‘Niet solidair zijn is gewoon dom’

Commentaar

Waarom ontwikkelingssamenwerking meer dan ooit in ons eigen belang is

‘Niet solidair zijn is gewoon dom’

Volgens uitgelekte nota’s uit de onderhandelingen wil de federale regering tot 60% besparen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. MO* vroeg aan enkele ervaren stemmen bij cd&v, Vooruit en MR wat zij hierover te zeggen hebben. Hun advies: ontwikkelingssamenwerking lijkt vandaag meer dan ooit een investering in onze eigen stabiliteit en veiligheid.

Het was trekken en sleuren op de 29ste klimaattop in Bakoe om er op de valreep een akkoord door te krijgen over internationale klimaatfinanciering. De rijke landen beloofden uiteindelijk om tegen 2035 elk jaar 300 miljard dollar bijeen te brengen om de armere landen bij te staan. Dat geld wordt dan gebruikt voor investeringen in de energietransitie van armere landen en om ze te helpen omgaan met de orkanen, droogtes of overstromingen, die het gevolg zijn van de klimaatopwarming.

De meeste ontwikkelingslanden vonden die 300 miljard dollar totaal ontoereikend. De Nigeriaanse delegatieleidster noemde het bedrag zelfs ‘een grap’. Experten hadden immers berekend dat de ontwikkelingslanden hiervoor spoedig meer dan 1000 miljard dollar per jaar nodig hebben.

Momenteel bedraagt de internationale klimaatfinanciering 100 miljard dollar of zo’n 95 miljard euro per jaar. België draagt daaraan zo’n 216 miljoen euro of 0,2% bij. Het leeuwendeel daarvan, 149 miljoen euro, komt uit het budget van de federale ontwikkelingssamenwerking.

Het is dat budget waarbij in begrotingsnota’s die formateur Bart De Wever (N-VA) op een bepaald moment rondstuurde, geschreven stond: ‘min 60%’.

Dupe van de klimaatcrisis

De klimaatonderhandelingen tonen meteen wat de directe gevolgen kunnen zijn van besparingen op ontwikkelingssamenwerking. Steeds meer stellen de ontwikkelingslanden immers vast dat zij meer dan wie ook de dupe worden van een opwarming die vooral door de rijke landen is veroorzaakt.

Europa en de VS zijn samen verantwoordelijk voor 47% van de historische CO2-uitstoot, terwijl Afrika maar 3% van de globale uitstoot veroorzaakte (zie onderstaande grafiek). Maar Afrikaanse en andere armere landen dragen er meer de gevolgen van dan de rijke landen en beschikken over minder middelen om zich ertegen te verdedigen.

Als de armere landen een zoveelste orkaan of droogte te verwerken krijgen, krijgen ze een factuur op hun bord die de helft van hun begroting opslokt en moeten ze leningen aangaan om de schade te herstellen - waar ze bovendien veel meer rente op betalen dan rijke landen.

Je zou voor minder kwaad worden: je draagt de gevolgen van een probleem dat anderen veroorzaakt hebben en als je er iets aan wil doen, moet je meer betalen dan diegenen die het probleem veroorzaakten. Hoelang nog voor we internationale klimaatterroristen zien verschijnen, die de frustratie over die grote ongelijkheid willen kanaliseren in geweld?

In dat kruitvat van globale klimaatonrechtvaardigheid suggereerde de nota van De Wever dat het budget waaruit wij onze klimaatfinanciering putten, drastisch verlaagd moet worden. Daarover gaat dit dus. Maar niet alleen daarover.

‘Het gaat ook om onze eigen belangen’

MO* vroeg aan politici of experten uit de onderhandelende partijen met veel ervaring in de ontwikkelingsproblematiek hoe zij aankijken tegen de geplande besparing. We contacteerden ook mensen bij de N-VA, maar de betrokkenen reageerden niet of vonden het niet opportuun te reageren tijdens de onderhandelingen.

Els Van Hoof, Kamerlid voor cd&v, volgt al vele jaren internationale materies. Ze was eind jaren '90 adviseur op het kabinet van staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Reginald Moreels, werkte voor ontwikkelings-ngo Wereldsolidariteit in Latijns-Amerika en is lid en hoofd van de Kamercommissie Buitenlandse Betrekkingen.   

