiteit. Samen telt het complex zo’n 2500 werknemers.

Door de jaren heen nam het patiëntenbestand zienderogen toe. In 2018 telde het ziekenhuis meer dan 300.000 bezoekers. Bijna alle grote afdelingen hadden toen internationale stagiairs. Uit Zuid-Soedan, Somalië of Somaliland, Kenia en Eritrea.

‘Voor de oorlog ontvingen we van de Ethiopische regering een jaarbudget van ongeveer een half miljard birr (omgerekend ruim 8 miljoen euro)’, zegt Abraha. ‘Dat budget zou worden opgetrokken tot 1.2 miljard birr (bijna 20 miljoen euro). Maar door de oorlog is dat nooit gebeurd. Vandaag ontvangen we maar 40% à 50% van het vooroorlogse budget.’

‘Voor de oorlog kregen we ongeveer een half miljard euro per jaar van de Ethiopische regering. Maar er is fors gesnoeid.’

Het ziekenhuis ziet zich daarom gedwongen om de prijzen van zijn diensten stevig op te schroeven. Voor een bed met maaltijd betaalde je vroeger 30 birr (omgerekend ongeveer 0,50 euro) per dag, nu is dat 177 birr (2,70 euro). ‘Niet onze beslissing’, zegt Abraha bijna verontschuldigend. ‘De Ethiopische regering stelde de prijsverhoging voor. We stemden ermee in omdat we elke cent kunnen gebruiken.’

Volgens een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 2023 heeft 86% van de 853 bestudeerde zorginstellingen (ziekenhuizen, gezondheidscentra en zorgposten) in Tigray tijdens de oorlog structurele schade opgelopen. 71% van alle medische apparatuur zou gedeeltelijk buiten werking zijn.

Dat is niet anders in het Ayder-ziekenhuis: talloze apparaten werken maar op halve kracht, sommige doen het zelfs helemaal niet meer. ‘We hadden een van de beste MRI-scanners in heel Afrika’, zegt Abraha. ‘Die heeft altijd goed zijn werk gedaan. Maar tijdens de oorlog viel de stroom regelmatig uit.’ Een MRI bevat helium, dat vloeibaar moet blijven. Zonder stroom verdampt de magnetische stof.

‘Dit apparaat is 300 miljoen birr (4,9 miljoen euro, red.) waard, het onderhoud kost 30 miljoen birr (0,5 miljoen euro). Van de regering kregen we geen steun. Gelukkig schoten buitenlandse particulieren ons te hulp en konden we ook wat geld lenen. De MRI is nu stabiel, maar door het budgettaire tekort laat het onderhoud op zich wachten.’

© Pauline Niks

Dokter Abraha en enkele wachtenden in de ziekenhuisapotheek.

© Pauline Niks

Iedereen in het vizier

Abraha werkt intussen al dertien jaar in het ziekenhuis. In deze periode zag hij hoe de haat tegen de Tigreeërs toenam. In de media en in het parlement werden ze afgeschilderd als ‘onkruid’, ‘hyena’s’ of ‘kanker’. ‘Ik werkte vlot samen met collega’s overal in Ethiopië’, legt de dokter uit. ‘Maar dat werd steeds moeilijker, iedereen sprak kwaad over ons.’

In 1991 was het Tigray People’s Liberation Front (TPLF) aan de macht gekomen, nadat ze de marxistische dictator Mengistu Haile Mariam naar de exit hadden verdreven. Bijna dertig jaar lang hielden de Tigreeërs, een etnische groep die slechts 7% van de bevolking vertegenwoordigt, de touwtjes stevig in handen: in de politiek, het leger en de economie.

‘Samenwerken met collega’s uit heel Ethiopië werd steeds moeilijker, iedereen sprak kwaad over ons.’

De ongelijke verdeling van de welvaart leidde tot onvrede bij de Amhaarse elite, die zich als de historische leiders van het land beschouwden, en bij de Oromo’s, die zich als grootste bevolkingsgroep achtergesteld voelden.

Op de rug van volksprotesten van deze twee groepen kwam Abiy Ahmed in 2018 aan de macht. De jonge premier was vastbesloten komaf te maken met de oude politieke cultuur, schoof het TPLF aan de kant en richtte de Welvaartspartij op, waarmee hij een brug wilde slaan tussen de verschillende etniciteiten.

Maar het TPLF zag geen heil in een plaats op het achterplan en plooide zich terug op zijn eigen regio. Tegen de wil van Abiy Ahmed in organiseerde Tigray in september 2020 eigen verkiezingen, nadat de geplande nationale stembusgang was uitgesteld wegens corona. Toen het TPLF twee maanden later ook nog een militaire basis van het federale leger aanviel, haalde de regering in Addis Abeba het grove geschut boven.

