In India moeten kunstenaars op hun woorden en voorstellingen letten
Theatermaakster Zuleikha Chaudhari: ‘Ik wil niet het zwijgen opgelegd worden’
© Gie Goris
© Gie Goris
Er is een verband tussen de nieuwe regering in India en een afgelaste theatervoorstelling in Brussel: de onzichtbaar wordende moslim. Gie Goris sprak met theatermaakster Zuleikha Chaudhari over artistieke risico’s en alledaags meerderheidsdenken.
De moeder aller verkiezingen in India leverde begin juni een verrassend resultaat op: de hindoenationalistische BJP van premier Narendra Modi verloor 63 zetels en heeft andere partijen nodig om aan de macht te blijven.
Zuleikha Chaudhari heeft er een hard hoofd in als ik haar half juni vraag hoe ze die verkiezingsuitslag leest. ‘Het is nog veel te vroeg om te weten of de electorale afstraffing van de BJP en de vorming van een coalitieregering tot democratisch herstel zal leiden’, zegt ze.
Komt er een andere omgang met de oppositie? Meer ruimte voor kritiek en dissidente stemmen? Chaudhari vreest ervoor. ‘De BJP staat zeker meer onder druk, maar de kans is groot dat de polarisering én de repressie verder escaleren, minstens op de korte termijn.’ Ze verwijst onder andere naar het feit dat schrijfster Arundhati Roy vervolgd wordt onder de draconische antiterrorismewet, voor uitspraken die ze in 2010 deed over Kasjmir. ‘Zichtbare critici zullen nog harder aangepakt worden’, vreest ze.
Chaudhari leidt in Delhi de Alkazi Theatre Archives, een archief van modern Indiaas theater, dat deel uitmaakt van de Alkazi Foundation for the Arts. Het archief onderzoekt wat theater – de tekst, de productie, de programmatie, de ontvangst – vertelt over de tijd waarin het geproduceerd wordt. Daarnaast focust haar eigen werk op de relatie tussen wet en voorstelling, tussen gerecht en theater.
‘Ik voer rechtszaken op’, zegt ze. ‘Omdat theater en gerecht heel wat kenmerken delen. Het zijn beide voorstellingen waarin het onbestaande denkbaar wordt en waarin dat vormgegeven wordt voor de toekomst.’
Het beeld van “de Andere”
Het was een collega van MO* die me signaleerde dat het Kunstenfestivaldesarts dit voorjaar een voorstelling programmeerde die me wellicht zou interesseren: The Muslim Vanishes, door de Indiase theatermaakster Zuleikha Chaudhari, op basis van een tekst van Saeed Naqvi.
Alleen: de voorstelling was afgelast. Het leek wel opgezet spel, een politieke performance: eerst een stuk op de affiche zetten dat over de verdwijnende moslim gaat, en dan dat stuk zelf laten verdwijnen. Dat dit alles gebeurde midden de sterk gemediatiseerde nationale verkiezingen in India maakte het extra intrigerend.
The Muslim Vanishes is het derde luik van een trilogie waaraan Chaudhari werkt. De trilogie probeert inzicht te krijgen in de manier waarop moslims in India tot “de Andere” gemaakt werden, tot vreemden in hun eigen land.
‘Ik kies voor echte rechtszaken omdat het verdwijnen van de moslims uit het openbare leven ook niet fictief is, maar reëel. Trager, gedeeltelijk onopgemerkt, maar reëel.’
Het eerste deel van de trilogie gaat over het proces dat de Britse East India Company in 1858 voerde tegen Bahadur Shah Zafar, de laatste keizer van de Mogols in India (een van oorsprong Centraal-Aziatische islamitische dynastie die grote delen van India controleerde tussen 1526 en 1858, red.).
Het tweede deel vertrekt van een volkstribunaal dat plaatsvond in Kasjmir, tussen 2009 en 2012. Sinds de onafhankelijkheid claimt zowel India als Pakistan het gebied in de Himalaya. Beide landen controleren een deel van het oorspronkelijke grondgebied, net als China. Sinds 1980 woedt er in Indiaas Kasjmir een gewapende opstand tegen de Indiase staat.
Telkens staat één vraag centraal: wie bepaalt of je soeverein dan wel onderdaan bent? Wat telt als bewijs, als getuigenis? Welke taal en welke argumenten acht het Hof toelaatbaar? Wat houden recht en gerechtigheid in?
Saeed Naqvi’s theatertekst bevat ook een (fictieve) rechtszitting, maar vertrekt van het “nieuws” dat alle moslims uit India onaangekondigd en onopgemerkt verdwijnen, samen met hun geschiedenis en erfgoed. Chaudhari wil in haar versie de fictieve rechtszaak vervangen door echte advocaten die bewijsmateriaal gebruiken uit hedendaagse rechtszaken die de voortschrijdende verwijdering van moslims uit het publieke leven in India zichtbaar maken.
‘Ik kies voor echte rechtszaken omdat het verdwijnen van de moslims uit het openbare leven ook niet fictief is, maar reëel. Trager, gedeeltelijk onopgemerkt, maar reëel’, zegt ze half mei, tijdens een lang gesprek in Brussel.
