Frans Wuytack: ‘De grootste kunst is van de mensen te houden’

Interview

Portret van een 90-jarige kunstenaar en activist

Frans Wuytack: ‘De grootste kunst is van de mensen te houden’

Eind september wordt Frans Wuytack negentig, maar in gedachten blijft hij twintig en staat hij op de barricaden. Een portret van Vlaanderens pater revolutionaris, de man van vele opstanden én de passionele vredesactivist. De doener die ook een ziener is. De kunstenaar die creëert waarin hij gelooft.

Het is een van de warmste dagen van deze zomer en dus zet Leen het tafeltje en de stoelen klaar achter in de tuin, onder de grote eikenboom. Er gaat een wit tafelkleedje met rode bollen over, thee, koffie, vers geplukte frambozen en fairtrade quinoakoekjes staan klaar. De revolutie begint met gezelligheid en gastvrijheid.

Doorheen het hele gesprek ruist het waaien van de wind – en wat de wind wil, zullen wij nooit weten, schreef Adriaan Roland Holst, die andere opstandige dichter.

Frans heeft nog maar net een rib gebroken en is dus niet in de beste fysieke staat. Maar eenmaal ik zit, heb ik zelfs niet de tijd om het opnameapparaat aan te zetten vooraleer hij van wal steekt met de vaststelling dat handen centraal staan in zijn beeldend werk. En dat iedereen die in Gent de tentoonstelling De terugkeer van de mens bezoekt, dat wel zal merken.

Daarmee is meteen de toon gezet. We zullen geen gesprek voeren om zijn boeiende biografie na te lopen – zijn kinderen beschreven en verfilmden dat leven al in het boek en de gelijknamige documentaire Persona non grata. We volgen integendeel het motto van Carl Jung, dat Wuytack een paar keer herhaalt: ‘Verbeelding en intuïtie leiden tot inzicht.'

De bronzen handen van Frans Wuytack zijn vaak krampachtig. ‘Alsof ze zich vastgrijpen aan de tralies rond ons bestaan.'

Handen die elkaar vinden

Handen vormen ook de rode draad door ons gesprek, want altijd keert Frans Wuytack ernaar terug. Telkens om er nieuwe dingen over te zeggen. Als ik vraag welk verhaal hij wilt vertellen met zijn leven en door zijn werk, antwoordt hij: ‘Het verhaal van elke mens, het verhaal van ontmoeting, van handen die elkaar vinden. Ontmoeting die resulteert in samenwerking en in het bouwen van een gedeeld perspectief.’

Wie daarmee zou denken dat Wuytack een voorliefde heeft voor zachte of strelende handen, vergist zich. Zijn bronzen handen zijn vaak krampachtig. ‘Alsof ze zich vastgrijpen aan de tralies rond ons bestaan’, verduidelijkt hij.

'Ik geloof dat de hersenen beginnen in de vingertoppen en eindigen in de kronkelingen van de hersenen.'

‘Een van de werken in de tentoonstelling in Gent is een boog van aan elkaar gelaste obussen – Duitse en Engelse uit de Tweede Wereldoorlog, maar ook uit andere delen van de wereld – die eindigt in een kinderhoofd. Men bombardeert de toekomst kapot. Daar tegenover staat een beeld van twee handen die een geweer breken. Altijd weer die handen, omdat we opnieuw moeten leren voelen. Medevoelen.'

'In mijn werk vind je geen vlaggen of grenzen, maar handen: die hebben we allemaal, ongeacht kleur of afkomst. Ik geloof dat de hersenen beginnen in de vingertoppen en eindigen in de kronkelingen van de hersenen. Ook Jean-Paul Sartre stelt: "Wat het verstand is voor de taal, dat zijn de handen voor het gevoel." Het is met de handen dat mensen groeien en dat ze de wereld vormgeven.'

De echte helden

Frans Wuytack verwoordt zijn overtuigingen vaak met citaten van kunstenaars en filosofen. Een van zijn favoriete citaten komt van de Franse filosoof Louis Althusser: dat de mens zich onderscheidt van het dier doordat hij een verhaal heeft. ‘Dat betekent ook’, verduidelijkt hij, ‘dat elk leven dat zich niet kan ontwikkelen tot een verhaal verloren gaat.'