Officieel stond ze een korte vergeldingsactie voor om het TPLF tot de orde te roepen. Maar dat weigert dokter Abraha te geloven. ‘Niet alleen Tigrese politici werden geviseerd in de oorlog, ook gewone burgers waren een doelwit. Overal zag je haatzaaiende boodschappen tegenover Tigreeërs. Groepsverkrachtingen en slachtpartijen waren schering en inslag.’

© Pauline Niks

Tigrese strijders tijdens een herdenkingsceremonie in Mekele.

© Pauline Niks

Vechten of blijven zorgen?

Bij het geweld lieten ook de soldaten uit buurland Eritrea zich niet onbetuigd. Eritrese rebellen hadden in de jaren ‘80 nochtans zij aan zij met het TPLF gevochten tegen Mengistu Haile Mariam. Eritrea was in die tijd nog een Ethiopische provincie. Maar na de gemeenschappelijke strijd riep het in 1993 zijn onafhankelijkheid uit, en vijf jaar later voerden de kersverse buurlanden hun eerste oorlog over het grensstadje Badme.

Met het TPLF aan de macht in Ethiopië werd die grensoorlog gezien als een vete tussen de twee voormalige bondgenoten. Pas toen Abiy Ahmed in 2018 premier werd, begroeven Ethiopië en Eritrea de strijdbijl. Die verrassende demarche leverde de jonge leider in 2019 de Nobelprijs voor de Vrede op.

Maar in de recente Tigray-oorlog groeven Eritrese soldaten de strijdbijl dus weer op om mee te vechten met het Ethiopische leger. ‘Vijf maanden ver in de oorlog sprak ik een bevriend arts uit Amhara’, zegt Abraha. ‘Die vertelde dat hij al na drie dagen oorlog soldaten uit Eritrea had behandeld. En dat terwijl de Ethiopische regering pas na een jaar toegaf dat ze zo’n externe kracht had uitgenodigd om mee te vechten tegen ons!’

De Eritreeërs vielen Tigray aan vanuit het noorden, vanuit het zuiden kwamen het Ethiopische regeringsleger en milities van de naburige regio Amhara. Niemand bleef gespaard van het geweld.

‘Op een dag werden zeker twintig jongeren binnengebracht. Sommigen misten ledematen, anderen waren hun zicht kwijt.’

Zelf heeft Abraha ook ontelbare gruwelijke verhalen over de oorlog. ‘Mijn vader woonde in de buurt van Adigrat, een stad in het noorden van Tigray. Hij was niet zo ver van zijn huis aan het werk toen hij plotseling vlammen en rookpluimen zag. Hij wist dat mijn moeder, broers en zussen thuis waren en snelde erheen. Ongeveer twintig meter voor zijn huis werd hij gedood door Eritrese soldaten. Hij was zeventig jaar oud, nooit lid geweest van een politieke partij, nooit gewapend.’

Abraha stond voor een dilemma. Zou hij mee gaan vechten of bleef hij in het ziekenhuis voor zijn patiënten zorgen? ‘Op een dag werden zeker twintig jongeren onder de achttien jaar binnengebracht’, herinnert hij zich. ‘Hartverscheurend was het. Sommigen misten hun ledematen, anderen waren hun gezichtsvermogen kwijt. Een driejarig meisje werd doodgeschoten terwijl ze op de schoot van haar vader zat. Een ander meisje, van vijftien, werd in haar oog geraakt en is nu blind.’

Uiteindelijk besloot hij op post te blijven. Zorg dragen voor mensen en de hulp coördineren was zijn grootste talent, besefte hij.

Maar zelfs nu de vijandelijkheden zijn gestaakt, blijven de uitdagingen groot. ‘Onze gesofisticeerde apparatuur en de groei van het ziekenhuis waren altijd een grote motivatie voor onze medewerkers. En kijk nu, er is een tekort aan van alles en nog wat.’

© Pauline Niks

Deze man wacht op zijn medicijnen in de apotheek van het ziekenhuis. Hij heeft artitis en een hoge bloeddruk.

© Pauline Niks

© Pauline Niks

Deze man heeft artitis en kan daardoor zijn vingers niet meer plooien.

© Pauline Niks

Medicijnen op de zwarte markt

Bij de ziekenhuisapotheek toont een oudere man met bevende handen een onleesbaar A4’tje met wat krabbels en stempels op. ‘Ik heb medicijnen voor mijn bloeddruk en artritis nodig.’

