Tien jaar na ISIS denken Iraakse soennieten aan wederopbouw
‘We kennen de waarde van ons thuisland en willen nooit meer weg’
© Eddy Van Wessel
© Eddy Van Wessel
De soennieten in Irak zijn een van de grootste slachtoffers van terreurgroep ISIS. Ze raakten ontheemd, leefden onder haar radicale bewind of werden vermoord. Vandaag kijken ze voorbij dat slachtofferschap en eisen ze hun aandeel op.
Vanaf de pas herstelde sluis in Ramadi springen jongens om het verst in de Eufraat. Tien jaar nadat een derde van Irak in de handen was gevallen van de terreurgroep ISIS, is er in deze Iraakse stad, zo’n 100 kilometer ten westen van Bagdad, nog maar weinig dat aan die catastrofe herinnert. De bijna honderd bruggen en fly-overs zijn hersteld, de overgrote meerderheid van de in puin geschoten huizen herbouwd. Maar vooral: Ramadi is open for business én blij met bezoek van buitenaf.
Kinderen drommen al snel om de buitenlandse bezoekers heen. Die komen hier bijna niet. Eerst niet vanwege dictator Saddam Hoessein, die in conflict was geraakt met het Westen. Na diens val in 2003 evenmin, omdat de provincie Anbar en haar hoofdstad Ramadi het centrum werden van het verzet tegen de Amerikaanse bezetters. Maar vandaag, nu de stad ook bevrijd is van ISIS (Daesh voor de Irakezen) en herbouwd, is het er eindelijk veilig.
‘Jarenlang kende deze regio vrijwel geen ontwikkeling’, zegt Sameeah Mohammed Khaleefah (55), lid van het Iraakse parlement in Bagdad en afkomstig uit Anbar. Ze arriveert met haar secretaris en bodyguards bij een van de sjeiks in Ramadi, met hoofddoek en op plateauschoenen onder haar zwarte pantalon en knielang jasje. In de schaduw van de ontvangstruimte in de tuin van de sjeik vertelt ze over haar ervaringen. Kleine bekertjes sterke Arabische koffie worden geserveerd, gevolgd door glaasjes zoete thee en een lunch waarbij de vis, het vlees en de rijst hoog opgetast zijn. Gastvrijheid staat voorop in Ramadi.
Het spoor van vernieling dat ISIS achterliet is nog duidelijk zichtbaar in Ramadi, de hoofdstad van de Iraakse provincie Anbar.
© Eddy Van Wessel
‘De verkeerde democratie’
Iraakse soennieten maken de overgrote meerderheid uit in de provincie Anbar. Tijdens het bewind van Saddam Hoessein hadden ze de touwtjes in de politiek in handen. Maar na de Amerikaanse invasie van Irak, in 2003, raakten ze de macht kwijt. Nationaal zijn de sjiieten inmiddels in de meerderheid. Omdat soennieten in 2005 uit protest tegen het nieuwe politieke systeem de verkiezingen boycotten, stonden ze jarenlang buitenspel. Het gebrek aan zeggenschap leidde tot frustratie, steun voor radicale groepen en uiteindelijk ISIS.
Daar is iedereen inmiddels wel van teruggekomen. Ook de gastheer, sjeik Abdulhadi al-Dulaimi, die officier was in Hoesseins leger en zich na diens val aansloot bij het verzet tegen de Amerikanen. Toen Al Qaida en later ISIS dat verzet overnamen, stapte hij eruit. Tijdens de ISIS-bezetting van Ramadi, in 2014, nam ISIS zijn huis in gebruik. Toen hij terugkwam van zijn vlucht naar Bagdad bleek het grotendeels verwoest.
Net zoals sjeik al-Dulaimi ontvluchtte een groot deel van de bevolking de door ISIS bezette soennitische steden. ‘Nu kennen we de waarde van ons thuisland en willen we nooit meer weg’, zegt Khaleefah. Dat besef leidde tot een opmerkelijke ommekeer in de soennitische gebieden, menen Khaleefah en de sjeik.
In Iraaks Koerdistan en Bagdad zagen de ontheemden de modernisering die Anbar niet had bereikt, omdat de regio vooral naar binnen gericht geweest was. Na hun terugkeer kopieerden de bewoners niet alleen de groene middenbermen, winkelcentra en bouwstijlen, maar ook de grotere sociale vrijheid. ‘Nu wonen hier twee soorten vrouwen,’ zegt Khaleefah: ‘de nieuwe, moderne vrouwen, die naar buiten gaan en hun kinderen naar de opvang sturen, en de anderen, die achterbleven en radicaler werden.’
