De maand van Layla El-Dekmak
“‘Hoe kan je het einde vieren van iets dat nooit had mogen starten?’
Er is een staakt-het-vuren in Libanon, maar voor MO*columniste Layla El-Dekmak valt er weinig te vieren. Nu het licht in de ogen van haar vader is verdwenen, moet ze op zoek naar een nieuw baken van hoop. ‘Zijn hoop is nu dood, maar heeft wel geleefd en leeft nu in mij. Onze ouders schiepen schoonheid uit gruwel en dat zullen wij blijven doen. Dat verdwijnt niet met ons, niet door ons.’
Meestal kan ik in een column zoals deze een helder verhaal vertellen, met een duidelijke narratieve bocht. Maar niet nu. Niet vandaag.
Er is een staakt-het-vuren in Libanon. Ze spreken over zestig dagen. Over een fragiele overeenkomst. Het lijkt iets om te vieren, alsof er iets voorbij is. Maar ik scheur in twee. Er is een kant die huilt van blijdschap omdat het eindelijk gedaan is. En een kant die roept dat er niets is om te vieren, dat niets van dit alles voorbij is.
Meer dan twee maanden regen de donkerste dagen en nachten zich aaneen. Van het zuiden over onze hoofdstad Beiroet tot in het noorden, overal vonden bombardementen en vernieling plaats. Het signaal dat Israël gaf: nergens ben je veilig. De dood lonkt elke minuut, achter elke hoek. Voor families die denken te slapen in veiligheid in de donkere nacht. Voor vissers die uitvaren in de vroege ochtend. In ziekenhuizen en bij scholen.
Het graf van mijn grootvader is een gapende wonde van puin. Zelfs onze doden zijn niet veilig.
Volledige Libanese families zijn weggerukt. Allemaal vermoord door Israël. Weg uit ons bevolkingsregister. Nu enkel nog te vinden op begraafplaatsen. Die werden trouwens ook gebombardeerd door Israël. De begraafplaats waar mijn grootvader ligt, is vernield. Zijn graf is een gapende wonde van puin. Zelfs onze doden zijn niet veilig. Het maakt niet uit hoe klein en dagdagelijks of hoe groot en legendarisch iets is. Niets is veilig.
Ook Tyre niet, één van de oudste havensteden ter wereld en dé plek waar de fundamenten zijn gelegd voor de klassieke westerse beschaving. Het is de stad waar prinses Europa werd geboren, de mythologische prinses die door Zeus werd ontvoerd naar Kreta en waar Europa zijn naam aan dankt. De adembenemende 5000 jaar oude stad is UNESCO-werelderfgoed.
Deze legendarische stad bloedt nu puin. Genadeloos boorden bommen zich in jarenlang gekoesterd erfgoed. Hetzelfde gebeurde in Baalbek, waar één van de allerbest bewaard gebleven Romeinse tempels ter wereld staat, en de funderingen van een nog veel oudere geschiedenis. Haar pilaren zijn een herinnering aan Libanons statige trots, kracht en schoonheid. Maar rond de tempels is al het menselijk leven onttrokken. Iedereen moest er evacueren. De tempels van Baalbek stonden er eenzaam tussen al die vernieling.
Welk recht geldt nog voor Israël?
Een apartheidsstaat die nog geen tachtig jaar bestaat, annihileert duizenden jaren aan cultuur. Als je niet kan hebben wat de ander heeft, verniel het dan.
Waarom zou ik meer empathie krijgen voor de vernieling van UNESCO-werelderfgoed dan voor een dorp waar wordt gezocht naar lichaamsdelen van kinderen onder het puin?
Terwijl ik dit schrijf, ervaar ik zoveel woede. Ik zou de historische waarde van deze gebouwen niet onder de aandacht moeten brengen. Waarom zou ik ervoor moeten pleiten om deze vernieling tegen te houden? Waarom zou ik moeten smeken om iets niet te bombarderen?
Die absurditeit grijpt me bij de keel. Want waarom zou ik meer empathie krijgen voor UNESCO-werelderfgoed dan voor een dorp waar menselijk leven hoort te zijn en waar nu wordt gezocht naar lichaamsdelen van kinderen onder het puin? Sinds september werden al meer dan 230 kinderen in Libanon vermoord door Israël.