‘Voor alle duidelijkheid: onze mensen zeggen ons dat het voorstel van een vermindering van de ontwikkelingssamenwerking tijdens de onderhandelingen nog niet besproken is', benadrukt Van Hoof. ‘Ja, die “min 60%” stak in een van de tabellen die formateur De Wever heeft verspreid, maar het gesprek daarover heeft nog niet plaatsgevonden.’

‘Laat me duidelijk zijn: dit is zeker niet het standpunt van de cd&v en nog minder dat van mij. We zijn ook met een heel ander standpunt naar de kiezer gestapt.’ In het verkiezingsprogramma stond dat de cd&v ernaar streeft 0,7% van ons nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden.

‘Defensie, diplomatie en ontwikkeling hangen samen.’
Els Van Hoof (cd&v-kamerlid)

Van Hoof legt uit waarom ze zo’n kaalslag heel onverstandig zou vinden: ‘Alles is met elkaar verbonden. Steeds meer heeft ontwikkelingssamenwerking of het schrappen ervan ook geopolitieke gevolgen en veiligheidsgevolgen. Het gaat zeker nog altijd om internationale solidariteit, maar ook om onze eigen belangen.’

Ze geeft een voorbeeld. ‘Achter de staatsgrepen in de Sahelregio zitten Rusland en China, en de toegang tot de grondstoffen in die regio. Als we ons ergens terugtrekken, laten we het terrein aan anderen.’

‘Toch gaat het ook om onze veiligheid en welvaart. Het is een 3D-benadering: defensie, diplomatie en development, ofte ontwikkeling, hangen samen. Bij dat laatste gaat het natuurlijk ook steeds meer om gewone investeringen, waar het Global Gateway-initiatief (van de Europese Commissie, voor investeringen in infrastructuurprojecten, red.) moet voor zorgen, maar tevens om ontwikkelingshulp want in uiterst fragiele landen krijg je geen private investeringen.’

Van Hoof begrijpt dat er op federaal niveau bespaard moet worden, maar ze vindt dat ontwikkelingssamenwerking daarin niet speciaal geviseerd mag worden en niet méér moet inleveren dan andere departementen.

‘Een investering met terugverdieneffect’

Patrick Develtere wijst erop dat Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, de nieuwe Europese Commissie een investeringscommissie heeft genoemd. Develtere is professor ontwikkelingssamenwerking aan de KU Leuven en was eerder voorzitter van Beweging.net en adviseur van voormalig Europees commissievoorzitter en christendemocraat Jean-Claude Juncker.

‘Ontwikkelingssamenwerking is op allerlei manieren ook een investering. En een investering die ons op heel uiteenlopende manieren een return geeft. Dat terugverdieneffect is soms heel direct: zo is België een van de landen die het meest genieten van de aankoop van geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden.’

‘Het valt enorm op hoe naast China en Rusland ook landen als Turkije en Brazilië erg genereus zijn in Afrika.’
Patrick Develtere (prof. ontwikkelingssamenwerking en oud-voorzitter Beweging.net)

‘Ontwikkelingssamenwerking zorgt er mee voor dat onze technische productnormen en ons maatschappelijk model in die landen mee ingang vindt. Met universitaire samenwerking vorm je hun brains van de toekomst. De leiders van morgen leren denken en kijken met Europese begrippen en ogen. Dat is van onschatbare waarde.’

‘Overigens, het valt enorm op hoe naast China en Rusland ook landen als Turkije en Brazilië erg genereus zijn in Afrika. Ontwikkelingssamenwerking zorgt voor positieve energie en connectie: er is een diplomatiek terugverdieneffect van wederzijds begrip en samenwerking. Mijn besluit is dat níét solidair zijn gewoon dom is. Je snijdt ermee in je eigen vingers.’

Ontwikkelingssamenwerking stond in het voorstel voor de federale begrotingsnota vermeld bij de zogenaamde ‘usurperende’ bevoegdheden. Dat zijn bevoegdheden waarvan de financiering zich grotendeels op federaal niveau bevindt, maar die eigenlijk regionaal (Vlaams dus) horen te zijn - althans volgens sommige partijen, waaronder N-VA. Die partij vindt daarom ook dat besparingen op dat soort federale materies voor de hand liggen.

Professor Develtere betwist dat: ‘De Raad van State heeft hier uitspraak over gedaan. Ontwikkelingssamenwerking hoort bij de zogenaamde gelijklopende bevoegdheden: alle niveaus mogen op dit terrein actief zijn.’