Hoewel Khaleefah zich met haar vijftien jaar parlementservaring toch ook heeft vrijgevochten, vindt ze de oude tradities beter. ‘Dat is onze cultuur niet’, zegt ze over de moderne vrouwen. Sjeik al-Dulaimi denkt er anders over. Twee van zijn dochters werken als medisch laborante. ‘Vroeger moesten de verpleegsters uit Bagdad komen. De hele samenleving profiteert hiervan.’
Volgens de vicegouverneur van Anbar, sjeik Yasser Rashid Muhanna al-Awany (54), hebben de bezetting en aftocht van ISIS nog veel grotere gevolgen. Iraakse soennieten die na het verliezen van hun macht in een slachtofferrol zijn geschoten, beginnen zich daar nu aan te ontworstelen.
Na al die jaren is er de actieve wil om te herbouwen, stelt hij. Hij gaat daar zelf erg ver in: ‘Als we succesvol willen zijn, moeten we meer worden zoals jullie in het Westen.’ Daarbij schuift hij Khaleefahs veelgehoorde argument, dat het Westen Irakezen zijn cultuur probeert op te leggen, terzijde.
Er moeten zaken worden gedaan. Daar ligt de toekomst. En dat gebeurt onder het leiderschap van Anbars eigen sterke man, Mohammed Halbousi, die vijf jaar voorzitter was van het Iraakse parlement. Zowel sjeik al-Awany als Khaleefah is verbonden aan diens Takadum-partij (Vooruitgang).
Halbousi zorgde ervoor dat er in Bagdad geld vrijkwam voor de wederopbouw van Anbar. ‘Zijn politieke leiderschap maakt het grote verschil’, zegt sjeik al-Awany trots. ‘Ja, er is sprake van corruptie. Maar die is er in heel Irak, en anders dan in de sjiitische provincies gebeurt hier tenminste iets. Hoewel de sjiitische gebieden niets te lijden hadden van ISIS, liggen ze op ons achter.’ ’s Ochtends had de sjeik nog samen met de Japanse ambassadeur een autofabriek voor Toyota geopend. Kom daar maar eens om in het sjiitische zuiden.
Amerikaanse aanwezigheid
Wie bij de sjeik binnenloopt, moet eerst langs zijn divan, een binnenplaats waar mannen in witte gewaden en met geblokte doeken over hun hoofden gedrapeerd op plastic stoeltjes aan de thee zitten. Zelf draagt hij ook een witte mannenjurk. Hij ontvangt de media in een kamertje waar behalve de Iraakse vlag en de oranje-witte van de Takadum-partij hangen ook een industriële stofzuiger staat. Zijn zoontje Amar komt handjes geven aan de aanwezigen, die langs de muren op banken zitten en met wie de sjeik tijdens het interview steeds onderonsjes heeft.
‘We hebben geen problemen met de VS, maar wel met Iran.’Sameeah Mohammed Khaleefah, Iraaks parlementslid
Hij vertelt hoe zijn leider Mohammed Halbousi in Bagdad in aanvaring kwam met de sjiitische meerderheid, wat hem zijn parlementsvoorzitterschap kostte. Halbousi weigerde een motie te steunen die opriep tot het onmiddellijke vertrek van alle Amerikaanse troepen uit Irak. De VS hebben nog zo’n 2500 soldaten in het land met trainings- en adviserende functies. ‘We willen dat ze blijven,’ legt de sjeik uit. Volmondig geeft hij toe dat dit een draai van 180 graden betekent na het jarenlange gewapende verzet tegen de Amerikaanse aanwezigheid. ‘We hebben geen andere keus.’
‘Ze moeten ons beschermen tegen Iran’, zegt parlementslid Khaleefah over de Amerikanen. Want de sjiitische meerderheid in de huidige regering staat onder controle van Teheran. ‘We hebben geen problemen met de VS, maar wel met Iran.’ Zelf kunnen Iraakse soennieten weinig doen tegen de Iraanse invloed en de gevolgen daarvan. ‘We wachten op hulp van de Amerikanen.’
Ze somt enkele problemen op die zij toeschrijft aan de inmenging van het sjiitische Iran. ‘Bagdad gebruikt ISIS tegen ons. Het beweert dat onze regio niet stabiel is, dat ISIS terug zou zijn.’ Volgens een vijfpuntenakkoord, dat voor de soennieten de basis vormde om mee in een regering te stappen, zouden de sjiitische milities die tegen ISIS vochten zich terugtrekken uit soennitische steden. Maar dat is vooralsnog niet gebeurd. Alleen in en rondom Ramadi hebben ze geen militaire posten. Daar zitten politie en leger, en is het veilig. Maar in het westen van Anbar, waar ze wel aanwezig zijn, is het onrustig. Volgens Khaleefah is dat juist vanwege die aanwezigheid.