Een still uit de voorstelling The Muslim Vanishes van theatermaakster Zuleikha Chaudhari.
© Zuleikha Chaudhari
De tekst van Naqvi werd in India gepubliceerd en bediscussieerd. Wat houdt u dan tegen om de voorstelling in Brussel uit te proberen?
Zuleikha Chaudhari: De verkiezingen zorgen ervoor dat zelfs de kleinste fricties grote gevolgen kunnen hebben. Zowel acteurs, advocaten als andere betrokkenen voelden aan dat ze een risico zouden lopen door deze voorstelling nu op scène te brengen. Er zijn in het verleden heel wat voorbeelden van voorstellingen die verstoord werden of mensen die opgepakt werden. Het was dus een strategische beslissing op aanraden van advocaten.
De tekst van Naqvi is uitdagend en provocatief. Hij wordt verteld vanuit het standpunt van twee tv-nieuwsankers die allebei hindoenationalisten zijn. De enige moslimstemmen in het stuk zijn historische figuren die getuigen over de mogelijke redenen waarom moslims de noodzaak voelden om te verdwijnen en die reflecteren op de vraag of ze zullen terugkeren.
In zekere zin die is die verbeelding op zich al problematisch, want waarom zouden moslims zelf willen verdwijnen? Waarom zouden ze allemaal naar Kasjmir willen gaan, zoals de tekst suggereert? Ik geloof niet dat iemand vrijwillig zijn toebehoren tot een groep of gemeenschap, zijn geschiedenis of thuis opgeeft.
‘Het beeld van de moslim als “de Andere” is breed gedeeld.’
Waarom vertrekken we niet van de tegenovergestelde veronderstelling, namelijk dat het uitwissen van moslims feitelijk onmogelijk is? Volgens mij moeten we af van het stilaan dominante narratief dat moslims evident “de Andere” zijn, indringers en zelfs verraders. De kernvraag voor mij is of de moslim verdwijnt of verwijderd wordt – zowel wettelijk, cultureel, historisch, politiek en uiteraard ook letterlijk.
Het ergste is overigens dat de wens om moslims uit te wissen niet langer alleen iets is van extreme hindoenationalisten aan de macht. Het hindoenationalistische meerderheidsdenken is deel gaan uitmaken van de overtuiging van heel veel mensen. De “moslim” geldt nu als iemand die door “goede burgers” van India gevreesd moet worden. Het beeld van de moslim als “de Andere” is breed gedeeld.
De gewraakte “Andere” is in Modi’s India niet alleen de moslim, maar ook de linkse activist, de opstandeling, de ongewenste dissident, de kritische journalist.
Zuleikha Chaudhari: “De Andere” is wel degelijk ruimer dan de moslim. Het is een begrip dat iedereen omvat die kritisch is voor de ideologie, praktijk of beleid van de huidige regering of van de Indiase staat.
Op 1 juli 2024 werd een nieuwe, “gedekoloniseerde” strafwet van kracht in India (de Bharatiya Nyay Samhita). Minister van Binnenlandse Zaken Amit Shah zei daarover bij de parlementaire bespreking in 2023: ‘Wij zijn een vrij land. Niemand zal achter de tralies belanden omdat hij een individu bekritiseert. Maar niemand zou zich tegen de natie mogen uitspreken. Ik geloof dat wie zich uitspreekt tegen het vaderland in de gevangenis hoort.’
Naqvi’s tekst probeert duidelijk te maken hoe en met welke argumenten minderheden en dissidenten tot “de Andere” gemaakt worden en hoe een “meerderheid” geproduceerd wordt uit diverse en soms tegengestelde groepen en belangen.
Het hele proces zorgt er trouwens niet alleen voor dat de botsende belangen binnen de “hindoegemeenschap” onzichtbaar worden. Het zorgt er evengoed voor dat de diversiteit binnen de “moslimgemeenschap” aan het oog onttrokken wordt.
Hindoetva (de politieke ideologie die van India een hindoestaat wil maken, red.) creëert identiteiten die uiteenvallen in duidelijke wij-zijtegenstellingen. Dat is op zich wonderlijk, want de hindoenationalistische ideologie is zelf opperkaste en noordelijk. Hindoetva heeft, met andere woorden, zelf betrekking op een minderheid. Zeker als je er ook nog eens klasse en gender aan toevoegt, want hindoetva is uitgesproken patriarchaal.
In de tekst van Saeed Naqvi komt dat ook aan bod als de vraag opgeworpen wordt of er in de nieuwe toestand – zonder moslims – wel of niet verkiezingen georganiseerd moeten worden. Of de hindoestem nog wel verenigd kan zijn zonder de Andere, dan wel of de lagekastenmeerderheid de opperkaste politieke elite nu zal afwijzen.
Indiase moslims lijken op de toenemende repressie vooral te reageren door te proberen onder de radar te blijven. Want wie opgemerkt wordt, moet de gevolgen vrezen.