Al drie jaar lang loopt hij af en aan naar het ziekenhuis. Nog maar even geleden stond hij ook in dezelfde drukke wachtruimte. Toen keerde hij met lege handen terug naar huis. ‘Vroeger kreeg ik bijna altijd mijn medicatie voor een lange periode’, zegt hij. ‘Ik moest niet zo vaak naar hier komen en had tijd voor andere dingen.’

Een lange rij wachtenden verkeert in dezelfde situatie. ‘Om voldoende patiënten te kunnen helpen, bieden we tegenwoordig maar een dosis voor een maand aan’, vertelt een van de apothekers.

‘Onze basisvoorraad is nog steeds niet op het oude niveau. De laatste maanden hebben we weer voldoende insuline. Maar andere medicatie, zoals voor hartziekten en diabetes, is niet of zeer beperkt beschikbaar.’

Het is voor iedereen behelpen, zucht dokter Abraha: ‘Soms hebben we maar één van talloze medicijnen tegen hoge bloeddruk. Minstens zes anti-epileptica waren voor de oorlog voorhanden, nu hebben we er misschien één of twee. Op het vlak van chemotherapeutica en de behandeling van tuberculose en hiv zien we een verbetering. Maar nog altijd kunnen we maar 15 procent van de patiënten helpen.’

© Pauline Niks

Op de afdeling Oncologie helpt zuster Seada haar patiënten.

© Pauline Niks

Nergens hebben de tekorten in het ziekenhuis grotere gevolgen dan op de afdeling oncologie. Een van de oncologen, een jonge man die een vermoeide indruk maakt, neemt de lijst met medicatie tegen kanker door. ‘Tijdens de oorlog waren chemotherapie en chirurgie niet mogelijk’, vertelt hij. ‘Vaak hadden we een tekort aan infuusvloeistoffen en zelfs aan anesthesie.’

‘Patiënten moeten de andere medicijnen elders op de kop zien te tikken.’

Vandaag zijn veel voorraden aangevuld, maar nog steeds is niet alles beschikbaar. ‘Het gebrek bemoeilijkt vooral de behandeling van combinatietherapieën’, zegt Abraha. ‘Hier hebben we misschien maar één van de drie combinatiemedicijnen die in één dosis moeten worden toegediend. De andere medicijnen moeten patiënten dan elders op de kop zien te tikken.’

En dat is vaak een kostelijke en vooral hachelijke onderneming. ‘In onze twee ziekenhuisapotheken zijn medicijnen doorgaans redelijk geprijsd’, zegt Abraha. ‘Maar op de zwarte markt zijn ze onbetaalbaar. Sommige familieleden van patiënten sturen medicijnen op uit Addis Abeba. Andere worden gesmokkeld via de aangrenzende regio Afar. Een duurzame oplossing is dat niet.’

Voor de oorlog had het ziekenhuis bijna nooit wachtlijsten voor kankeroperaties. Nu moeten patiënten soms meer dan een maand wachten voor een ingreep.

Op de gang zit een jonge vrouw op een roze, plastic stoel. Ze is aan het wachten voor een medische check-up. Vier maanden geleden kwam ze voor het eerst naar het ziekenhuis, nadat ze een zwelling op haar rechterborst had gevoeld. De diagnose: kanker, die vanuit de borst naar de longen was uitgezaaid.

De meeste vormen van kanker hebben vier of vijf stadia. ‘Net zoals deze vrouw komen patiënten steeds vaker binnen met stadium drie of hoger’, vertelt de oncoloog. ‘Dat betekent dat de kanker kritiek is. In het verleden hadden we vooral patiënten met stadium twee. Het doorverwijssysteem was goed en er reden nog genoeg ambulances. Maar de eerstelijns gezondheidszorg is vandaag helemaal ingestort.’

© Pauline Niks

Vier maanden geleden kwam deze vrouw voor het eerst naar het ziekenhuis, nadat ze een zwelling op haar rechterborst had gevoeld. De diagnose: kanker, die vanuit de borst naar de longen was uitgezaaid

© Pauline Niks

Acht bloedtransfusies

Op een aftands bedje op de kinderafdeling ligt een jongen van twaalf. Zijn moeder zit op de rand en trekt het deken iets hoger over zijn zwaar verminkte been.

Het gezin woont in het noordoosten van Tigray, vlak bij de grens met Eritrea. Het gebied is bezaaid met landmijnen die nog niet geruimd zijn. De moeder legt uit dat haar zoontje een goede daad wilde stellen: hij bedekte een landmijn met zand zodat andere kinderen er niet op zouden stappen. De mijn ontplofte en daarbij werden zijn rechterbeen en -hand volledig verbrijzeld.