‘Besparen op ontwikkelingssamenwerking en een migratiestop gaan niet samen’

‘Zo’n zware reductie van de ontwikkelingssamenwerking kan en mag uiteraard niet, reageert gynaecologe, hoogleraar en voormalig politica voor Vooruit Marleen Temmerman. Ze leidt momenteel de afdeling gynaecologie en verloskunde van de Aga Khan-universiteit in Nairobi in Kenia én het Oost-Afrikaanse Aga Khan-netwerk voor vrouwengezondheid.

‘De internationale belofte dat rijke landen 0,7% van hun inkomen aan ontwikkelingssamenwerking zullen besteden, geldt nog steeds. Wij hebben die nooit nageleefd. Dat is niet iets om fier op te zijn. Er moet dus eerder geld bij komen.’

Temmerman werkte de voorbije tien jaar in Kenia, maar was er veertig jaar geleden ook al actief. ‘Ik zie wat investeren in gezondheidszorg, onderwijs en vorming betekenen voor zo’n land. Als je daarmee stopt, ontneem je de meest kwetsbare mensen de kans hun lot te verbeteren en op te klimmen naar de middenklasse.’

‘Veertig jaar geleden waren er amper meisjes aan de universiteit, dat is nu heel anders. Scholing van meisjes heeft enorme gevolgen: ze verwerven zelf een inkomen en krijgen minder kinderen. Twintig jaar geleden kregen Keniaanse vrouwen gemiddeld 7,8 kinderen, nu zijn het er nog 4,5. In de steden hebben gezinnen nu vaak maar 2 kinderen, op het platteland ligt het cijfer veel hoger. Die evolutie is zo belangrijk. Je kan niet aan de ene kant zeggen: “We willen geen migratie” en aan de andere kant besparen op ontwikkelingshulp.’

Temmerman wijst erop dat dergelijke veranderingen traag gaan, omdat ze niet alleen medisch en economisch van aard zijn maar ook cultureel. ‘Het moet aanvaard worden dat vrouwen minder kinderen krijgen. En daartoe moeten vrouwen meer greep hebben op hun eigen leven.’

‘Die discussie heeft ook gevolgen voor ecologie en klimaat. In de jaren 1950 waren er ongeveer evenveel Kenianen als Belgen. Nu zijn er 60 miljoen Kenianen. Dat gaat gepaard met een enorme ontbossing, wat slecht is voor het klimaat.’

‘Als er geld nodig is, waarom kijken we niet naar een vermogensbelasting in plaats van te besparen op de armste mensen van de wereld?’
Gynaecologe en oud-Vooruit-politica Marleen Temmerman

Temmerman is ervan overtuigd dat we niet mogen besparen op ontwikkelingssamenwerking. ‘Het is een echte investering die ook voor ons veel voordelen biedt. België moet het goede voorbeeld geven door niet op de trein te springen van landen die hun ontwikkelingssamenwerking afbouwen. Ons land moet de moed hebben om daartegen in te gaan.’

Temmerman trekt als geneesheer nog even de kleren van politica aan wanneer ze raad geeft voor alternatieve besparingen. ‘In de Belgische gezondheidszorg kunnen de middelen veel efficiënter gebruikt worden. We gooien daar soms geld door ramen en deuren. En als er geld nodig is, waarom kijken we niet naar een vermogensbelasting in plaats van te besparen op de armste mensen van de wereld?’ 

‘Investeren in werkgelegenheid’

François-Xavier de Donnéa, voormalig staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking en minister van Defensie (midden jaren '80) voor de MR, doet liever geen algemene uitspraken over de regeringsonderhandelingen. Maar hij stelt wel dat er ‘meer ontwikkelingssamenwerking nodig is om in productieve projecten te investeren of om dat soort investeringen te faciliteren.'

De Donnéa is ook voorzitter van de Virunga Foundation, die door waterkrachtcentrales aan te leggen in het fameuze Virungapark in Congo een toekomst wil scheppen voor de honderdduizenden mensen die rond het park leven. ‘Ik ben er meer en meer van overtuigd dat het essentieel is om werkgelegenheid te scheppen voor de groeiende bevolking in Afrikaanse landen. Je creëert daartoe mogelijkheden door mensen toegang te geven tot elektriciteit en de transportinfrastructuur te verbeteren, zodat boeren hun product naar de markt kunnen brengen.’