'Maar het roept meteen ook de vraag op,' vervolgt de kunstenaar, 'welk verhaal vandaag de wereld domineert. Het valse verhaal van fake news? Het polariserende verhaal dat door machthebbers gebruikt wordt om de ene mens tegen de andere op te zetten? Of het echte, menselijke verhaal dat op contact gebouwd wordt? Het verhaal van de bevelhebbers en de helden die gestreden hebben, of maken we ook plaats voor het verhaal van degenen die geweigerd hebben te schieten? Wie zijn de echte helden?’

Niets bezitten, en dat delen

De vragen over oorlog, verzet en helden leiden ons toch naar de eerste emotionele herinnering van Frans Wuytack. Die dateert uit 1940, toen de zesjarige Frans samen met zijn moeder en familie moest vluchten uit Sint-Niklaas omdat het Duitse leger de stad bombardeerde. ‘Iedereen vluchtte, en in die vlucht was iedereen één. Iedereen had hetzelfde doel: het leven redden. Iedereen was op de vlucht, weg uit de haat.’

Voor Wuytack loopt er een rechte lijn tussen dat gevoel uit de Tweede Wereldoorlog en de zoektocht naar leven en menselijkheid van de clochards in Parijs, waarmee hij als adolescent in de jaren 1950 werkte, en vooral ook naar de sloppenwijken van Venezuela waar hij als priester begon te werken in 1966.

'Materieel bezit betekent niets tegenover de kracht binnen in de mens die we krijgen van anderen.'

Als ik vraag wat hem vooral is bijgebleven uit de periode in die barrio’s, laat hij eerst even de wind antwoorden. En dan: ‘De inzet van de ene mens voor de andere. Niemand bezat iets en toch werd er gedeeld. Dat heeft mij de ogen geopend. Materieel bezit betekent niets tegenover de kracht binnen in de mens die we krijgen van anderen: van mijn moeder die me leerde lopen, van mijn onderwijzer die me leerde lezen. Dat is de essentie: mens word je door te ontvangen, en vervolgens kan je daar zelf iets aan toevoegen.’

Ik werp tegen dat hij de werkelijkheid van de sloppenwijk wel heel rooskleurig voorstelt. Onder armen is er niet enkel samenwerking maar ook geweld, toch? Misschien zegt zijn antwoord meer over de jonge Frans, die in elke mens het goede wou zien, dan over de sloppenwijk? ‘Toen ik naar Venezuela ging, wou ik zijn zoals de mensen waar ik bij terechtkwam. Ik wou niet in de relatieve welstand van de pastorij leven, maar ging in een krot tussen de mensen wonen. Ik was tenslotte de zoon van een nachtarbeider en de kleinzoon van een dokwerker.’

‘En ja, na een paar dagen verdween het armzalige bed waarin ik sliep. Maar ik kon net zo goed op een plank slapen, dus ik liet me niet verleiden tot negatieve gevoelens over de armen, ook al liggen die op zo’n moment op de loer. Een week later stond mijn bed er terug, maar met een nieuw laagje verf.’ Het is een les, zegt hij, voor iedereen die meteen begint af te geven op de ander, en vooral op de armen of kwetsbaren. 

Solidariteit of verzet?

De solidariteit onder de armen, en daarvoor onder de arbeiders, inspireerde Frans Wuytack. Maar wat betekent solidariteit voor ons, welvarende en veilige westerlingen? Hoe kunnen wij echt solidair zijn met mensen die letterlijk moeten vechten voor hun waardigheid en hun leven?

‘Solidariteit is op de eerste plaats een poging om in het vel van de andere te kruipen’, reageert hij. ‘Zijn of haar lijden voelen en delen. Maar je moet ook het verlangen en de betrachtingen van de ander delen.’

