Zal de legendarische cultuurtempel Fendika in Addis Abeba weldra herleven?
De on(mo)gelijke strijd van Melaku Belay
© Pauline Niks
© Pauline Niks
Hij groeide op als straatkind en werkte zich op tot een van de belangrijkste culturele ambassadeurs van Ethiopië. Vandaag gooit danser Melaku Belay alles in de strijd om het legendarische cultuurhuis Fendika in Addis Abeba van de vernieling te redden.
In de levendige wijk Kazanchis, waar de moderniteit van Addis Abeba samenkomt met zijn eeuwenoude tradities, lag het Fendika Cultural Center. Overdag liep je er onopgemerkt voorbij, zo geheimzinnig rustig oogde het pand. Maar ’s avonds, wanneer taxi’s aan en af reden om de talloze bezoekers af te zetten, kwam deze plek helemaal tot leven.
Jarenlang was het drukbezochte cultuurhuis dé referentie voor hippe Ethiopiërs, ambassadeurs en westerse toeristen met lelijke hemdjes. Maar aan dat verhaal kwam in oktober bruusk een einde toen het gebouw met de grond gelijkgemaakt werd. Het paste zogezegd niet in de plannen van de overheid, die in de wijk alleen nog hoogbouw duldt.
Aanjager van Fendika was Melaku Belay, een ontspannen veertiger met een indrukwekkende haardos en aanstekelijke lach. Hij bouwde een internationale carrière uit als danser en is sinds 2008 eigenaar van het cultuurhuis. Ook al zag hij het niet zozeer als zíjn eigendom, maar als een ruimte die iedereen toebehoorde. ‘Fendika was van ons allemaal, hier vierden we onze cultuur.’
Wie is Melaku Belay?
Internationaal gerenommeerde danser uit Addis Abeba, Ethiopië
Tourde in binnen- en buitenland en deelde het podium onder meer met Mahmoud Ahmed, Getatchew Mekurya en de Nederlandse postpunkband The Ex
Voorzitter van de Ethiopian Dance Art Association
Ontving verschillende prijzen zoals de Ethiopian Person of the Year Award, de Ethiopian Role Model Award, de Visa for Music Award (Marokko), de Prins Claus Prijs (Nederland) en de Chevalier des Arts et des Lettres (Ridder in Kunst en Letteren, Frankrijk)
Van straatkind tot danser
Ik spreek met Melaku Belay in zijn vertrouwde biotoop, nog voor de bulldozers hun vernietigende werk hebben verricht. We hebben ons genesteld op een van de lange houten banken in de bar.
Tijdens ons gesprek beantwoordt Melaku meerdere telefoontjes. Het is hoe hij zijn dagen vult, voortdurend in de weer, steeds aan het plannen en regelen. Noch zijn kalme voorkomen, noch zijn onverstoorbare hoffelijkheid doen vermoeden dat hij niet alles tot in de puntjes onder controle heeft. Misschien hoeft dat niet te verbazen, hij stond in zijn leven wel voor hetere vuren.
Melaku groeide op in de straten van Addis Abeba, met een afwezige vader en een moeder die hem in de steek liet toen hij amper drie jaar oud was. ‘Mijn moeder vluchtte voor het regime naar Soedan en liet me achter bij mijn nicht die me adopteerde’, vertelt hij. ‘Ik heb haar nooit meer teruggezien.’
Dat waren de donkere jaren ’80 in Ethiopië. Kolonel Mengistu Haile Mariam, die sinds 1977 aan de macht was, voerde een militair-marxistisch bewind waarbij hij niet op een paar levens meer of minder keek. Er gold een avondklok en het culturele leven ging op slot. Talloze muzikanten, samen met honderdduizenden andere Ethiopiërs die werden gezien als tegenstanders van het regime, werden gedood of verdwenen achter slot en grendel.