‘Wij stellen vast dat we per megawatt duizend banen scheppen. Kmo’s die dankzij de energie meel, olie, zeep, koekjes en zelfs chocolade maken. Met onze 60 megawatt scheppen we 60.000 banen. Sommige van die werknemers waren vroeger bij gewapende groepen die het park onveilig maakten.’

‘In een erg onveilige regio als Virunga is niets mogelijk zonder subsidies, privé-investeerders komen daar niet. Elders kan het gaan om een combinatie van private middelen met ontwikkelingssteun. De noden zijn immens, ook in West-Afrika: als mensen er geen toekomst zien, migreren ze of belanden ze bij gewapende groepen.’

0,37%

Als staten ervoor kiezen om jarenlang een bepaalde investering te doen, dan is dat doorgaans meer dan een opwelling van een gedreven minister en spelen er ook structurele oorzaken. Dat geldt ook voor ontwikkelingssamenwerking.

Die ontstond in de vroege jaren '60 tijdens de Koude Oorlog. Het was voor het kapitalistische Westen een manier om ontwikkelingslanden voor zich te winnen in de geopolitieke strijd met het communistische blok. De Verenigde Staten trokken toen hard aan de kar.

In de jaren '70 kwam vanuit de Verenigde Naties, en de sterkere positie van de ontwikkelingslanden daarin, de eis dat rijke landen elk jaar 0,7% van hun inkomen zouden besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dat doel bereikten slechts een beperkt aantal rijke landen, waaronder de Scandinavische landen, Nederland en Luxemburg.

In 2023 bedroeg de officiële ontwikkelingssamenwerking van de rijke landen verenigd in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) 211 miljard euro (223,7 miljard US$). Dat was gemiddeld 0,37% van het inkomen van die landen.

Toen de Koude Oorlog voorbij was, daalde de hulp vooral in de VS sterk. Dat toonde dat het geopolitieke motief voor hen erg belangrijk was. In de meeste Europese landen bleef de steun op peil. Het zogenaamde vredesdividend, de daling van de defensie-uitgaven na de Koude Oorlog, maakte dat ook makkelijker. Wel werden de besparingen op defensie nooit volledig omgezet in meer ontwikkelingssamenwerking.

Waarom wel of niet?

Wat zijn de structurele elementen die momenteel de keuzes inzake ontwikkelingssamenwerking beïnvloeden?

Ten eerste hebben veel rijke landen – door de pandemie en de energiecrisis die het gevolg was van de Russische inval in Oekraïne - aanzienlijke overheidsschulden, van om en bij de 100% van hun bruto nationaal product (bnp). Hun begrotingen kennen al enkele jaren grote tekorten en nu willen de regeringen in kwestie die tekorten afbouwen, vaak door middel van besparingen.

Op zo'n moment is ontwikkelingssamenwerking, politiek gezien, een makkelijk slachtoffer, omdat de begunstigden ervan dikwijls niet in het betrokken land wonen en er dus niet gaan stemmen.

Daarnaast drijven de oplopende spanningen in de wereld – de oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten op kop – de uitgaven voor defensie naar nieuwe hoogtes. De NAVO-lidstaten moeten opnieuw 2% van hun inkomen, en binnenkort wellicht zelfs meer, aan defensie besteden.

Toch leidde de oorlog Oekraïne ook tot een stijging van de traditionele ontwikkelingssamenwerking, want in 2023 was het land plots goed voor 9% van de wereldwijde ontwikkelingssamenwerking. Veel van de hulp aan Oekraïne en Oekraïners wordt meegeteld als ontwikkelingssamenwerking.

Ook de verkiezingssuccessen van radicaal rechtse partijen spelen mee. Die partijen willen dat het ‘eigen volk eerst’ wordt bediend. Dat wil zeggen: minder migranten, maar tevens minder bijstand voor mensen in verre landen. Dat discours overtuigt een deel van de bevolking en geeft wind in de zeilen van wie wil snijden in ontwikkelingssamenwerking.

Uitdagingen, en dus ook investeringen, over nationale grenzen heen

Ontwikkelingssamenwerking is, zoals de geïnterviewden hierboven aangaven, een investering. En investeringen geven geen onmiddellijke, en soms ook niet altijd een zeer nauwkeurig vaststelbare, opbrengst. Het probleem is dat het in het huidige politieke en mediatieke klimaat moeilijk is om direct resultaat – meer geld, nu, voor de eigen mensen – af te wegen tegen meer kansen voor mensen nu in ontwikkelingslanden en voor meer stabiliteit voor ons later.

