‘De wereld blijft falen in Oost-Congo’

Koen Vlassenroot & Christoph Vogel

01 november 2024
Opinie

Hoe kan het geweld in Oost-Congo gestopt worden?

‘De wereld blijft falen in Oost-Congo’

Oude programma’s voor vredesopbouw werken niet langer in een land met een nieuwe veiligheidscontext. Dat schrijven conflictexperts Koen Vlassenroot en Christoph Vogel in een opiniebijdrage over de aanhoudende oorlog in Oost-Congo.

Op 10 augustus van dit jaar werden minstens 18 mensen gedood in de buurt van de stad Beni, gelegen in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC), nabij de grens met Oeganda. Twee maanden eerder, op 7 juni, vielen er 80 doden bij een bloedbad en op 13 juni kwamen nog eens 40 mensen om het leven door geweld. Dergelijke aanvallen komen de laatste jaren maar al te vaak voor.

Het spectaculaire geweld in dit deel van Oost-Congo wordt over het algemeen toegeschreven aan de Allied Democratic Forces (ADF), een rebellengroepering van Oegandese oorsprong, die in 2019 trouw heeft gezworen aan de Islamitische Staat. Net als bij eerdere bloedbaden greep geen van de nabijgelegen strijdkrachten - waaronder het Congolese leger, het uitgenodigde Oegandese leger of de VN-vredestroepen - in om het moorden te stoppen.

Deze passiviteit weerspiegelt een bredere politiek van lijden die grote delen van het oosten van de DRC heeft veranderd in een begraafplaats voor duizenden burgers. Aan de oorzaak hiervan ligt het falen van de mantra van goede bedoelingen van een verdeelde en niet altijd even alerte ‘internationale gemeenschap’. Waar is het misgegaan?

Cycli van geweld en ontheemding

Het grootste deel van de afgelopen drie decennia heeft de DRC bovenaan de internationale lijsten gestaan van door geweld veroorzaakte interne ontheemding. Meer zelfs, er zijn nooit zoveel mensen ontheemd door geweld als de bijna 7 miljoen vandaag (volgens cijfers van de Internationale Organisatie voor Migratie.)

Mensenrechtenschendingen door zowel gewapende groepen als regeringstroepen zijn tevens in een verdere stroomversnelling geraakt. Helaas zijn deze cycli van geweld en ontheemding de laatste jaren vaker wel dan niet onopgemerkt gebleven.

Het is pas met de heropleving en het militaire offensief van de March 23 Movement (M23), nu bijna drie jaar geleden, dat de veiligheidscontext en het humanitaire lijden in Oost-Congo opnieuw internationale aandacht kregen. De gevechten tussen door Rwanda gesteunde M23-troepen en het Congolese leger hebben bijgedragen aan de explosieve toename van het aantal ontheemden en hebben nieuwe aandacht getrokken.

Deze hernieuwde politieke en media-aandacht heeft zich echter haast exclusief gericht op deze specifieke strijd en heeft de proliferatie van gewapende groepen die in het oosten van Congo al jarenlang mede verantwoordelijk is voor de cycli van geweld, veelal genegeerd.

Dat de Congolese regering, met haar op een nationalistische retoriek steunende campagne, gepoogd heeft om verschillende van deze gewapende groepen mee te krijgen in de oorlog tegen M23 en hierdoor deze groepen enkel heeft versterkt en een nog complexer veiligheidslandschap heeft gecreëerd, gaat de aandacht eveneens grotendeels voorbij.

Reacties op de crisis in de DRC zijn vaak ook gebaseerd op simplistische interpretaties van de oorzaken van geweld. Pundits en influencers, ook op sociale media, herhalen vermoeide stereotypes over natuurlijke hulpbronnen en etnische haat. Er zijn maar weinig commentatoren die de volledige politieke grondoorzaken van een crisis met verschillende gelaagdheden en complexe logica’s onderkennen.

Internationale donoren hebben gedurende de laatste decennia miljoenen euro’s gepompt in strategieën van conflictbeheersing, waaronder een dure, verouderende VN-vredesmissie, omvangrijke humanitaire hulp en kostbare vredesopbouwprojecten om de ‘onderliggende oorzaken’ aan te pakken. Wat op papier leek op toegewijde betrokkenheid, miste vaak aan diepgaand inzicht in de politieke realiteit, evenals constructieve strategieën en innovatieve diplomatie op belangrijke niveaus van internationale besluitvorming.

Westerse donoren - tegenwoordig vaak ‘internationale partners’ genoemd - blijven grotendeels technocratische sjablonen toepassen op wat in wezen politieke uitdagingen zijn. Anticorruptieretoriek, regulering van ‘illegale’ handel in grondstoffen en oproepen tot sociale cohesie komen vaak voor in ambitieuze plannen, maar concrete acties om deze uitdagingen aan te pakken blijft vaak steken in goeie intenties of slagen er amper in een verandering te brengen.

Westerse donoren - tegenwoordig vaak ‘internationale partners’ genoemd - blijven grotendeels technocratische sjablonen toepassen op wat in wezen politieke uitdagingen zijn.

De internationale respons blijkt ook inconsistent in de specifieke context van de huidige escalatie. Zo is er bijvoorbeeld weinig druk om de actieve samenwerking van het Congolese leger met gewapende groepen te ontmoedigen. Netwerken van grootschalige corruptie worden zelden vervolgd en resulteren in bizarre aan-en-uit-sancties die veelal afhangen voor politieke verschuivingen in de betrekkingen tussen de DRC en belangrijke westerse mogendheden, zoals de EU of de VS.