Melaku was nog maar een jonge tiener toen zijn adoptiemoeder ernstig ziek werd. Hij stopte met school om voor haar te zorgen. Na haar overlijden, belandde hij op straat. Het was een hard leven en de eenzaamheid woog op hem. Maar al snel vond hij zijn ontsnappingsroute: dans. ‘Ik begon met dansen toen ik nog in de buik van mijn moeder zat’, vertelt hij. Hij zegt het op een manier waarbij je niet weet of het een grap is of bittere ernst. ‘In Ethiopië zijn muziek en dans een manier van leven. Je pikt het op straat op, leert het van je omgeving en van de mensen met wie je optrekt.’
De ingang van Fendika Cultural Center, het legendarische cultuurhuis in de hoofdstad van Ethiopië
© Pauline Niks
Twaalf jaar zonder salaris
Na de val van Mengistu Haile Mariam, in 1991, kwam de muziekscene in Addis Abeba stilaan weer op gang. In die tijd was Fendika een van de zeventien ‘azmari bets’ in Kazanchis, traditionele huizen waar azmari’s hun kunsten vertoonden. Deze rondtrekkende dansers-dichters-muzikanten, oorspronkelijk afkomstig van het platteland, improviseren op het schurende geluid van de masinqo, een eensnarige viool. Ze jongleren met woorden, dansen en drijven de spot met het publiek, de maatschappij en de macht.
‘Ik vroeg aan de eigenaar van Fendika of ik als danser aan de slag kon’, vertelt Melaku. ‘Hij stemde in, maar zei dat hij me geen salaris kon betalen. Als ik klaar was met werken, kreeg ik een fooi. Die deelde ik met de andere straatkinderen. Na een tijdje vroeg ik of ik hier mocht slapen, want in die tijd had ik geen dak boven mijn hoofd. Het team vond me aardig, dus ik mocht blijven. Dans heeft mijn leven gered.’
‘Dans is een universele taal die mensen verbindt, wat belangrijk is in een land met zoveel spanningen en conflicten.’Melaku Belay
Zeven jaar sliep hij in de bar op de grond. Bijna twaalf jaar werkte hij zonder salaris. ‘Geen enkele azmari werd betaald’, benadrukt Melaku. ‘Onze performances werden niet als kunst beschouwd. Er waren een paar podia, zoals het Nationale Theater, maar die waren van de overheid. Daar vond je vooral propagandakunst. Naar traditionele expressievormen zoals de onze, keek niemand om.’
Naast de fooien die hij ontving tijdens zijn optredens, verdiende hij bij met allerhande klusjes en als dansleerkracht. Toen hij genoeg geld bij elkaar had gespaard, schreef hij zich opnieuw in op school. Hij gunde zichzelf geen rust, zette elke minuut in om zich een weg uit zijn benarde situatie te knokken. ‘Overdag gaf ik les, ’s avonds studeerde ik en ’s nachts danste ik in Fendika.’
Het harde werken werd beloond. ‘Op een dag nodigde Lucien Roux, de toenmalige directeur van de Alliance Ethio-Francaise, me uit om voor hem te dansen.’ Het gerenommeerde instituut, dat Ethiopisch-Franse uitwisselingen promoot, organiseerde elke maand concerten. Daarbij besteedde het ook aandacht voor de kunst van azmari’s. ‘Toen ik voor de Alliance Ethio-Francaise werkte, begonnen mensen plots mijn handtekening te vragen’, vertelt hij trots. ‘Ik werd een ster.’
Kunstenaarsgemeenschap
In 2008 kwam Melaku zelf aan het roer van Fendika. Zijn eerste beleidsdaad was om iedereen een loon te geven. ‘Als je wilt overleven in Addis Abeba, heb je geld nodig. Een fooi is niet genoeg’, zegt hij. ‘Bovendien voel je je als kunstenaar pas gewaardeerd als je een loon krijgt. Je zelfvertrouwen groeit, je gaat je talent volop benutten. Je helpt dus ook de kunst vooruit als je iedereen eerlijk betaalt.’
Onder Melaku’s impuls werd Fendika opengegooid voor de bredere artistieke gemeenschap in Addis Abeba. Hij bouwde een extra ruimte waar kunstenaars gratis konden exposeren, en naast de gebruikelijke optredens van de azmari’s zette hij ook jazzbands op het programma. ‘Deze plek was daarom meer dan alleen een podium,’ zegt hij, ‘het was een ontmoetingsplek waar diversiteit en traditie samenkwamen.’