Een ander belangrijk punt is de “de-Baathificatie”, wat inhoudt dat oud-leden van Saddam Hoesseins Baath-partij geen belangrijke (regerings)functies mogen uitoefenen. De regeling wordt eigenlijk alleen voor soennieten gebruikt, sjiitische oud-leden van de partij mogen wel aan het werk. Khaleefah spreekt dan ook veeleer van “de-soennificatie”. De benoeming van een soennitische opvolger voor het soennitische parlementslid Mohammed Halbousi dreigt erop te stranden. ‘De sjiieten stelen ons parlementsvoorzitterschap’, klaagt Khaleefah.
Het heeft ook als gevolg dat onder de nieuwe rekruten voor het leger en de veiligheidstroepen geen soennieten zitten. Daarmee hangt ook de afspraak in het luchtledige dat soennieten die vastzitten wegens hun verzet tegen de Amerikanen zouden vrijkomen of in ieder geval berecht worden. Veel van de 50.000 soennieten die tussen 2003 en 2010 opgepakt zijn, zitten al twintig jaar vast zonder enige vorm van proces. Velen zouden onschuldig zijn. De kwestie is dringend, omdat executie dreigt.
De afgelopen maanden zijn meer dan 500 van hen terechtgesteld, aldus Khaleefah.
Vicegouverneur Sjeik al-Awany toont zich strijdlustig. Voor hem is een soennitische revolutie – het concept waarmee ISIS aanvankelijk zoveel soennieten aan zich bond – nog niet uitgesloten. ‘Een levende natie moet altijd klaar zijn om in opstand te komen’, zegt hij, daarbij verwijzend naar de Franse Revolutie. Al voegt hij er meteen aan toe dat de soennieten door de catastrofe van ISIS nu alleen nog in vrede willen leven. Voorlopig, zegt hij, want ‘de sjiieten hebben een fobie voor ons. Omdat wij, soennieten, het land succesvol hebben geregeerd, terwijl zij nu alleen maar falen.’
De lange muur bij de begraafplaats in Haditha hangt vol met foto’s van inwoners die zijn gesneuveld in de strijd tegen ISIS.
© Eddy Van Wessel
De doorn in ISIS’ trots
De lange muur bij de begraafplaats in Haditha hangt vol met foto’s van martelaren, inwoners die in de strijd tegen ISIS zijn omgekomen. Eind 2014 belegerde de terreurgroep een jaar en negen maanden lang deze soennitische stad, gelegen op een eiland in de Eufraat. Een groep van zo’n vijftien inwoners besloot tot verzet en bouwde een wal om de radicale aanvallers buiten te houden, vertelt burgemeester Salam Lazem Ferhud (47).
Al snel vormde het stadje een eiland in bezet gebied, wat ISIS alleen maar vastberadener maakte om het te veroveren. ‘We waren een doorn in hun trots.’
Makkelijk was dat niet. ‘We aten gras en alles wat eetbaar was’, zegt Ferhud. Net zoals de meeste van zijn burgers maakte hij het beleg zelf mee. Slechts zo’n 15 procent (van de 105.000 inwoners) vertrok. Wie bleef, deed mee aan het verzet, zegt Ferhud. De ontwikkelingen die elders volgden op de val van ISIS en de terugkeer van ontheemden bleven in Haditha uit. ‘Belangrijk is dat we de mythe dat ISIS niet te verslaan was onderuithaalden,’ zegt de burgemeester. ‘Dat heeft het zelfvertrouwen en de samenhang in de stad vergroot.’
Het creëerde ook een grote verhalentrommel, verteld door overlevende helden. Zoals Sjeik Daham Hoessein Dmeather (61), een van de initiatiefnemers van het verzet. ‘We geloven dat Irak één is’, zegt hij in de ontvangstkamer van zijn huis. ‘ISIS kwam om te verdelen, doden en plunderen.’ De hele familie was het ermee eens dat hij zou vechten. ‘Ze wisten hoe gevaarlijk het was. We deden het voor onze kleinkinderen.’
Een medaille kreeg hij niet. ‘Als de premier echt zou begrijpen wat we gedaan hebben, kwam er voor ons een standbeeld,’ zegt de sjeik. En ondertussen blijft hij wekelijks naar de woestijn gaan om ISIS-infiltranten te pakken. ‘Ze zijn er nog. Ze leggen nog steeds bermbommen en een paar weken geleden hebben we nog een van hun leiders gedood.’
Burgemeester Ferhud zegt: ‘We hebben ISIS militair wel verslagen, maar voor om de ideologie uit te roeien hebben we nog jaren nodig.’ Hij wijst erop dat de groep voortkomt uit wraakgevoelens nadat de Amerikanen het Iraakse leger hadden opgeheven. En dat het verzoeningsproces van bijvoorbeeld Zuid-Afrika na de apartheid, in Irak nooit is ingezet. ‘Bij ons leidt wraak weer tot nieuwe wraak.’
Deze reportage werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.