In allerijl bracht het gezin hun zoontje naar een nabijgelegen ziekenhuis in Adigrat. Hij bloedde onophoudelijk en was in levensgevaar. Andere patiënten waren zo aangeslagen door het gebeuren dat ze besloten om bloed te doneren. Toen ze er zeker van waren dat hun zoontje het zou redden, kwam het gezin naar Ayder-ziekenhuis voor verdere zorg. ‘Deze jongen heeft geluk dat we het deel met de knie konden behouden’, zegt Abraha.

In elke oorlog zijn kwetsbare groepen zoals chronisch zieken, ouderen en kinderen de grootste slachtoffers. En landmijnen zijn lang niet het enige gevaar voor die laatste groep. Toen de gevechten losbarstten, gingen scholen massaal dicht. Ook vandaag nog is het onderwijs zwaar ontregeld, onder meer door aanhoudende droogte en hongersnood. Bovendien raken kinderen getraumatiseerd door beelden op televisie en verhalen die ze rondom hen horen. Abraha: ‘Telkens wanneer ze een hard geluid horen, krimpen ze in elkaar.’

© Pauline Niks

Deze jongen wilde een goede daad stellen: hij bedekte een landmijn met zand zodat andere kinderen er niet op zouden stappen.

© Pauline Niks

© Pauline Niks

Dit jonge meisje was met vriendinnen buiten aan het spelen. De vader van een van de kinderen was veiligheidsagent en bewaarde zijn wapen thuis. Een van hen, een peuter van drie, had het gevonden en per ongeluk de trekker overgehaald. De kogel raakte het meisje in haar been.

© Pauline Niks

Een paar meter verder zit een meisje rechtop in bed, haar magere armpjes stevig in de matras gedrukt. Ze tuurt naar buiten, een voorzichtige glimlach breekt door in haar broze gezicht.

Het meisje was met vriendinnen buiten aan het spelen. De vader van een van de kinderen was veiligheidsagent en bewaarde zijn wapen thuis. Een van hen, een peuter van drie, had het gevonden en per ongeluk de trekker overgehaald. De kogel raakte het meisje in het been. ‘We hebben het geamputeerd’, vertelt Abraha.

‘Net zoals bij deze jongen’. Hij wijst naar een oudere tiener in een hoek van de kamer. Zijn vader zit naast hem op bed, twee versleten krukken leunen tegen een bruine kast. De jongen was in de buurt van Tigrese soldaten toen plots een geweer afging. ‘Omdat het een ongeluk was, boden de soldaten de jongen transport aan en is de familie meteen naar hier gekomen. Hij heeft gangreen. De bloeding was zo enorm dat hij acht transfusies heeft gekregen.’

© Pauline Niks

Deze jongen was in de buurt van Tigrese soldaten toen plots een geweer afging. Hij werd in zijn been geraakt en heeft gangreen.

© Pauline Niks

© Pauline Niks

Een behandeltafel op de kinderafdeling.

© Pauline Niks

Centrum voor seksueel geweld

Rond twaalf uur versnelt dokter Abraha zijn pas. Het is bijna tijd voor lunch in de kantine en hij wil ons nog één afdeling tonen.

We verlaten het hoofdgebouw van het ziekenhuis en lopen via een paadje een klein bijgebouw binnen. ‘Dit is het centrum voor overlevenden van seksueel en gendergerelateerd geweld’, vertelt hij. ‘Hier bieden we naast medische noodhulp ook psychologische ondersteuning en psychiatrische zorg aan, en soms ook medicatie.’

Het centrum werd een paar maanden voor de oorlog geopend. Het is niet alleen bedoeld als een veilige plek voor slachtoffers, maar ook om bewijzen te bewaren die anders misschien verloren zouden gaan. Seksueel en gendergerelateerd geweld was altijd al een probleem in Ethiopië. Het is enorm gestigmatiseerd en blijft daardoor vaak onder de radar.

‘Eritrese soldaten met hiv hebben opzettelijk Tigrese burgers verkracht.’

De voorbije jaren is het centrum uit zijn voegen gebarsten. ‘We telden in totaal 4200 geregistreerde bezoekers, voor de oorlog waren dat er minder dan 300’, zegt Abraha. Hij schat het werkelijke aantal slachtoffers nog veel hoger in. ‘Sommige mensen gaan misschien naar andere specialistische zorg in het ziekenhuis, waar de registratie gemist kan worden. Maar nog vaker zoeken ze helemaal geen hulp.’