‘We spreken vaak over solidariteit terwijl het onrecht waartegen mensen vechten ons leven niet echt raakt of verandert. Het glijdt van ons af als water van een paraplu. Vroeger was dat omdat solidariteit beperkt werd tot caritatieve aalmoezen. Vandaag vullen we solidariteit gelukkig meer politiek in, maar dat mag niet leiden tot het afsterven van de individuele, menselijke betrokkenheid.’

Frans Wuytack: 'In mijn werk vind je geen vlaggen of grenzen, maar handen: die hebben we allemaal, ongeacht kleur of afkomst.'

‘Verzet behoort tot de diepste krachten en intuïties van de mens, maar het wordt voortdurend onderdrukt.'

In het leven van Frans Wuytack is solidariteit in elk geval een zaak van volledige inzet geworden, met alle risico’s voor lijf en leden die daarmee kunnen samenhangen. Frans belandde meer dan eens in wat hij 'de keef' noemt: de isoleercel in Franco’s Spanje, de gevangenissen van het repressieve regime in Venezuela... Misschien, opper ik, spreken we beter over verzet dan over solidariteit?

‘Zeker’, antwoordt hij. ‘Verzet behoort tot de diepste krachten en intuïties van de mens, maar het wordt voortdurend onderdrukt. Ook door de gemeenschap, de traditie, de instituties. Verzet is een spontane reactie bij het ervaren van onrecht, niet alleen tegen jezelf maar ook tegen anderen in je omgeving.'

'Verzet gaat vaak in tegen de rationele argumenten van de goegemeente. Maar wat begint als een kansloze beweging, kan uitgroeien tot een massa en dus tot de motor voor echte verandering. Verzet is een sprong en je weet dat je alles kan verliezen: je vrijheid, je leven.’

Wat gaf hem de kracht om die risico’s te lopen en de sprong telkens weer te wagen? Op die vraag volgt een ontwapenend simpel antwoord: ‘Ik hield van de mensen. En dus volstond het niet hen te steunen vanaf de zijlijn. Ik wou op hetzelfde pad lopen, naast hen staan, bij hen zijn.’ Dat resulteerde in radicale keuzes, en in het einde van zijn priesterschap. ‘Ik ben niet weggegaan. Ik ben buitengegooid.’

Moeilijke vragen

Frans Wuytack heeft een hoog knuffelgehalte, dankzij de authentieke combinatie van eerlijkheid en strijdbaar engagement. Maar hij weet zelf ook dat hij niet altijd een makkelijke kameraad was.

Hij citeert een commandante uit de guerrillabeweging waar hij zich als priester bij aansloot: ‘Frans aanvaardde geen gezag in de kerk, en hij aanvaardt geen gezag bij de guerrilla. Hij gaat altijd zijn eigen weg.’ Al is Wuytack het zeker met dat laatste niet helemaal eens: ‘Ik ga niet mijn eigen weg, ik ga de weg die mensen mij tonen. Daarom stelde ik altijd pijnlijke vragen.’

‘Er was een moment dat we ingesloten waren door het leger en ons voorbereidden op een preventieve aanval. Ik vroeg de commandant of hij wist wie er aan de andere kant zat. Hij reageerde verontwaardigd: “Soldaten, natuurlijk. Fascisten!” Maar ik antwoordde: “Neen. Het zijn jongens uit de barrio.” Dat wist ik, omdat ik zo vaak gesneuvelde soldaten had moeten begraven in de barrio’s.

Dat besef, dat ook je tegenstanders mensen zijn, dat mogen we nooit uit het oog verliezen. Je kan in het oerwoud jaren vechten voor het volk en tegelijk het contact met het volk verliezen. Je kan een revolutie niet doen slagen door enkel de andere kant te verslaan, je moet die integendeel overtuigen van het gelijk van de revolutie.’

Maar eet niet elke revolutie zelfs haar eigen kinderen op?, vraag ik. Is hij zelf soms teleurgesteld in opstanden of bewegingen waar hij aan deelnam of die hij steunde? ‘Niet in de opstand zelf’, antwoordt hij. ‘Soms wel in deze of gene kameraad. Maar ook dan bleef ik altijd geloven dat het een tijdelijke inzinking was. Dat hij tijd nodig had om terug op het juiste pad te raken. Ik kon niet vechten vanuit het geloof in de mens en dan dat geloof verliezen bij de eerste de beste vergissing.’