Zuleikha Chaudhari: Dat klopt, maar opnieuw: de repressie geldt niet alleen voor moslims. De hamvraag vandaag is: wil je een directe confrontatie provoceren of zoek je naar nieuwe en indirecte manieren om de macht te bevragen, uit te dagen en te herdefiniëren? Wil je het risico lopen dat je het zwijgen opgelegd wordt? Of wil je een eigen verhaal blijven vertellen?
Met andere woorden: scheppende kunsten en vrije meningsuiting vormen een risico?
Zuleikha Chaudhari: Ja, maar dat betekent niet dat we zwijgen. In het beste geval helpen theater en andere kunstvormen ons om onszelf te verbinden met de geschiedenis of om die in vraag te stellen. Theater kan helpen om morele kennis en een weerbarstig geheugen te ontwikkelen omdat het de officieel erkende herinnering, zoals die door de staat geconstrueerd wordt, uitdaagt. Daarom is het een risico.
U zegt dat het nodig is om zorgvuldig te navigeren in de actuele context. Maar die context lijkt steeds minder ruimte te laten voor vrije en tegendraadse stemmen.
Zuleikha Chaudhari: Dat is waar, en niet alleen in India. Net daarom is het belangrijk om zo veel mogelijk te behouden van wat we verworven hebben: genoeg ruimte om onszelf te zijn, genoeg vrijheid om onze ideeën te delen, genoeg instellingen om individuen te ondersteunen.
Dat klinkt verstandig, maar de vraag is op een bepaald moment toch ook: mag het een beetje meer zijn? Wanneer wordt navigeren louter een vorm van individueel overleven en wanneer is het nodig om tot georganiseerd verzet over te gaan?
Zuleikha Chaudhari: Het is geen keuze tussen het eerste of het laatste. Ze gaan in elkaar over. Ik geloof, net als veel mensen, dat institutionele kritiek er wel degelijk toe doet. We moeten echt ook inzetten op het creëren en uitbouwen van netwerken, en werk maken van decentralisering en zelfredzaamheid, vooral op het vlak van financiering.
De praktijk van theater is uiteindelijk een kwestie van tonen wie je bent, waartoe je je bekent, wat je kijk op de wereld is. Iedereen spreekt of werkt vanuit een eigen standpunt. De vraag is of we die positie in vraag durven te stellen? Zijn we bereid de prijs daarvoor te betalen?
Het feit dat dit niet langer een strijd is tussen Modi en zijn hindoenationalisten enerzijds en minderheden, kritische media, middenveld en creatieve kunstenaars anderzijds compliceert de afweging. Het is vandaag een gevecht tussen mij en mijn buren. Dat maakt het extra ingewikkeld om te spreken over “georganiseerd verzet”, zeker voor wie artistiek werk maakt.
Een deel van de cast van de voorstelling The Muslim Vanishes van theatermaakster Zuleikha Chaudhari.
© Zuleikha Chaudhari
Enkele weken nadat de uitslag van de verkiezingen bekendgemaakt werden, bel ik Zuleikha Chaudhari opnieuw op. Ze is op dat moment in New York, maar volgt uiteraard op de voet wat er in India gebeurt.
Toen premier Modi begin juni zijn nieuwe regering van meer dan zeventig ministers voorstelde, bleek dat er geen enkele moslim bij was – een primeur voor onafhankelijk India. De moslim is blijkbaar letterlijk verdwenen, of beter: uitgesloten?
Zuleikha Chaudhari: De feiten spreken voor zich. Kort na de verkiezingen sloopten overheidsbulldozers in Andhra Pradesh elf huizen van moslimfamilies, terwijl de anonieme klacht over hun betrokkenheid bij illegale rundvleeshandel nog liep. Begin juni lynchte een menigte in Gujarat een jonge moslim na een cricketmatch. Een andere moslim werd gelyncht in Aligarh, Uttar Pradesh, op verdenking van diefstal. Twee moslims werden vermoord in Chhattisgarh omdat ze vlees vervoerden. En een BJP-politicus dreigde met volkenmoord tegen moslims in Delhi.
Het was de bedoeling de draad van de trilogie weer op te nemen. Lukt dat? Of blijft het risico te groot?
Zuleikha Chaudhari: Ik ga in elk geval verder met mijn werk, want de discussie over burgerschap, rechten van minderheden en hindoetva blijft belangrijk en urgent – meer dan ooit. Maar ik zal dat op een voorzichtige en weloverwogen manier blijven doen. Dit hele project is een getuigenis. Wie getuigt, neemt een standpunt in. En dat is wat ik wil doen, daarom ga ik door met dit project.
Met creatieve verbeelding blijven we nieuwe manieren zoeken om ons te verzetten tegen communautair denken en polarisering. Dat is een belangrijke bijdrage van kunstenaars aan de samenleving. Het is tegelijk noodzakelijk voor de artistieke vrijheid zelf. Maar aangezien de kans bestaat dat de hindoenationalisten de komende tijd nog onverdraagzamer worden, moeten we ons niet laten provoceren. Ook voor kunstenaars zijn strategische keuzes van levensbelang.