Ondanks het vredesakkoord van 2022 komen er nog altijd nieuwe slachtoffers naar het centrum. De meesten komen uit gebieden waar het nog steeds onveilig is, zoals het westen of zuiden van Tigray. ‘We hebben patiënten met chronische bekkenpijn, posttraumatische stressstoornis, seksueel overdraagbare aandoeningen en zwangerschap’, legt Abraha uit.

Het geweld is nauwelijks te bevatten. Groepsverkrachtingen, vreemde objecten in genitaliën, je kunt het zo gruwelijk niet bedenken. ‘Eritrese soldaten met hiv hebben zelfs opzettelijk Tigrese burgers verkracht’, weet Abraha. ‘Ze zeiden: “We gaan jullie besmetten.” We hebben een aantal testen afgenomen, de resultaten zijn positief.’

Voor het eerst wordt de dokter stil. Van achter zijn bril kijkt hij ons met waterige ogen aan. ‘We hopen dat het recht ooit zal zegevieren’, zegt hij. Maar diep van binnen weet hij dat dit ijdele hoop is.

© Pauline Niks

Dimtsu, Rigat en een medewerkster van de poetsdienst.

© Pauline Niks

Een ongelukkige beslissing

In december 2021 besloot de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties tot een onderzoek naar schendingen van de mensenrechten, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid in Tigray. De Ethiopische regering had daar aanvankelijk geen oren naar, maar onder internationale druk ging ze akkoord met een gezamenlijk onderzoek van het VN-Bureau voor de Hoge Commissaris voor Mensenrechten en de Ethiopische Mensenrechtencommissie.

Al snel kwam de onderzoekscommissie tot de conclusie dat alle strijdende partijen zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Enkele van de ergste wreedheden, zo schrijft ze in haar rapporten, zijn begaan door Eritrese soldaten. Ze worden beschuldigd van seksuele slavernij en bloedige slachtpartijen.

De Amhaarse milities op hun beurt wordt etnische zuivering aangewreven, omdat ze honderdduizenden Tigrese burgers uit het westen van Tigray hebben verdreven, een gebied dat beide groepen claimen.

‘Ik wilde nooit Tigray verlaten, maar nu denk ik daar steeds vaker aan.’

Volgens het vredesakkoord beloofde de Ethiopische regering ‘verantwoording en genoegdoening voor de slachtoffers’. Maar daar lijkt vooralsnog weinig van in huis te komen. Het mandaat van de VN-onderzoekscommissie gold tot 13 oktober 2023 en wordt niet verlengd. Daarmee verdwijnt het laatste min of meer betrouwbare onderzoeksorgaan.

Dokter Abraha schudt zijn hoofd. ‘Een ongelukkige beslissing’, prevelt hij. Tigreeërs zijn nog steeds het slachtoffer van schendingen van de mensenrechten. En intussen is in de naburige regio Amhara een nieuw conflict opgelaaid tussen de regering en de Amhaarse milities die hun zinnen hadden gezet op het westelijke deel van Tigray. ‘Ik ben bezorgd dat misdaden in Ethiopië nooit zullen worden bestraft.’

Ook Rigat, de jonge gedelegeerd coördinator van het centrum voor overlevenden van seksueel en gendergerelateerd geweld, ziet de toekomst somber in. Tijdens de oorlog was ze zwanger en wandelde ze elke dag twee kilometer van en naar het ziekenhuis. ‘We werkten zeventien maanden zonder salaris’, getuigt ze. ‘Er was zelfs een periode dat ik met een lege brooddoos naar het werk kwam. Ook al verzekerde ik mijn collega’s dat ik aan het eten was.’

Het klinkt herkenbaar voor haar collega, dokter Dimtsu. ‘Pas de laatste tien maanden betaalt de Ethiopische regering onze salarissen weer uit. Maar we werken soms ook ‘s nachts, en die uren worden niet vergoed. Ik heb nog steeds schulden door de oorlog. Dat zorgt voor veel conflicten in onze gemeenschap. Een collega heeft vandaag een afspraak bij de rechtbank over een schuld van 53.000 birr (860 euro, red.).’

Door de coronacrisis en de oorlog is het leven voor veel Ethiopiërs onbetaalbaar geworden. De inflatie schommelt rond de 30%, en de prijzen van voedsel en brandstof rijzen de pan uit.

Ook Rigat heeft moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. ‘Mijn salaris is 7000 birr (115 euro), maar alleen al voor mijn huishuur betaal ik dat bedrag. Ik wilde nooit Tigray verlaten, maar nu denk ik daar steeds vaker aan.’

Deze reportage werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.