En die diversiteit is enorm. ‘Ethiopië telt meer dan tachtig etnische groepen en evenveel expressievormen, van de traditionele dansen op het platteland tot de gereputeerde Ethio-jazz. Ik reisde naar alle uithoeken van het land om deze culturele rijkdom te ontdekken. Ik sprak met boeren over hun dansen, en leerde ontelbare choreografieën. Dans is een universele taal die mensen verbindt, wat belangrijk is in een land met zoveel spanningen en conflicten.’
Wat hij leerde, wilde hij teruggeven aan de gemeenschap. Daarom richtte hij in 2018 de Ethiopian Dance Art Association op en leidde hij in Fendika ook kansarme jongeren op. ‘Een van de meisjes begon als schoonmaakster en is nu een fantastische danseres. Laatst ging ze met me mee op tournee naar de Verenigde Staten, België, Nederland en Frankrijk. Ik bouwde een geweldige kunstenaarsgemeenschap op, en alle legendarische muzikanten speelden hier.’
Fendika 2.0
De klap was dan ook groot toen het stadsbestuur in juni vorig jaar aankondigde dat het gebouw van Fendika zou worden afgebroken om plaats te maken voor een luxehotel. De plannen maken deel uit van een breder initiatief van Ethiopisch premier Abiy Ahmed. Die wil Addis Abeba moderniseren. Met wolkenkrabbers.
‘Onder het mom van stadsontwikkeling moet alles wijken’, zegt Melaku. De minachting klinkt door in zijn stem. Maar hij weigert machteloos aan de zijlijn toe te kijken. Hij wil vooruit, met een grenzeloos zelfvertrouwen. Meteen na de aankondiging dat het gebouw zou afgebroken worden, trok hij dan ook naar het stadsbestuur om zijn beklag te doen. Maar vooral om duidelijk te maken hoe belangrijk Fendika is geweest voor de Ethiopische cultuur.
‘De minister van Cultuur gaf me een lifetime award voor mijn werk. Twee keer was ik persoon van het jaar in Ethiopië. Ik werd benoemd tot Chevalier dans l’Ordre des Arts et des Lettres in Frankrijk en ontving de Prins Claus Award in Nederland. Niemand in Addis Abeba doet wat ik doe, deze onderscheidingen zijn daarvan het bewijs. Daarom moet Fendika koste wat het kost van de vernieling worden gered.’
Zijn noodkreet viel niet in dovemansoren. Het stadsbestuur besloot Melaku een kans te geven om de plek zelf te ontwikkelen, weliswaar volgens de nieuwe bouwnormen. Alleen: die zijn niet min. De nieuwe standaard om te mogen bouwen in Kazanchis is twintig verdiepingen of hoger. Om een bouwvergunning te verkrijgen, moet Melaku bovendien kunnen aantonen dat hij 1.245.000 dollar op zijn bankrekening heeft staan.
‘Het stadsbestuur gaf me 2700 m² om te ontwikkelen, waarvan Fendika zo’n 462 m² in beslag zal nemen’, verduidelijkt hij. ‘Ik wil een residentie waar artiesten enkele maanden kunnen verblijven, een studio met een platenlabel, een kunstgalerie en een podium. De rest van de oppervlakte zal ik besteden aan een hotel. Met de inkomsten daarvan, kan ik de artiesten ondersteunen.’
Wil dat zeggen dat Fendika op de valreep gered is? Niet noodzakelijk. Als hij zijn plannen niet tijdig kan realiseren, trekt het stadsbestuur het voorstel in. Daarom lanceerde Melaku een internationale oproep om investeerders aan te trekken. Die moeten ervoor zorgen dat Fendika 2.0 zal verrijzen. Maar zal de ziel van de oorspronkelijke plek behouden blijven in zo’n megaproject?
De inzet is groot, lijkt ook Melaku te beseffen. ‘Het gaat niet alleen om een gebouw, maar om de toekomst van traditionele kunst in Ethiopië.’
Dit portret werd geschreven voor MO*154, het winternummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.