Elke dag zie ik beelden van verscheurde ledematen. Delen van lichamen zoals dat van mij. Ze lijken op mij. Ze doen wat ik doe. Journalisten worden in Libanon doelgericht vermoord. In één nacht zelfs drie. Ze dachten dat ze veilig waren, want ze hadden hun locatie, volgens het protocol, doorgegeven aan de aanwezige VN-troepen. Die speelden de informatie op hun beurt door aan Israël. Nu blijkt dat Israël deze informatie bewust gebruikte om ze te vermoorden. Wat voordien een veiligheidsmechanisme was, veranderde Israël in een moordstrategie. Juridische experten spreken over een mogelijke oorlogsmisdaad.
Uit onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie blijkt dat er in Libanon proportioneel meer zorgpersoneel en patiënten zijn vermoord sinds 7 oktober 2024 dan in eender welk conflict ter wereld. Meer zelfs dan in Gaza of Oekraïne. Ziekenhuizen werden geviseerd en moesten sluiten. Ook werden financiële instellingen, openbare voorzieningen en VN-kantoren gebombardeerd, wat illegaal is en een inbreuk op internationaal recht.
Maar daar stopt het niet. Israël gebruikt ook witte fosfor in Libanon, zelfs bij een aanval op een VN-basis waarbij niet alleen burgers maar ook VN-veiligheidstroepen werden verwond. Om nog maar te zwijgen over de schade die witte fosfor toebrengt aan de natuur en het gif dat het daar nog jarenlang nalaat.
Het gebruik van witte fosfor is een oorlogsmisdaad. En welk land durft het aan de VN rechtstreeks aan te vallen? Maar wat maakt het uit? Want welk recht geldt nog voor Israël?
Europese stilte
De gruwel is niet plots gestopt. Meer dan 3700 mensen werden vermoord. Meer dan 15.500 verwond. Meer dan 40 dorpen zijn volledig verwoest, totaal van de kaart geveegd. 1,4 miljoen mensen moesten hun huis verlaten en sloegen op de vlucht.
Wat in Libanon gebeurde, kon enkel plaatsvinden omdat Israël alles deed wat het al meer dan een jaar ongestoord kan en mag doen in Gaza.
Gewonden moeten nu herstellen. Sommigen zijn getekend voor het leven. Sommigen zullen het niet halen. Herstellingen en de heropbouw gaan miljarden kosten. Geld dat Libanon niet heeft. Israël weet dat maar al te goed. Deze gruwel had het doel om zo’n grote destructie aan te richten dat het nog jarenlang blijft nazinderen. Als dit een overwinning is, hoe ziet verlies er dan uit?
Wat in Libanon gebeurde, kon enkel plaatsvinden omdat Israël alles deed wat het al meer dan een jaar ongestoord kan en mag doen in Gaza. En hier, in Europa, blijft het stil. Gigantische mensenmassa’s kwamen hier het afgelopen jaar op straat, op de plek waar mensenrechten zogezegd tellen, waar internationaal recht zou bestaan en waar ‘nooit meer’ een begrip met waarde zou moeten zijn. En toch blijft het stil. Tyre, de stad waar de naam van het Europese continent geboren werd, ligt op sterven en Europa zwijgt in alle talen. Schaam je, Europa!
Het onderwijs over de Tweede Wereldoorlog kent een groot gebrek: we kregen maar een beperkt begrip mee van hoe een genocide eruit ziet. Het gaat niet alleen over gaskamers in Polen of Duitsland, over hoe Joden vreselijk vervoerd werden in treinen, over de gruwel van die beelden of over medische experimenten. Het gaat ook niet alleen over de miljoenen die stierven in de Holocaust, maar ook over de ontelbare slachtoffers die stierven door ontbering, koude, honger en ziekten.
Het is terecht dat we hierover worden onderwezen en dat gezegd wordt dat dit nooit meer mag gebeuren. Maar ons onderwijs is gefaald omdat het ons niet aanleerde hoe genocides te herkennen in al zijn vormen van totale ontmenselijking. En het faalde ook in het aanleren om te handelen voor het te laat is.
‘Wij hebben niemand’
Mijn vader maakte al meer oorlogen mee dan een mensenleven zou mogen bevatten. Zijn dromen als jongeman moest hij opbergen. Hij verloor vrienden, familie, geliefden en huizen die een thuis waren. Hij vluchtte. Overal waar hij kwam was hij een vreemde.