In een gewapende strijd is vaak erg weinig ruimte voor rust, wachten en vertrouwen, werp ik op. Wuytack beaamt dat probleem. Maar het heeft hem er nooit van weerhouden, zegt hij, om te blijven geloven in de kracht van het volk.

De essentie zichtbaar maken

Beeldhouwen was voor Frans Wuytack geen late roeping, niet een vorm van expressie die na de actie kwam. ‘Ik ging al naar de academie toen ik tien jaar was’, zegt hij. Waarna hij toevoegt dat het zijn ouders minder te doen was om een artistieke opleiding voor hun kinderen maar meer om een paar uren rust voor zijn moeder.

‘Ik ben er daarna van overtuigd geraakt dat de mens drie manieren heeft om de werkelijkheid te benaderen: wetenschap, kunst en religie. Daarom ben ik de artistieke mogelijkheden gaan exploreren met poëzie, toneel en sculpturen.’

Misschien, suggereer ik, combineert kunst het materiële van de wetenschap en het transcendente van religie? Wuytack: ‘Dat denk ik wel. De abstracte schilder Kandinsky zegt dat kunst de onzichtbare essentie van de dingen zichtbaar maakt. Al te vaak lopen we voorbij aan de dingen die er echt toe doen: de mensen, de bomen, onszelf. We weten vaak niet wie we echt zijn.'

'Maar zoals religie misbruikt wordt door de macht, zo wordt kunst misbruikt door de commercie. En zoals religie gebruikt wordt om mensen te verdelen in godsdiensten en gemeenschappen, zo is ook de kracht van kunst om mensen samen te brengen altijd in gevaar.’

‘De farao die we moeten bestrijden, zit in onszelf. Voortdurend knielen mensen voor de farao, of dat nu Poetin of Trump of een andere heerser is.'

Later komt hij terug op de verstikkende invloed van de Kerk, die mensen altijd maar naar de hemel deed kijken en verlangen, opdat ze zouden vergeten dat ze op aarde leven en hoe dat leven er hier uitziet. Ik vraag of we beter af zijn nu de hemel uit ons bestaan verdwenen is. Wuytack schudt het hoofd: ‘Door alleen naar onze eigen voeten en de aarde waarop die staan te staren, worden we ook niet wijzer. We moeten naar elkaar kijken. Dan beseffen we ook dat we elkaar niet moeten bestrijden en doden, maar elkaar helpen.’

De farao in onszelf

De terugkeer van de mens, Wuytacks tentoonstelling in de Gents Sint-Niklaaskerk, is opgebouwd in drie delen. Deel één stelt dat vrede de enige nooduitgang is die de mensheid heeft. Deel twee focust op de uittocht, op het feit dat we samen onderweg zijn naar een betere wereld.

Deel drie vertrekt van Martin Niemöllers bekende uitspraak over de noodzaak om het op te nemen voor anderen. De Duitse theoloog dichtte vanuit de concentratiekampen:

‘Toen de nazi's de communisten arresteerden, heb ik gezwegen; ik was immers geen communist. Toen ze de sociaaldemocraten gevangenzetten, heb ik gezwegen; ik was immers geen sociaaldemocraat. Toen ze de vakbondsleden kwamen halen, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen vakbondslid. Toen ze de Joden opsloten, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen Jood. Toen ze mij kwamen halen was er niemand meer, die nog protesteren kon.’

In Wuytacks expo De terugkeer van de mens staat de exodus centraal: de mogelijkheid van mensen om op te staan uit hun verdrukking en samen de lange tocht naar het beloofde land te ondernemen.

De bevrijdingstheologie?

Het verbaast me niet, zeg ik, dat de uittocht, de exodus, centraal staat in de opbouw van de tentoonstelling. Dat was tenslotte ook het Bijbelverhaal waarop de bevrijdingstheologie steunde: de mogelijkheid van mensen om op te staan uit hun verdrukking en samen de lange tocht naar het beloofde land te ondernemen. Welke farao moet er vandaag bestreden worden? Uit welke slavernij moeten wij opstaan?