De reacties op de militaire betrokkenheid van Congo’s buurlanden zijn al even inconsistent. De westerse veroordeling van de Rwandese steun aan M23 weerhoudt dezelfde mogendheden er niet van om militaire steun aan Rwanda te vragen in de strijd tegen extremistische gewapende groeperingen in Mozambique.

De massale Burundese steun aan de DRC kreeg dan weer weinig internationale aandacht, ook al heeft deBurundese militaire aanwezigheid het veiligheidslandschap in de DRC verder gecompliceerd en geleid tot een bijna proxy-oorlog tussen Burundi en Rwanda, waardoor het risico van verdere regionale escalatie toeneemt.

Net als in vergelijkbare langdurige conflicten tonen ook de reacties in de DRC dat de klassieke internationale recepten van conflictbeheersing hun grenzen lijken te hebben bereikt en veel van hun geloofwaardigheid te hebben verloren. We kunnen ervan uitgaan dat allicht mee het einde inluidt van internationale vredesopbouw en liberaal interventionisme in zijn huidige vorm.

In hedendaagse conflicten zien we bovendien in toenemende mate nieuwe actoren en nieuwe vormen van interventie verschijnen die hun plaats aan de tafel proberen te bemachtigen. Dit is deels toe te schrijven aan veranderende mondiale machtsstructuren, die ook het westerse monopolie op interventionisme verder hebben gereduceerd, maar ook aan de veranderde houding van betrokken landen in conflictgebieden zelf.

Net als in vergelijkbare langdurige conflicten tonen ook de reacties in de DRC dat de klassieke internationale recepten van conflictbeheersing hun grenzen lijken te hebben bereikt en veel van hun geloofwaardigheid te hebben verloren.

Men zou kunnen stellen dat drie decennia van geweld in het oosten van de DRC alle hokjes van de ‘bucket list’ van westerse interventie en staatsopbouw hebben afgevinkt: de DRC had zijn eerste democratische verkiezingen in 2006; het land onderging een vreedzame politieke transitie; het Internationaal Monetair Fonds heeft zich opnieuw met het land ingelaten; en regionale organen nemen nu het stokje van de vredeshandhaving over in het oosten van het land.

Te midden van bredere geopolitieke verwikkelingen proberen vandaag echter niet-westerse vormen van kolonialisme het westerse model te vervangen en winnen particuliere militaire bedrijven terrein. De DRC en haar rivalen hebben zich in toenemende mate gewend tot deze nieuwe partners in hun handelsrelaties, defensie en diplomatie. Partners, die net zo dubbelzinnig en gericht zijn op eigen belang als westerse mogendheden, maar amper voorwaarden op het gebied van respect voor de mensenrechten stellen en zich niet laten leiden door pro-democratische slogans.

Deze verschuivingen zijn in Centraal-Afrika niet zo duidelijk zichtbaar als in Mali of de Centraal-Afrikaanse Republiek, waar bijvoorbeeld de groeiende invloed van Rusland, een nieuwe koloniale speler, een harde reset uitlokte door Frankrijk eruit te schoppen. Maar ook in Centraal-Afrika zien we het afnemen van de westerse invloed gepaard gaan met vergelijkbare patronen, en met de toenemende aanwezigheid van nieuwe actoren die in een verschuivend mondiaal machtsevenwicht hun kans schoon zien om een voet tussen de deur te krijgen.

In deze veranderende en steeds meer gefragmenteerde internationale context, grijpen ook Congolese elites hun kans en nemen ze in toenemende mate hun toevlucht tot het uitbesteden van nationale veiligheid aan gewapende groepen, particuliere militaire bedrijven en buurlanden.

Een dergelijke hybride internationale context laat zien hoe ook het streven naar veiligheid niet langer wordt bepaald door internationale normen die worden uitgedragen door de VN, die er de laatste decennia niet is in geslaagd om haar mondiale vredesambitie waar te maken. Ook in het geval van de crisis in het oosten van de DRC, leiden mondiale en regionale verschuivingen vandaag tot een versnippering en privatisering van het veiligheidsbeleid. Hierdoor wordt het complexe web van allianties en tegenstellingen, dat al decennialang bepalend is voor het voortbestaan van het conflict, alsook voor de belangen en reacties van betrokkenen, alleen maar groter.

Dit zijn tektonische verschuivingen, of ze nu door een geopolitieke, realpolitieke of postkoloniale bril worden bekeken. Het humanitaire effect van deze verschuivingen lijkt de bestaande en diepgewortelde patronen van lijden en ontheemding van burgers enkel te versterken, terwijl de resulterende ‘oorlogsmist’ verontrustende ontwikkelingen in de bredere internationale politiek van (on)veiligheid verbergt.

We kunnen hieruit enkel besluiten dat een nuchtere en eerlijke afweging van deze veranderende realiteiten vandaag hard nodig is, vooral voor degenen die het langzaam verdwijnende systeem van westers liberaal interventionisme en conflictoplossing vertegenwoordigen.

Professor en onderzoeker Koen Vlassenroot is verbonden aan de vakgroep Conflict & Ontwikkelingsstudies van de faculteit Politieke Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Hij is ook directeur van de Conflict Research Group.

Onderzoeker en auteur Christoph Vogel volgt al meer dan 15 jaar de conflicten in Centraal-Afrika. Hij werkte ook als expert voor de VN.

Deze opiniebijdrage werd eerder gepubliceerd door Al Jazeera en Le Monde.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in