Na jaren keerde hij terug naar Beiroet en besloot nooit meer te vertrekken. Een belofte die hij hield, ook in 2006, toen er opnieuw een oorlog met Israël uitbrak. Zijn dochters en zijn vrouw stuurde hij naar Jordanië, naar veiligheid. Hij bleef. Trots en optimistisch. Hij zou Libanon nooit opgeven. Zijn thuis, voor altijd. Hij voorzag me van moed, van eergevoel. Zijn geloof was het baken waarop ik mijn leven kon bouwen.
En toen kwam september 2024. Met ontploffende biepers, terreur en bombardementen. Zijn land lag wederom in ruïnes, zoveel vrienden en familie sloegen op de vlucht. En dan vielen de stukken voor mijn vader helemaal uiteen. In de nacht van 11 oktober pleegde Israël een nieuwe aanslag in Beiroet. Drie bombardementen midden in een dichtbevolkte wijk waar ook zijn broer en zus met hun gezinnen wonen. Pas na uren vissen naar nieuws kwam het verlossende telefoontje dat zij ok waren.
Maar ons geluk was niet dat van iedereen. We werden overspoeld met berichten van mensen die familie zochten. Vermist, niet op tijd geëvacueerd. Op de plek waar we vroeger samenkwamen om met de familie te dansen in de living zagen we nu een vuurzee en hele appartementsgebouwen die herleid waren tot stof. Onder dat stof stukken van kinderen, van ouders, van broers en van grootouders. Ik vind de woorden niet om die pijn te beschrijven.
Wat ik dacht dat nooit zou gebeuren, gebeurde die nacht: mijn vader brak. De man die altijd zei dat het goed komt, want ‘wij Libanezen zijn sterk’, die man zag opeens overal vernieling en dood. ‘Het gaat slecht, heel slecht’, zei hij met trillende stem. Voor mijn baken, de man die altijd hoopvol bleef, ging het licht uit. ‘Binnenkort zal Libanon niet meer bestaan. We kregen nieuwe buren en zij willen de nieuwe eigenaars worden. De wereld staat aan hun kant. Wij hebben niemand.’
Als mijn vader het niet meer zag, hoe kan ik het dan nog zien?
In tijden van wanhoop wordt dat wel vaker gezegd in Libanon, maar het was de eerste keer dat ik mijn vader het hoorde zeggen. En ik kan hem geen ongelijk geven. Palestijnen en Libanezen werden in de steek gelaten.
Voor mij, zijn dochter, had hij nog een pleidooi: ‘Laten we onze resterende tijd nog normaal proberen doorbrengen. Geen gepraat meer over politiek. Zegen me in plaats daarvan met je glimlach, met je vrolijkheid habibti.'’
‘Natuurlijk baba, geen gepraat meer over politiek!’, hield ik me sterk. Want hoe antwoord je anders als dochter? Ik vertelde over een boek dat ik wilde lezen, over de zoete mango die ik at. We delen een liefde voor fruit. We namen afscheid. Hij hing op en ik liet mijn tranen de vrije loop. Was dit mijn vader? Mijn wereld stond op zijn kop, ingestort samen met die appartementsgebouwen, het internationaal recht en alle bijhorende instellingen. Als mijn vader het niet meer zag, hoe kan ik het dan nog zien? Ik probeerde te wroeten in het stof van een leven zonder baken. Wat was deze nieuwe realiteit?
Zijn geloof dat mij 37 jaar lang leidde, was op. Mijn leven had me op veel voorbereid, maar niet op dit. Ik dacht terug aan de vader die ik kende. Aan alles wat hier aan vooraf was gegaan. Al zijn orakels op het terras terwijl ik Bonjus (een Libanees merk van fruitsap, red.) dronk. Ik wou wegzakken in dezelfde duisternis die hij alleen nog maar zag.
Maar toch weerklonk een echo, die van zijn geloof. Ook al was die nu dood, zijn hoop had wel geleefd. En dat wat heeft geleefd, bestaat nog steeds. Misschien niet meer in hem, maar nu in mij. Het is de natuurlijke wet dat het kind ooit de ouder moet dragen. Dus draag ik ons geloof, hopelijk maar voor even, als het moet voor altijd.