Het verhaal van die realiteit moet evenwel verteld worden, want de immense uitdagingen waar het over gaat, overstijgen de politique politicienne van nationale democratieën. Wat er in verre landen gebeurt, heeft meer dan ooit ook gevolgen voor ons.

Ter illustratie: twee van de belangrijkste uitdagingen vandaag in de wereld.

In ons buurcontinent, Afrika, komen elk jaar 30 miljoen mensen op de arbeidsmarkt. Dat leest u goed: élk jaar opnieuw gaan zoveel jonge Afrikanen op zoek naar werk en een inkomen. Als ze daarin niet slagen, kan dat aanleiding geven tot migratie en allerlei ongewenste evoluties: geweld, terreur, maatschappelijke ontwrichting, waarvan we ons in Europa niet moeten inbeelden dat we ons daar volledig kunnen van afsluiten.

De klimaatverandering is het tweede gigantische probleem waar diepgaande samenwerking tussen de rijke en de armere landen zich opdringt. Het klimaat is een globale uitdaging – de crisis stopt niet aan nationale grenzen – en de toename van de uitstoot van broeikasgassen situeert zich nu haast uitsluitend in de armere landen.

Tegen 2060 wordt Afrika bij ongewijzigd beleid wellicht de grootste uitstoter van broeikasgassen. Als we dus de uitstoot onder controle willen krijgen, moeten we noodzakelijke investeringen faciliteren in de armere en opkomende landen. Alleen vragen de geldmarkten gekke rentes voor investeringen in veel van die landen. Het resultaat van Bakoe – 300 miljard dollar in 2035 – is te weinig, te laat. Er is veel meer nodig, en sneller.

Keuze van partners

Er is een mondiaal groen marshallplan nodig om een continent als Afrika bij te staan in zijn energietransitie. Het continent heeft 39% van het mondiale potentieel van wind en zon en trekt slechts 2% van de investeringen aan. Ontwikkelingssamenwerking kan daaraan verhelpen, niet zozeer door zelf te investeren maar door de voorwaarden voor private investeringen te verbeteren.

De benodigde sommen overstijgen de traditionele ontwikkelingssamenwerking van de rijke landen. China investeert al jaren veel in Afrika, in het kader van het Belt and Road Initiative of daarbuiten. En het legt daarbij gaandeweg meer nadruk op groene investeringen. Turkije, Brazilië, India: allemaal willen ze aanwezig zijn op dé groeimarkt van de toekomst, met investeringen van diverse aard. Veel Afrikaanse landen en ontwikkelingslanden in het algemeen verheugen zich in de keuze van partners die ze tegenwoordig hebben.

De EU reageerde op het Chinese initiatief met de Global Gateway, dat meer Europese investeringen in het Globale Zuiden op gang wil brengen. In een recent rapport van de ngo’s Eurodad en Counterbalance worden vragen gesteld bij de mate waarin de Global Gateway Afrika helpt, dan wel de Europese bedrijven. Het roept inderdaad vragen op dat grote bedrijven in een adviesraad van de Global Gateway zetelen, terwijl het Europees Parlement enkel de rol van waarnemer heeft en de transparantie over de projecten van de Global Gateway tot nu toe te wensen over laat.

Al zijn gedeelde belangen daarom niet per se slecht: het is niet omdat Europese investeringen banen scheppen en zo bijdragen tot ontwikkeling, en dit ook afgeleide positieve gevolgen heeft voor de EU – zoals toegang tot kritische grondstoffen en dus strategische autonomie voor de EU of minder migratiedruk op termijn –, dat ze daarom minder waardevol zijn. Je kan je zelfs afvragen of een samenwerking met wederzijds voordeel in de huidige context geen steviger politieke en maatschappelijke basis biedt.

Natuurlijk zullen de meest fragiele ontwikkelingslanden weinig investeringen aantrekken: de risico’s en onzekerheid zijn er dikwijls zo groot dat alleen de politiek die kan overwinnen. De klassieke ontwikkelingssamenwerking blijft in zo’n omstandigheden een belangrijk instrument.

De facilitering van een massieve (groene) investeringsstroom is een gedeeld belang voor Afrika en de EU. Ontwikkelingssamenwerking kan daarin een belangrijke rol spelen. Regeringen die de ontwikkelingssamenwerking drastisch afbouwen houden geen rekening met de zeer grote uitdagingen die ook onze toekomst mee zullen bepalen.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in