Wuytack: ‘De farao die we moeten bestrijden, zit in onszelf. Voortdurend knielen mensen voor de farao, of dat nu Poetin of Trump of een andere heerser is. Alsof mensen zelf en samen niets zouden kunnen. We zijn met miljoenen, waarom kijken we dan op naar de farao? De exodus is niet enkel een kwestie van individueel verzet, maar vooral van saamhorigheid. Het is samen dat we verdrukking kunnen bestrijden.’

En wat is de slavernij vandaag? ‘Alles wat ons ontmenselijkt. Het kapitalisme, het militarisme, het racisme. Onze uittocht vraagt moed en kracht, maar we moeten echt opstaan en terugkeren naar het menselijke.’

‘De haat voor migranten vandaag is vergelijkbaar met de minachting voor arbeiders vroeger, toen ze “fabrieksratten” genoemd werden door de betere burgerij.'

De terugkeer van de mens beschríjft de wereld niet, want net het onmenselijke lijkt bezig aan een terugkeer, met haat en discriminatie, uitbuiting en oorlog. De titel roept de mensen op tot verzet en tot daden, om een andere wereld mogelijk te maken. Wuytack heeft geen talent voor onverschilligheid, zegt hij. ‘Je kan je niet neerleggen bij de slavernij. We moeten de andere kant op. Een uittocht om terug te keren. Naar de menselijkheid die onze natuurlijke staat is.’

De grootste kunst

Dat mensen vanuit zichzelf geneigd zijn tot menselijkheid is hoopvol maar misschien ook wel een halve illusie, probeer ik nog. De aantrekkingskracht van het Vlaams Belang zit toch in de belofte aan witte Vlamingen dat zij beter zijn en behandeld zullen worden dan migranten? De aantrekkingskracht van IS zit in de overtuiging dat moslims uitverkoren zijn. Telkens opnieuw blijken mensen op zoek naar anderen op wie ze kunnen neerkijken, toch?

‘Dat klopt’, reageert hij. ‘De haat voor migranten vandaag is vergelijkbaar met de minachting voor arbeiders vroeger, toen ze “fabrieksratten” genoemd werden door de betere burgerij. Mensen willen zoveel mogelijk lijken op de farao en plaatsen zichzelf daarom op een piëdestal, van waar ze kunnen neerkijken op anderen. Het maakt deel uit van onze slavernij.’

We zijn nooit veroordeeld tot aanvaarding van die slavernij, onderlijnt Frans Wuytack. Elke vezel in zijn negentigjarige lichaam verzet zich tegen onverschilligheid, aanvaarding of onderwerping. En elk beeld dat hij creëert, is als een brandend braambos dat oproept tot opstand. Maar wanneer ik het woord kunstenaar gebruik, schudt hij het hoofd en voegt hij nog een laatste citaat aan ons gesprek toe. ‘De grootste kunst is van de mensen te houden, zei Vincent Van Gogh.’

En daarna waait het in de eikenboom. Het klinkt als de Zwerversliefde van Roland Horst:
‘(...) Wij zijn maar als de blaren in de wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind -

En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn...'

Expo: De terugkeer van de mens is gratis te bezoeken in de Sint-Niklaaskerk in Gent.

  • In de openingsweek (22 tot 29 september) is de expo elke dag open van 10 tot 18 uur.

  • Daarna is de tentoonstelling enkel open op vrijdag, zaterdag en zondag van 10 tot 17 uur, tot en met 10 november.

Zanger Stef Bos en Frans Wuytack openen de expo op zaterdag 21 september om 20 uur met poëzie en muziek. Inschrijven kan op de website van Vrede vzw.

Het levensverhaal van Frans Wuytack, Persona non grata, geschreven door zijn dochters Serena en Maya Wuytack, werd recent heruitgegeven door EPO Uitgeverij.

Persona non grata is ook de titel van een internationaal gelauwerde documentaire door zijn zoon Fabio Wuytack.