In dat nieuwe besef kijk ik met een nieuwe blik rond me. Ik herken de blik in de ogen van mijn generatiegenoten. Gesterkt door de overlevering van hun ouders zijn zij het, de kinderen die nu volwassen zijn, die nu de initiatieven trekken, inzamelacties organiseren, matrassen uitdelen en puin ruimen.
Er zit determinatie in hun gebaren, ijverige handen en vinnige taal. We herkennen onszelf en onze ouders in elkaars ogen. Onze ouders schiepen schoonheid uit gruwel en dat zullen wij blijven doen. Dat verdwijnt niet met ons, niet door ons. Wij zijn het volk van de bouwers en heropbouwers. Telkens opnieuw. We hebben niemand, behalve onszelf, onze moed en onze liefde voor ons land. Daarmee hielden we stand en dat zullen we doen tot in het oneindige in de duisternis.
Wereld vol onrecht
Terwijl Israël op 26 november over een mogelijk staakt-het-vuren sprak en proclameerde te gaan praten over vrede, voerde het de gruwelijkste bombardementen sinds de start van de oorlog in Libanon uit. Precisiebombardementen in ons geliefde Beiroet, in wijken waar mensen wonen en leven. Ook hier lonkte de dood, zo dichtbij dat we allemaal zijn kille doodsadem voelden. Mensen vluchtten te voet. De paniek was enorm.
Voordat Israël spreekt van “vrede” brengt het eerst absolute horror.
Het deed denken aan 2006 toen Israël zijn bombardementen tot ongekende hoogtes dreef in de laatste tien minuten voor het ingaan van het staakt-het-vuren. Zoveel mogelijk vernieling en dood brengen wanneer het nog kan. Voordat Israël spreekt van “vrede” brengt het eerst absolute horror.
Nu is de oorlog zogezegd gedaan. Eindelijk even tijd om te rouwen. Sommigen hebben niets om naar terug te keren. Of niemand om naar terug te keren. Geliefden zijn er voor eeuwig weggerukt. In de oren van de Libanezen zoemen de oorlogsdrones nog na.
De wereld zegt me te vieren. Ik vier dat Israël er niet in slaagde om zelfs maar een vierkante meter van Libanon in te nemen, dat het niet lukte om onze geest te doden. Ik vier dat er geen dagelijkse bombardementen meer zullen zijn, dat mensen kunnen terugkeren. Maar tegelijk heb ik niets te vieren. Hoe kan je het einde vieren van iets dat nooit had mogen starten?
Zo lang de gruwel van Israël niet gestopt wordt is er geen veiligheid. Ik verloor mijn baken. De prijs van de oorlog was het licht in mijn vaders ogen. Anderen betaalden een veel hogere prijs. Imperialistische grootmachten die onze vernieling sponsorden, willen nu meer voet aan de grond in Libanon. De bommen die ons doodden zijn betaald door Amerika, en net dat land wil nu troepen sturen om ons zogezegd ‘te beschermen’.
Ik snap de wereld niet meer. Dit is geen helder verhaal. Niets is nog zoals het was. Voor geen enkele Libanees. Ik ben een dochter, een kind. Van mijn vader en van oorlog. Ik ben maar een van de velen. Mijn hart gaat uit naar alle Libanese ouders, alle kinderen, alle geliefden die elke dag in deze nieuwe realiteit proberen te navigeren. Ik wens iedereen een baken toe. Ik hoop dat het verlichting brengt en rechtvaardigheid in deze wereld vol onrecht. Mijn steun gaat naar de Palestijnen. Deze steun heeft ons veel gekost, maar staat nog steeds overeind.
Ik sterk mijn rug als de pilaren van Baalbek. Dit alles is mijn nieuwe realiteit. Die van gisteren en van morgen. Ik ben blij dat er eindelijk een staakt-het-vuren is, maar durf niet meer hopen. Er is geen zekerheid. Geen enkel recht beschermde ons de afgelopen twee maanden of zal ons beschermen tijdens of na deze komende zestig dagen.
Maar niets van dat alles zeg ik tegen jou, baba. Vandaag scheen de zon hier even. Heb ik je al over de lekkere bloedappelsien van vanmorgen verteld? Je zou hem heerlijk gevonden hebben. Welk fruit heb jij vandaag gegeten? Heb ik je vandaag al verteld dat ik je graag zie?
Lees ook
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier inNiets missen?
Abonneer je op (één van) onze nieuwsbrieven.